ECLI:NL:GHARL:2018:5381

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
12 juni 2018
Publicatiedatum
12 juni 2018
Zaaknummer
WAHV 200.228.424
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Wijma
  • Terhell
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding in verkeersboetezaak

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Den Haag, die op 28 september 2017 een beslissing heeft genomen in een verkeersboetezaak. De kantonrechter verklaarde het beroep van de betrokkene gegrond, vernietigde de beslissing van de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie en verklaarde het beroep tegen de inleidende beschikking ongegrond. De gemachtigde van de betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen deze beslissing. De procedure betreft de vraag of het hoger beroep tijdig is ingesteld, waarbij de beroepstermijn van zes weken in acht genomen moet worden.

De gemachtigde stelt dat het beroepschrift tijdig is ingediend, omdat de dag van verzending niet meegeteld zou moeten worden bij het berekenen van de beroepstermijn. Het hof oordeelt echter dat de termijn voor het instellen van hoger beroep is aangevangen op de dag na verzending van de bestreden beslissing, wat betekent dat de termijn eindigde op 23 november 2017. Het beroepschrift, gedateerd 24 november 2017, is pas op 29 november 2017 ter griffie ontvangen, wat buiten de termijn valt.

Het hof concludeert dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is en verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk. Dit betekent dat het hof niet in staat is om de bezwaren van de betrokkene tegen de beslissing van de kantonrechter te beoordelen. De uitspraak is gedaan door mr. Wijma, in tegenwoordigheid van Terhell als griffier, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

WAHV 200.228.424
12 juni 2018
CJIB 200876043
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Den Haag
van 28 september 2017
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [A] ,
voor wie als gemachtigde optreedt mr. [B] ,
advocaat te [A] .

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de door de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie namens de officier van justitie genomen beslissing gegrond verklaard, die beslissing vernietigd en het beroep tegen de inleidende beschikking ongegrond verklaard.

Het procesverloop

De gemachtigde van de betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld.
De gemachtigde van de betrokkene heeft desgevraagd nadere informatie toegezonden.
De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld een verweerschrift in te dienen. Hiervan is geen gebruik gemaakt.

Beoordeling

1. Ingevolge het bepaalde in artikel 14, eerste lid, van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften in verbinding met de artikelen 6:24, 6:7 en 6:8 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) dient het hoger beroep te worden ingesteld door het indienen van een beroepschrift binnen een termijn van zes weken, welke termijn aanvangt op de dag na die waarop een afschrift van de bestreden beslissing aan de betrokkene is toegezonden. Voorts bepaalt artikel 6:9 van de Awb dat het beroepschrift tijdig is ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen, alsmede dat bij verzending per post het beroepschrift tijdig is ingediend, indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
2. Blijkens de gedingstukken is de bestreden beslissing op 12 oktober 2017 aan de gemachtigde van de betrokkene toegezonden. De beroepstermijn eindigde derhalve op
23 november 2017. Het beroepschrift, gedateerd 24 november 2017, is blijkens het daarop geplaatste stempel op 29 november 2017 ter griffie van de rechtbank ontvangen.
3. De gemachtigde is van mening dat hij tijdig beroep tegen de beslissing van de kantonrechter heeft aangetekend, omdat de dag van verzending niet mag worden meegerekend bij het berekenen van de beroepstermijn. Nu het beroepschrift is gedateerd
24 november 2017, derhalve de laatste dag van de beroepstermijn, is het beroep - gelet op het bepaalde in artikel 6:9, tweede lid, Awb - tijdig ingesteld.
4. Anders dan de gemachtigde van de betrokkene kennelijk meent, is de termijn van zes weken waarbinnen beroep moet worden ingesteld in de onderhavige zaak aangevangen op de dag na die waarop een afschrift van de bestreden beslissing aan de betrokkene is toegezonden. Derhalve is de termijn aangevangen op 13 oktober 2017. Uitgaande van die datum eindigde de termijn voor het instellen van hoger beroep op 23 november 2017. Artikel 6:9, tweede lid, Awb strekt er niet toe om de beroepstermijn van zes weken met een week te verlengen, maar om de overschrijding van de beroepstermijn van zes weken als gevolg van de doorgaans haalbare verwerkingstijd door het postbedrijf van een tijdig ter post bezorgd beroepschrift niet voor rekening van de indiener van het beroep te laten komen. De omstandigheid dat bij verzending per post het beroepschrift niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen, is dan ook alleen relevant wanneer is komen vast te staan dat het beroepschrift voor het einde van de termijn ter post is bezorgd. Dat is hier – gelet op de datering van het beroepschrift, te weten 24 november 2017, dus buiten de termijn van zes weken - niet het geval.
5. Nu niet gebleken is dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is, moet het hoger beroep niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit houdt in dat het hof niet kan toekomen aan een beoordeling van de bezwaren van de betrokkene tegen de beslissing van de kantonrechter.

Beslissing

Het gerechtshof:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door mr. Wijma, in tegenwoordigheid van Terhell als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.