ECLI:NL:GHARL:2018:5417

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
12 juni 2018
Publicatiedatum
12 juni 2018
Zaaknummer
200.225.382
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming van een neutrale derde bewindvoerder in plaats van curatele en mentorschap

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 12 juni 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ondercuratelestelling van de betrokkene, die eerder door de kantonrechter was uitgesproken. De betrokkene, geboren op [geboortedatum], was onder curatele gesteld wegens haar lichamelijke en geestelijke toestand. De kantonrechter had Goedhart Bewind B.V. als curator benoemd. De betrokkene heeft in hoger beroep vijf grieven ingediend en verzocht om vernietiging van de eerdere beschikking, met als doel de ondercuratelestelling ongedaan te maken en in plaats daarvan een bewind te laten instellen.

Tijdens de mondelinge behandeling op 8 mei 2018 is de betrokkene in persoon verschenen, bijgestaan door haar advocaat, en ook de verweerder en andere belanghebbenden waren aanwezig. Het hof heeft vastgesteld dat de betrokkene in staat is haar niet-vermogensrechtelijke belangen zelf te behartigen, ondanks haar spraakstoornis als gevolg van een CVA. Het hof oordeelde dat de eerdere beslissing om de betrokkene onder curatele te stellen niet voldeed aan de wettelijke criteria en dat een minder ingrijpende maatregel, namelijk bewind, voldoende zou zijn.

Het hof heeft de beschikking van de kantonrechter vernietigd en Goedhart Bewind B.V. benoemd tot bewindvoerder. De beslissing houdt in dat de betrokkene onder bewind wordt gesteld, waarbij haar voorkeur voor een familielid als bewindvoerder niet wordt gevolgd, gezien de mogelijke belangenconflicten binnen de familie. De uitspraak is gedaan in het openbaar en is geregistreerd in het Centraal Curatele- en bewindregister.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.225.382
(zaaknummer rechtbank 5367425
beschikking van 12 juni 2018
inzake
[verzoekster],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in het principaal hoger beroep,
verweerster in het incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de betrokkene,
advocaat: mr. D. Vrolijks te Amersfoort,
en
[verweerder],
wonende te [woonplaats] ,
verweerder in het principaal hoger beroep,
verzoeker in het incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: [verweerder] ,
advocaat: mr. G.A.E.M. van Zinnicq Bergmann te Soest.
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:
Goedhart Bewind B.V.,
gevestigd te Hilversum,
verder te noemen: de bewindvoerder,
[belanghebbende 1],
wonende te [woonplaats] ,
verder te noemen: [belanghebbende 1] ,
en
[belanghebbende 2],
wonende te [woonplaats] ,
verder te noemen: [belanghebbende 2] ,
en
[belanghebbende 3],
wonende te [woonplaats] ,
verder te noemen: [belanghebbende 3] .
1. Het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland, Bewindsbureau, locatie Utrecht, van 14 juni 2017, uitgesproken onder voormeld zaaknummer, verder ook te noemen: de bestreden beschikking.

2 Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het beroepschrift, ingekomen op 7 september 2017
  • het verweerschrift tevens incidenteel hoger beroep en
  • het verweerschrift in het incidenteel hoger beroep.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 8 mei 2018 plaatsgevonden. De betrokkene is in persoon verschenen, bijgestaan door haar advocaat. [verweerder] is eveneens in persoon verschenen, bijgestaan door zijn advocaat. Namens de bewindvoerder zijn J. Liem en T. Meeus verschenen. Voorts zijn in persoon verschenen: [belanghebbende 1] en [belanghebbende 2] . [belanghebbende 3] is behoorlijk opgeroepen, maar niet verschenen.

3.De feiten

3.1
Betrokkene is geboren op [geboortedatum] .
3.2
Bij beschikking van 1 mei 2017 heeft de kantonrechter betrokkene onder curatele gesteld wegens haar lichamelijke of geestelijke toestand, Goedhart Bewind B.V. tot curator benoemd en de beloning vastgesteld op de tarieven die hiervoor zijn bepaald.
3.3
In de bestreden beschikking heeft de kantonrechter betrokkene eveneens onder curatele gesteld wegens haar lichamelijk of geestelijke toestand, Goedhart Bewind B.V. tot curator benoemd en de beloning vastgesteld op de tarieven die hiervoor zijn bepaald.

4.De omvang van het geschil

4.1
Betrokkene is met vijf grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. Deze grieven beogen het geschil in hoger beroep in volle omvang aan het hof voor te leggen. Betrokkene verzoekt in het principaal hoger beroep het hof, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, voormelde beschikking van 1 mei 2017 (naar het hof begrijpt, gelet op de onder 4 gestelde in het beroepschrift, de beschikking van 14 juni 2017) te vernietigen en
primair:
alsnog hetgeen [verweerder] en [belanghebbende 1] in eerste aanleg hebben verzocht af te wijzen als zijnde rechtens ongegrond en onbewezen;
subsidiair:
het in eerste aanleg gedane voorwaardelijke zelfstandige verzoek toe te wijzen, met benoeming van [belanghebbende 2] tot curator, dan wel bewindvoerder en/of mentor;
meer subsidiair:
tot bewindvoerder te benoemen Goedhart Bewind te Hilversum, meer in het bijzonder de heer J. Liem namens Goedhart Bewind
.
4.2
[verweerder] voert verweer in het principaal hoger beroep en is op zijn beurt in hoger beroep gekomen. Hij verzoekt het hof betrokkene in haar verzoek in hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren, althans (subsidiair) dit verzoek af te wijzen en in incidenteel hoger beroep de bestreden beschikking te bekrachtigen, zo nodig onder verbetering van gronden, althans meer subsidiair het vermogen van betrokkene onder bewind te stellen en een mentorschap in te stellen met benoeming van een onafhankelijk, professionele bewindvoerder en mentor, Goedhart Bewind B.V., gevestigd te Hilversum, althans de heer J. Liem, werkzaam bij Goedhart Bewind B.V., dan wel een door het hof aan te wijzen persoon.
4.3
Betrokkene voert verweer in het incidenteel hoger beroep en verzoekt het hof [verweerder] in zijn voorwaardelijk incidenteel hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren, althans dit incidenteel beroep af te wijzen als zijnde rechtens ongegrond en onbewezen.
4.4
Het hof zal de grieven in principaal en incidenteel hoger beroep gezamenlijk beoordelen.

5.De motivering van de beslissing

Het wettelijk kader
5.1
Ingevolge artikel 1:378 lid 1 sub a van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan een meerderjarige door de kantonrechter onder curatele worden gesteld, wanneer hij tijdelijk of duurzaam zijn belangen niet behoorlijk waarneemt of zijn veiligheid of die van anderen in gevaar brengt, als gevolg van
zijn lichamelijke of geestelijke toestand, dan wel
gewoonte van drank- of drugsmisbruik,
en een voldoende behartiging van die belangen niet met een meer passende en minder verstrekkende voorziening kan worden bewerkstelligd.
5.2
Op grond van artikel 1:431 lid 1 BW kan de kantonrechter, indien een meerderjarige als gevolg van
zijn lichamelijke of geestelijke toestand, dan wel
verkwisting of het hebben van problematische schulden,
tijdelijk of duurzaam niet in staat is ten volle zijn vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen, een bewind instellen over één of meer van de goederen die hem als rechthebbende toebehoren of zullen toebehoren.
5.3
Op grond van 1:435 lid 3 BW volgt de rechter bij de benoeming van de bewindvoerder de uitdrukkelijke voorkeur van de rechthebbende, tenzij gegronde redenen zich tegen zodanige benoeming verzetten. Ingevolge het vierde lid van voornoemd artikel wordt, tenzij lid 3 is toegepast, indien de rechthebbende is gehuwd, een geregistreerd partnerschap is aangegaan of anderszins een levenspartner heeft, bij voorkeur de echtgenoot, geregistreerd partner, dan wel een andere levensgezel tot bewindvoerder benoemd. Is het voorgaande niet van toepassing, dan wordt bij voorkeur een van zijn ouders, kinderen, broers of zusters tot bewindvoerder benoemd.
5.4
Ingevolge artikel 1:450 lid 1 BW kan de kantonrechter indien een meerderjarige als gevolg van zijn geestelijke of lichamelijke toestand tijdelijk of duurzaam niet in staat is of bemoeilijkt wordt zijn belangen van niet-vermogensrechtelijke aard zelf behoorlijk waar te nemen, een mentorschap instellen.
De standpunten van partijen
5.5
Betrokkene stelt dat zij contact heeft gehad met het Bewindsbureau in de rechtbank Midden-Nederland te Utrecht en dat haar daar is uitgelegd dat de beschikking van de kantonrechter van 14 juni 2017, welke beschikking pas op 19 juli 2017 is verzonden, in de plaats komt van de beschikking van 1 mei 2017. Als reden daarvoor werd gegeven dat de beschikking van 1 mei 2017 niet was gemotiveerd en daarom niet voldeed aan de vereisten van artikel 230 lid 1 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
Betrokkene voert aan dat het verzoek van de zoon tot ondercuratelestelling ten onrechte door de kantonrechter is toegewezen. Er is strijd tussen haar en tussen de kinderen ontstaan over een aan haar toebehorend bedrijfsterrein in Soest dat tot medio 2016 door de vennootschap van [verweerder] werd gehuurd. Zij wilde de huurovereenkomst die [verweerder] haar had voorgelegd voor de nieuwe huurder niet ondertekenen, omdat zij vond dat eerst bodemonderzoek moest worden uitgevoerd. Ten gevolge van de strijd hierover heeft zij geen contact meer met [verweerder] , haar vertrouwen in hem is ernstig geschaad.
Ten onrechte heeft de kantonrechter overwogen dat zij in verband met haar beperkingen en de strijd binnen de familie niet meer in staat is in alle rust haar gedachten voor zichzelf duidelijk te maken. Bovendien is dit geen reden voor een dermate verstrekkende maatregel die de ondercuratelestelling is. Hiermee is inbreuk gemaakt op haar grondrechten.
In 1989 heeft zij een cerebro vasculair accident (CVA) gehad en ten gevolge daarvan kampt zij met een taalstoornis. Haar spraak is zeer beperkt en lezen en schrijven gaat moeilijk, maar zij begrijpt de taal wel goed. Haar geheugen is niet beschadigd en zij is in staat om zelfstandig te wonen. [belanghebbende 3] woont in het appartement naast haar en helpt haar regelmatig. [belanghebbende 2] helpt haar bij administratieve en financiële aangelegenheden. Vroeger heeft [belanghebbende 1] dat lange tijd gedaan. Betrokkene heeft ook een rijbewijs en maakt gebruik van een aangepaste auto. Ondanks de taalproblemen waarmee zij kampt is zij wel in staat om te communiceren. Ter onderbouwing legt zij een verklaring van de huisarts en de fysiotherapeut over. Zij betwist dat sprake is van een ernstig geestelijke handicap, zoals [verweerder] in eerste aanleg heeft aangevoerd. In een brief van [verweerder] aan haar van 17 juni 2015 geeft hij nog aan dat hij vindt dat zij zelf haar mening kan bepalen en dat de familie haar wensen moet respecteren. Nu ligt dat dus kennelijk anders en wil hij haar buitenspel zetten. De stelling van [verweerder] dat sprake is van een borgstelling voor [belanghebbende 3] is onjuist. Het appartement van [belanghebbende 3] is eigendom van haar en [belanghebbende 3] , ieder voor de onverdeelde helft. Daarnaast heeft zij een extra deel van het onderhoud aan het balkon van [belanghebbende 3] voldaan. Zij heeft er belang bij dat [belanghebbende 3] naast haar woont en stelt dat zij over haar eigen geld mag beschikken zoals zij dat wil.
Tot slot stelt betrokkene dat niet duidelijk is waarom geen bewind of mentorschap is uitgesproken en waarom haar voorkeur in de te benoemen persoon niet is gevolgd.
5.6
[verweerder] stelt dat betrokkene niet ontvankelijk is in haar verzoek. De beschikking van 1 mei 2017 is onherroepelijk geworden en niet vervallen door de bestreden beschikking die naderhand is gegeven.
Voorts stelt hij dat betrokkene haar handicaps bagatelliseert. Zij kan niet spreken, schrijven en begrijpend lezen, zij mist de functie van haar rechterhand en inhoudelijk overleg met haar is onmogelijk. Betrokkene is niet in staat haar wil te uiten. Zij is in een gesprek afhankelijk van de hulp van haar kinderen en kan soms antwoorden met een ja of een nee.
De situatie wordt bemoeilijkt door de slechte verstandhouding tussen de kinderen onderling. Volgens [verweerder] is betrokkene beïnvloed door [belanghebbende 3] en [belanghebbende 2] . Hij wordt met zijn vrouw en kinderen door [belanghebbende 3] en [belanghebbende 2] van betrokkene afgesloten. Er is in het verleden onopzettelijk sprake geweest van een onjuiste boeking € 50.000,- en die heeft hij hersteld. Er is door niemand gesteld dat sprake zou zijn van wanbeheer of malversaties.
De kantonrechter heeft gemotiveerd dat op grond van de geestelijke en lichamelijk stoornissen en de daarmee gepaard gaande beperkingen betrokkene niet in staat is haar belangen behoorlijke waar te nemen en dat een ondercuratelestelling noodzakelijk is, alsmede dat betrokkene gebaat is bij een onafhankelijke derde als curator. Voor de beloning van de curator heeft de kantonrechter verwezen naar hetgeen in art 1:383 lid 7 BW en de regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren is bepaald.
Het oordeel van het hof
5.7
Het hof is ten aanzien van de bestreden beschikking van 14 juni 2017 van oordeel dat betrokkene aannemelijk heeft gemaakt dat niet is voldaan aan de wettelijke criteria die zijn gesteld in art. 1:378 lid 1 sub a BW om een curatele uit te kunnen spreken. Het hof is van oordeel dat slechts genoegzaam is gebleken dat betrokkene haar belangen van vermogensrechtelijke aard niet meer voldoende kan behartigen en dat voldoende behartiging van die belangen met een passende en minder verstrekkende voorziening, te weten de onderbewindstelling, kan worden bewerkstelligd. Betrokkene heeft aannemelijk gemaakt dat zij in staat is haar belangen van niet-vermogensrechtelijke aard zelf behoorlijk waar te nemen, zodat het instellen van een mentorschap niet nodig is.
Overwegingen ten aanzien van het mentorschap
5.8
Uit de verklaring van de huisarts en de fysiotherapeut kan worden afgeleid dat betrokkene voldoende in staat is om haar niet vermogensrechtelijke belangen zelf te behartigen. De huisarts van betrokkene heeft een schriftelijke verklaring afgegeven op 24 februari 2017 waarin wordt vermeld dat bij betrokkene ten gevolge van het CVA letsel van het spraakcentrum is ontstaan en betrokkene afasie heeft, maar dat haar begrip niet is gestoord. De huisarts heeft geen mentale beperkingen bemerkt en is van mening dat de cognitieve waarneming van betrokkene niet is verstoord. De fysiotherapeut verbonden aan de praktijk waar betrokkene tweemaal per week deelneemt aan oefeningen in de oefenzaal verklaart in zijn brief van 24 februari 2017 eveneens dat de communicatie met betrokkene ondanks haar ziektebeeld prima verloopt en dat er cognitief niets is op betrokkene is aan te merken.
De curator heeft tijdens de mondelinge behandeling gesteld dat hij wat betreft aangelegenheden van niet-vermogensrechtelijke aard op dit moment aan de zijlijn staat. De zorg voor betrokkene is goed geregeld en zij is wat dat betreft redelijk autonoom. Hij ziet op dit moment geen aanleiding om zich ergens in te mengen. Indien er beslissingen moeten worden genomen omdat bijvoorbeeld de gezondheid van betrokkene verslechtert dan zouden tegengestelde belangen tussen de kinderen van betrokkene kunnen ontstaan.
Betrokkene is tijdens de mondelinge behandeling bij het hof in persoon verschenen. Het hof heeft geconstateerd dat het betrokkene, gelet op haar onvermogen om zich middels spreken te uiten, veel moeite kost om antwoord te geven op open vragen en dat dit niet altijd mogelijk is, maar dat betrokkene wel in staat is om gesloten vragen congruent te bevestigen of te ontkennen. Het hof heeft de indruk dat betrokkene al hetgeen ter zitting is besproken heeft begrepen. Zij heeft haar belangen van niet-vermogensrechtelijke aard altijd zelf behartigd sedert het CVA en niet gesteld of gebleken is dat haar toestand de afgelopen jaren is verslechterd.
De noodzaak om een familielid of neutrale derde te benoemen die haar belangen van niet-vermogensrechtelijke aard voor haar gaat waarnemen, ontbreekt. Het hof verwacht niet dat de kinderen van betrokkene, mocht haar fysieke toestand daartoe aanleiding (gaan) geven, niet gezamenlijk tot een voor betrokkene goede afweging en besluitvorming kunnen komen.
Overwegingen ten aanzien van het bewind
5.9
Uit de stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling aan de orde is geweest, leidt het hof af dat betrokkene zaken van vermogensrechtelijke aard na het CVA altijd zelf heeft geregeld, zo nodig met ondersteuning. Tot de digitalisering van de banken een feit werd, gebruikte zij acceptgiro’s, maar sinds bankzaken met behulp van de computer moeten worden geregeld, heeft [belanghebbende 1] haar ondersteund bij het regelen van haar bankzaken. De laatste jaren heeft [belanghebbende 2] deze ondersteuning voor haar rekening genomen. Het hof concludeert dan ook dat betrokkene niet in staat is om haar bankzaken geheel zelfstandig te regelen.
Verder is gebleken dat de financiële situatie van betrokkene specifieke kennis van vermogensrechtelijke aard vraagt, nu zij een bedrijfspand bezit dat kan worden verhuurd. Over deze kennis beschikt betrokkene in onvoldoende mate. Dat hierover een strijd tussen [verweerder] en [belanghebbende 1] tegenover [belanghebbende 3] en [belanghebbende 2] is ontstaan, maakt het zicht op de (financiële) situatie van betrokkene nog gecompliceerder.
De curator heeft tijdens de mondelinge behandeling bij het hof verklaard dat de financiële situatie van betrokkene op orde is, maar dat met name aan het zakelijke beheer van het bedrijfspand van betrokkene haken en ogen zitten. Er bestaat een wens om dat pand te verkopen, maar het overleg daarover met betrokkene en haar kinderen verloopt problematisch. De curator ervaart verder dat bij betrokkene veel weerstand bestaat tegen de ondercuratelestelling. De curator zal betrokkene echter zeker niet beknotten in de uitgaven die zij ten behoeve van zichzelf wil doen, zoals bestedingen voor kleding, voor het autogebruik en voor sociale contacten. Behalve het feit dat de administratie nu door iemand anders wordt verricht, is er sedert de ondercuratelestelling volgens de curator niets veranderd in het leven van betrokkene.
Omdat voldoende kennis omtrent haar vermogensrechtelijke aangelegenheden bij betrokkene ontbreekt en sprake is van tweespalt in de familie, is betrokkene onvoldoende in staat haar belangen op dit punt behoorlijk waar te nemen.
5.1
Nu de kinderen van betrokkene mogelijk tegengestelde belangen hebben bij de wijze van beheer van het vermogen van de betrokkene, is het noodzakelijk dat betrokkene niet door één van de kinderen maar door een neutrale derde wordt bijgestaan in het beheer en de afhandeling van haar financiële zaken. Daarom zal het hof de voorkeur van betrokkene om [belanghebbende 2] tot bewindvoerder te benoemen niet volgen. Nu betrokkene meer subsidiair verzocht heeft om in dat geval Goedhart Bewind, meer in het bijzonder de heer J. Liem namens Goedhart Bewind te benoemen, zal het hof dit meer subsidiaire verzoek toewijzen als na te melden.

6.De slotsom

6.1
Op grond van het hiervoor overwogene zal het hof de bestreden beschikking van 14 juni 2017 vernietigen en Goedhart Bewind BV benoemen tot bewindvoerder.
6.2
Met betrekking tot de beschikking van 1 mei 2017, waarin de kantonrechter eveneens de ondercuratelestelling van betrokkene heeft uitgesproken, overweegt het hof dat, wat er ook zij van de relevantie van deze beschikking gelet op de latere beschikking, die (eventuele) curatele grond van artikel 1:389 lid 1 sub c. BW eveneens eindigt nu er bewind als bedoeld in titel 19 wordt ingesteld.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, Bewindsbureau, locatie Utrecht, van 14 juni 2017 met ingang van 12 juni 2018, en opnieuw beschikkende:
ontslaat met ingang van 12 juni 2018 Goedhart Bewind B.V., Postbus 1073, 1200 BB te Hilversum als curator van de betrokkene;
bepaalt dat de griffier conform artikel 1:390 BW zal zorgdragen voor bekendmaking van deze beschikking in de Staatscourant;
stelt met ingang van 12 juni 2018 de goederen die toebehoren of zullen toebehoren aan [verzoekster] , geboren te Roermond op [geboortedatum] , onder bewind;
benoemt tot bewindvoerder met ingang van 12 juni 2018: Goedhart Bewind B.V., Postbus 1073, 1200 BB te Hilversum;
bepaalt dat deze uitspraak door de griffier wordt ingeschreven in het openbare Centraal Curatele- en bewindregister;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.B. de Groot, R. Krijger en T. ter Brugge, bijgestaan door de griffier, is bij afwezigheid van de voorzitter getekend door mr. Krijger en is op 12 juni 2018 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.