ECLI:NL:GHARL:2018:5466

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
11 juni 2018
Publicatiedatum
13 juni 2018
Zaaknummer
WAHV 200.197.680
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. van Schuijlenburg
  • A. Van der Zee-Venema
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen beslissing kantonrechter over administratieve sanctie voor afslaan zonder richting aan te geven

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Den Haag, die op 22 juni 2016 het beroep van de betrokkene ongegrond verklaarde. De betrokkene had een administratieve sanctie van € 90,- opgelegd gekregen voor het afslaan zonder richting aan te geven op 23 juli 2014 op de Rijksweg A13 te Delft. De betrokkene betwistte de sanctie en voerde aan dat hij rechtdoor reed en geen richting had hoeven aangeven. Hij stelde ook dat de kantonrechter niet adequaat op zijn verweer was ingegaan, met name met betrekking tot de locatie van de gedraging en het niet verlenen van de cautie.

Het hof oordeelde dat de kantonrechter in zijn motivering niet voldoende inging op de verweren van de betrokkene. Het hof vernietigde de beslissing van de kantonrechter en beoordeelde de zaak zelf. Het hof concludeerde dat de betrokkene wel degelijk had afslaan in de zin van artikel 17, tweede lid, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990). De betrokkene had geen richting aangegeven, wat in strijd was met de verkeersregels. Het hof verklaarde het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond en wees het verzoek tot vergoeding van kosten af.

Uitspraak

WAHV 200.197.680
11 juni 2018
CJIB 183771639
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Den Haag
van 22 juni 2016
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [A] .

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de door de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie namens de officier van justitie genomen beslissing ongegrond verklaard.

Het procesverloop

De betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld.
Tevens is verzocht om vergoeding van kosten.
De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld een verweerschrift in te dienen. Hiervan is geen gebruik gemaakt.

Beoordeling

1. Aan de betrokkene is bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 90,- opgelegd ter zake van “afslaan zonder richting aan te geven (R346)”, welke gedraging zou zijn verricht op 23 juli 2014 om 16:25 uur op de Rijksweg A13 te Delft met het voertuig met het kenteken [00-YYY-0] .
2. De betrokkene voert aan dat er geen sprake is geweest van afslaan, maar dat hij rechtdoor reed. De betrokkene is dan ook van mening dat hij geen richting aan heeft hoeven geven. Er wordt op geen enkele wijze aangegeven waarom er bij het betreffende weggedeelte uitgegaan moet worden van een afslag. Verder voert de betrokkene aan dat de kantonrechter voorbij is gegaan aan zijn verweer dat er in de aankondiging van de beschikking een onjuiste locatie is vermeld. Volgens de aankondiging van de beschikking zou hij op de Rijksweg A13 bij hectometerpaal 10 geen richting hebben aangegeven, terwijl de betrokkene op het moment dat de gedraging werd geconstateerd bij hectometerpaal 11.1 reed. Verder is de kantonrechter niet ingegaan op het verweer van de betrokkene dat aan hem de cautie niet is verleend.
3. Het hof stelt vast dat de kantonrechter in de motivering van zijn beslissing niet is ingegaan op de verweren van de betrokkene met betrekking tot de locatie waar de gedraging zou zijn verricht en het al dan niet verlenen van de cautie. De beslissing van de kantonrechter is om die redenen niet deugdelijk gemotiveerd. Het hof zal de beslissing van de kantonrechter vernietigen en doen hetgeen de kantonrechter had behoren te doen en het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie beoordelen.
4. In artikel 17, tweede lid, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990) is bepaald dat bestuurders alvorens af te slaan een teken met hun richtingsaanwijzer of hun arm moeten geven.
5. In zaken betreffende de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften biedt de verklaring van de verbalisant in beginsel een voldoende grondslag voor de vaststelling dat de gedraging is verricht. Dat is anders indien de betrokkene voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden aanvoert, die aanleiding geven te twijfelen aan de juistheid van één of meer onderdelen van de verklaring dan wel indien uit het dossier zulke feiten en omstandigheden blijken.
6. Naast de in de inleidende beschikking vermelde gegevens, houdt de verklaring van de verbalisant zoals opgenomen in het zaakoverzicht van het CJIB onder meer het volgende in:
“Ik zag dat betrokken voertuig voor ons reed op het Kruithuisplein. Ik zag bij de afslag naar de toerit naar de A13 rechts dat het voertuig op het laatste moment, zonder richting aan te geven, rechtsaf sloeg de toerit op.
Ter hoogte van hectometerpaal: 10.0.”
7. Naast de in de inleidende beschikking vermelde gegevens, houdt de verklaring van de verbalisant zoals opgenomen in het aanvullend proces-verbaal van 13 maart 2016 onder meer het volgende in:
“De gedraging R346, welke vermeld staat op de aankondiging van beschikking, is begaan op het Kruithuisplein.
Betrokkene reed over het Kruithuisplein (N470). Betrokkene kwam uit de richting van de N470 rechts en reed in de richting van de N470 links. Op het laatste moment sloeg betrokkene af, reed betrokkene over het puntstuk en reed de toerit naar de A13 links op.
De locatie A13 links 10.0, welke vermeld staat op de aankondiging van de beschikking behoort bij een aldaar gepleegde overtreding, te weten: R517.”
8. Hetgeen de verbalisant in zijn aanvullende verklaring heeft verklaard met betrekking tot de pleeglocatie stemt overeen met hetgeen de betrokkene hierover heeft aangevoerd. Het hof stelt vast dat de gedraging is geconstateerd op de N470 ter hoogte van de toerit naar de A13 links (Kruithuisplein). Aan de betrokkene kan worden toegegeven dat de verklaring van de verbalisant in het zaakoverzicht dat de gedraging is geconstateerd bij hectometerpaal 10.0 niet juist is. Gelet op het beroepschrift van de betrokkene en in aanmerking genomen dat betrokkene is staandegehouden, was het voor de betrokkene echter duidelijk waar de gedraging is geconstateerd en waartegen de betrokkene zich dus diende te verweren. Het hof zal hier dan ook geen gevolgen aan verbinden.
9. Aan de hand van de foto's die als bijlage bij het aanvullende proces-verbaal zijn gevoegd, alsmede de door de betrokkene overgelegde foto's stelt het hof vast dat de N470 ter plekke is verdeeld in drie rijstroken die afbuigen naar links. Ter hoogte van de toerit naar de A13 splitst de rechterrijstrook zich op. Naast een rijstrook die met de twee linkerrijstroken naar links afbuigt, vormen zich twee rijstroken die afbuigen naar rechts. Deze twee rijstroken vormen de toerit naar de A13. Niet betwist is dat de betrokkene de toerit naar de A13 heeft genomen. Ter beoordeling van het hof staat of hier sprake is van afslaan, als bedoeld in artikel 17, tweede lid, van het RVV 1990.
10. Het RVV 1990 noch de totstandkomingswetgeschiedenis daarvan geeft een omschrijving van "afslaan". De uitleg van deze term zal daarom mede afhangen van wat daaronder in het spraakgebruik wordt verstaan. Van Dale's groot woordenboek der Nederlandse taal omschrijft "afslaan" als "zijwaartse richting inslaan".
11. De betrokkene reed op de N470. Ter hoogte van de toerit naar de A13 bevond hij zich, zo stelt het hof vast op basis van de verklaring van de verbalisant, op de middelste rijstrook voor linksaf. Hij heeft zijn voertuig vervolgens naar rechts bewogen, heeft de rechts van deze rijstrook gelegen rijstrook die ter plaatse, vanwege het daarnaast aangebrachte puntstuk nog slechts was bestemd voor verkeer linksaf, gekruist en is via het puntstuk de A13 opgereden. De betrokkene is daarmee een andere weg in zijwaartse richting ingeslagen. Naar het oordeel van het hof is in het onderhavige geval dan ook sprake van afslaan in de zin van artikel 17, tweede lid, van het RVV 1990. Niet vereist is dat door middel van borden of markering op het wegdek wordt aangegeven dat de betrokkene een afslag nadert. Nu sprake is van afslaan, had de betrokkene richting aan dienen te geven. Niet in geschil is dat de betrokkene dit niet heeft gedaan. Het hof stelt vast de gedraging is verricht.
12. Met betrekking tot de klacht van de betrokkene dat hem de cautie niet is gegeven, overweegt het hof dat de verklaring van de betrokkene in het onderhavige geval niet wordt gebruikt voor de vaststelling dat de gedraging is verricht. Zoals uit het voorgaande blijkt, biedt de verklaring van de verbalisant op zichzelf al voldoende grondslag voor de vaststelling dat de gedraging is verricht. Het is daarom niet relevant of de verbalisant de betrokkene al dan niet de cautie heeft gegeven.
12. Dat de betrokkene in de veronderstelling verkeerde dat hij geen richting aan hoefde te geven, komt voor zijn rekening. Dit vormt derhalve geen reden om een sanctie achterwege te laten of het bedrag van de sanctie te matigen.
14. Gelet op het voorgaande zal het hof het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond verklaren.
15. Niet gebleken is van kosten die voor vergoeding in aanmerking komen.

Beslissing

Het gerechtshof:
vernietigt de beslissing van de kantonrechter;
verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond;
wijst het verzoek tot vergoeding van kosten af.
Dit arrest is gewezen door mr. van Schuijlenburg, in tegenwoordigheid van mr. Van der Zee-Venema als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.