ECLI:NL:GHARL:2018:5595

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
14 juni 2018
Publicatiedatum
18 juni 2018
Zaaknummer
200.233.155/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onder curatele stelling wegens gewoonte van drankmisbruik met afwijzing van lichtere maatregel

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 14 juni 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ondercuratelestelling van een betrokkene wegens gewoonte van drankmisbruik. De betrokkene, geboren in 1964, was eerder onder bewind gesteld, maar er was een verzoek ingediend om hem onder curatele te stellen. De kantonrechter had op 8 november 2017 de betrokkene onder curatele gesteld, wat de betrokkene in hoger beroep aanvecht. De betrokkene heeft in de procedure zijn bezwaren geuit tegen de ondercuratelestelling en heeft verzocht om een andere curator of bewindvoerder aan te stellen.

Het hof heeft de procedure in hoger beroep behandeld, waarbij de betrokkene en zijn advocaat aanwezig waren, evenals de vertegenwoordiger van de verweerder. Het hof heeft de argumenten van beide partijen gehoord en de relevante stukken bestudeerd. De betrokkene heeft erkend dat hij kampt met een ernstige alcoholverslaving, die zijn vermogen om zijn belangen te behartigen ernstig beïnvloedt. Het hof heeft vastgesteld dat de betrokkene niet in staat is om zijn vermogensrechtelijke belangen zelf behoorlijk waar te nemen en dat een lichtere maatregel niet volstaat.

Na zorgvuldige overweging heeft het hof de beschikking van de kantonrechter bekrachtigd, waarbij de betrokkene onder curatele is gesteld. Het hof heeft geoordeeld dat de belangen van de betrokkene niet met een minder verstrekkende maatregel kunnen worden behartigd, gezien de ernst van zijn situatie. De beslissing van het hof is op 14 juni 2018 in het openbaar uitgesproken.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.233.155/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 6373915 VO VERZ 17-2011 en 6386415 VO VERZ 17-2071)
beschikking van 14 juni 2018
inzake
[verzoeker],
wonende te [A] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de betrokkene,
advocaat: mr. G. Meijer te Veendam,
en
besloten vennootschap [verweerder] B.V.,
gevestigd te [B] ,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: [verweerder] ,
advocaat: mr. E.J. Luursema te Leek.
Als overige belanghebbende is aangemerkt:
[de dochter],
wonende te [C]
verder te noemen: de dochter.
Als informant is aangemerkt:
[de ouders] ,
wonende te [C] ,
verder te noemen: de ouders.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter Noord-Nederland, locatie Groningen, van 8 november 2017, uitgesproken onder voormelde zaaknummers.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met productie(s), ingekomen op 7 februari 2018;
- het verweerschrift;
- een journaalbericht van mr. Meijer van 28 februari 2018 met productie(s);
- een journaalbericht van mr. Meijer van 2 maart 2018 met productie(s);
- een fax van mr. Luursema van 22 mei 2018 met productie(s);
- een journaalbericht van mr. Meijer van 22 mei 2018 met productie(s).
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 23 mei 2018 plaatsgevonden. De betrokkene is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn advocaat. Ook is verschenen mevrouw [D] namens [verweerder] , bijgestaan door mr. Luursema. De vader van de betrokkene is als informant aanwezig geweest.
2.3
Met instemming van het hof heeft mr. Meijer het hof op 6 juni 2018 nog een brief met productie(s) gestuurd.

3.De feiten

3.1
De betrokkene is geboren [in] 1964.
3.2
Bij beschikking van 26 maart 2013 heeft de kantonrechter een bewind ingesteld over de gelden en goederen die (zullen) toebehoren aan de betrokkene, omdat de betrokkene als gevolg van zijn lichamelijke of geestelijke toestand niet in staat is ten volle zijn vermogensrechtelijke belangen zelf behoorlijk waar te nemen. Tot voor kort was bewindvoerder, [verweerder] .
3.3
Bij verzoekschrift, ingekomen bij de kantonrechter op 9 oktober 2017, heeft [verweerder] verzocht de betrokkene onder curatele te stellen. De betrokkene heeft bij verzoekschrift, ingekomen bij de kantonrechter op 12 oktober 2017, verzocht tot ontslag van de bewindvoerder en aanstelling van [E] B.V. tot bewindvoerder.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden – uitvoerbaar bij voorraad verklaarde – beschikking heeft de kantonrechter de betrokkene onder curatele gesteld wegens gewoonte van drank- of drugsmisbruik en [verweerder] tot curator benoemd.
4.2
De betrokkene is met ongenummerde grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. De grieven zien op de ondercuratelestelling en de vraag wie tot curator of subsidiair tot bewindvoerder moet worden benoemd. Meer subsidiair heeft betrokkene ter zitting verzocht een bewindvoerder en een mentorschap in te stellen.
4.3
De curator voert verweer en verzoekt om de verzoeken van de betrokkene af te wijzen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Ingevolge artikel 1:378 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan een meerderjarige door de kantonrechter onder curatele worden gesteld, wanneer hij tijdelijk of duurzaam zijn belangen niet behoorlijk waarneemt of zijn veiligheid of die van anderen in gevaar brengt, als gevolg van
a. zijn lichamelijke of geestelijke toestand, dan wel
b. gewoonte van drank- of drugsmisbruik,
en een voldoende behartiging van die belangen niet met een meer passende en minder verstrekkende voorziening kan worden bewerkstelligd.
5.2
Het hof is van oordeel dat voldoende is gebleken dat de betrokkene als gevolg van drankmisbruik duurzaam zijn belangen niet behoorlijk waarneemt of zijn veiligheid of die van anderen in gevaar brengt. Het hof onderschrijft daartoe de motivering van de kantonrechter, neemt deze na eigen onderzoek over, en overweegt in aanvulling op de bestreden beschikking het volgende.
5.3
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting blijkt dat de betrokkene kampt met een zodanig (forse) en ver gevorderde alcoholverslaving dat de alcoholafhankelijkheid zal blijven bestaan. Dit wordt door de betrokkene ook erkend. Er is tot dusverre onveranderd sprake van grote zorgen welke recent hebben geleid tot een opname in het Martini Ziekenhuis in Groningen. Het hof is van oordeel dat het de betrokkene, als gevolg van zijn alcoholverslaving, niet lukt om zijn belangen behoorlijk waar te nemen. Zo is de betrokkene ten tijde van de onderbewindstelling op advies van zijn persoonlijk begeleider, de heer [F] , en voordat aan alle vereisten voor begeleid wonen was voldaan, verhuisd naar [A] . De betrokkene heeft, in samenspraak met de ouders van de betrokkene, een huurcontract voor deze woning in [A] getekend. Echter is dit alles gebeurd zonder de toestemming van [verweerder] (de toenmalige bewindvoerder) en waren de bedragen, welke uiteindelijk in het huurcontract zijn vermeld, hoger dan destijds met [verweerder] overlegd. [verweerder] was van mening dat de woonplek in [A] niet aansloot bij de zorgbehoefte van de betrokkene en heeft, naar aanleiding van deze situatie, een verzoek tot ondercuratelestelling gedaan zodat er een goede woonvorm met alle noodzakelijke zorg ingezet zou kunnen worden. Uit hetgeen ter zitting naar voren is gekomen blijkt dat de betrokkene (volstrekt) geen besef heeft van hetgeen hij heeft ondertekend met betrekking tot de verhuizing, alsook niet wat betreft zijn financiën. Het hof is, naar aanleiding van vorenstaande, van oordeel dat de belangen van de betrokkene niet met een meer passende en minder verstrekkende voorziening dan curatele kan worden bewerkstelligd.
5.4
Dat [verweerder] sinds de ondercuratelestelling weinig tot geen contact met de betrokkene (en zijn ouders) opneemt wordt door [verweerder] betwist. [verweerder] stelt eens in de drie weken bij de betrokkene langs te komen en een goed contact te hebben met hem. Het hof heeft, mede gezien de forse (geheugen)problemen die betrokkene als gevolg van zijn alcoholverslaving ondervindt, geen aanleiding om aan de verklaring van [verweerder] op dit punt te twijfelen. Ook overigens acht het hof niet aannemelijk geworden dat [verweerder] haar taken als curator niet naar behoren uitvoert en ziet dan ook geen aanleiding om een andere curator te benoemen.

6.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen zal het hof de bestreden beschikking, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, bekrachtigen.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, van
8 november 2017, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.G. Idsardi, M.P. den Hollander en I.M. Dölle, bijgestaan door mr. I.G. Vos als griffier, en is op 14 juni 2018 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.