ECLI:NL:GHARL:2018:5838

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
22 juni 2018
Publicatiedatum
25 juni 2018
Zaaknummer
21-006576-17
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte wegens onzorgvuldig uitgevoerd bloedonderzoek bij rijden onder invloed

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 22 juni 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte was eerder veroordeeld voor rijden onder invloed van alcohol, maar heeft hoger beroep ingesteld. Het hof heeft de zaak onderzocht op de zitting van 8 juni 2018 en heeft de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die vroeg om vernietiging van het eerdere vonnis en veroordeling van de verdachte tot een geldboete en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid.

De verdachte werd beschuldigd van het rijden onder invloed op 20 september 2014, waarbij zijn bloedalcoholgehalte boven de wettelijke limiet zou zijn. De verdediging voerde aan dat het bloedonderzoek niet volgens de wettelijke voorschriften was uitgevoerd, waardoor de resultaten niet als bewijs gebruikt konden worden. Het hof heeft vastgesteld dat er ernstige tekortkomingen waren in de uitvoering van het bloedonderzoek, met name in de identificatie en het waarmerken van de bloedmonsters.

Het hof concludeerde dat de strikte voorwaarden zoals vastgelegd in de Regeling bloed- en urineonderzoek 2005 niet waren nageleefd. Hierdoor kon het bloedonderzoek niet worden aangemerkt als een geldig onderzoek in de zin van de Wegenverkeerswet. Aangezien de resultaten van het bloedonderzoek niet voor het bewijs konden worden gebruikt, heeft het hof de verdachte vrijgesproken van de tenlastelegging. Het eerdere vonnis is vernietigd en het hof heeft opnieuw recht gedaan, waarbij de verdachte werd vrijgesproken van het hem ten laste gelegde feit.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-006576-17
Uitspraak d.d.: 22 juni 2018
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, van 20 november 2017 met parketnummer 96-019074-17 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1983,
wonende te [woonplaats] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 8 juni 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot vernietiging van het vonnis in eerste aanleg, bewezenverklaring van hetgeen aan verdachte is tenlastegelegd en veroordeling van verdachte tot een geldboete van € 600,00, subsidiair 12 dagen hechtenis. Daarnaast heeft de advocaat-generaal gevorderd dat aan verdachte een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van negen maanden wordt opgelegd met een proeftijd van twee jaren. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen namens verdachte door zijn raadsman,
mr. F. van Seventer, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, heeft verdachte ter zake van het ten laste gelegde veroordeeld tot een geldboete van € 600,00, subsidiair 12 dagen hechtenis en heeft aan verdachte de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voorwaardelijk ontzegd voor de duur van negen maanden met een proeftijd van twee jaren.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt. Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij, op of omstreeks 20 september 2014, te [plaats] , gemeente [gemeente] , als bestuurder van een voertuig, (tweewielige bromfiets), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van verdachtes bloed bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder b van de Wegenverkeerswet 1994, 3,02 milligram, in elk geval hoger dan 0,5 milligram, alcohol per milliliter bloed bleek te zijn.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak

De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat verdachte vrijgesproken dient te worden van het hem ten laste gelegde. Daartoe heeft de raadsman onder meer aangevoerd dat het bij verdachte afgenomen bloedonderzoek niet aangemerkt kan worden als een onderzoek in de zin van artikel 8, tweede lid, aanhef en onder b, van de Wegenverkeerswet 1994. Volgens de raadsman heeft de politie niet gehandeld conform de wettelijke voorschriften. Dit moet ertoe leiden dat de resultaten uit het onderzoek niet voor het bewijs mogen worden gebruikt en dat bij gebrek aan bewijs moet worden vrijgesproken, aldus de raadsman.
De advocaat-generaal heeft gerequireerd dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het rijden onder invloed van alcohol.
Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Het hof overweegt daarbij in het bijzonder als volgt.
Vooropgesteld dient te worden dat het onderzoek naar het bloedalcoholgehalte door de wetgever omringd is met een aantal strikte waarborgen. Deze waarborgen hebben ten doel, zoveel als mogelijk is, fouten en onvolmaaktheden die ten nadele van de verdachte strekken uit te schakelen. De maatregelen die erop toezien dat het bloed dat wordt onderzocht ook het bloed van verdachte is, behoren tot die waarborgen. Indien dergelijke maatregelen niet strikt worden nageleefd, levert dat de kans op – hoe klein ook – dat de identiteit van de verdachte en het opgestuurde bloed minder vaststaan dan wanneer de maatregel wel strikt wordt nageleefd. Indien een dergelijke geval zich voordoet kan niet meer gezegd worden dat er sprake is geweest van een onderzoek in de zin van artikel 8, tweede lid, aanhef en onder b van de Wegenverkeerswet 1994.
De voornoemde waarborgen zijn onder meer neergelegd in de op 20 september 2014 vigerende Regeling bloed- en urineonderzoek (hierna: RBUo 2005). Tot die waarborgen behoort onder meer de naleving van het in artikel 6 van voornoemde regeling neergelegde vereiste dat de opsporingsambtenaar een identiteitszegel op het tegen de verdachte opgemaakte proces-verbaal en op het aanvraagformulier ten behoeve van toxicologisch onderzoek van bloed dient aan te brengen dat correspondeert met een genummerd en op naam gesteld identiteitszegel waarvan de van de verdachte verzamelde bloedmonsters zijn voorzien. In de onderhavige zaak ziet het hof zich voor de vraag gesteld of voornoemde bepaling is geschonden en, zo ja, welke consequenties dit moet hebben voor de zorgvuldigheid en betrouwbaarheid van het betreffende bloedonderzoek.
Het hof stelt het volgende vast:
- Verbalisant [verbalisant] relateert in het proces-verbaal rijden onder invloed d.d. 14 januari 2015 dat zij het van verdachte afkomstige bloedmonster overeenkomstig het bepaalde in de RBUo 2005 heeft gewaarmerkt, verpakt en verzegeld en het bloedafnameformulier voorzien heeft van een genummerde en op naam gestelde analysesticker met het nummer TAAB6964NL en dat een corresponderende sticker op het proces-verbaal is aangebracht. Uit het tegen de verdachte opgemaakte proces-verbaal ‘rijden onder invloed’ blijkt echter dat het proces-verbaal is voorzien van twee niet-corresponderende stickers, te weten TAAB6967NL en TAAB6968NL. Ter terechtzitting in eerste aanleg van 16 augustus heeft de officier van justitie niet kunnen verduidelijken waar de stickers TAAB6967 en TAAB6968, die op naam van verdacht staan, exact op zien.
- Het aanvraagformulier ten behoeve van toxicologisch onderzoek van bloed is voorzien van drie stickers, te weten een analyse sticker met sporenidentificatienummer (hierna: SIN) TAAL3666NL, een analyse sticker met SIN TAAB6964NL en een tegenonderzoek sticker met SIN TAAB6965NL. De op naam gestelde sticker met SIN TAAL3666NL is doorgestreept. De stickers met SIN TAAB6964NL en SIN TAAB6965NL zijn niet op naam gesteld.
- Uit de memo ‘Melding SIN probleem alcohol/bloedblok’ gevoegd bij het over verdachte opgemaakte rapport ‘Alcohol in het verkeer’ van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) d.d. 26 september 2016 volgt dat door het NFI een aantal problemen is vastgesteld bij het uitpakken en invoeren van het verdachte betreffende bloedblok met SIN TAAL3666NL, te weten: het SIN met de RFID chip was niet aanwezig op de verpakking; de aanvraagformulieren waren niet voorzien van het juiste SIN en op beide buisjes was een analysesticker geplakt in plaats van één analyse en één tegenonderzoek sticker. Dit heeft ertoe geleid dat er bij het NFI een omnummering heeft plaatsgevonden. De buisjes bloed van verdachte hebben toen de volgende nummers gekregen: TAAB6963NL, TAAB6963NL (analysebuis) en TAAB6965NL (tegenonderzoek).
- In het aanvullend proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 september 2017 relateert verbalisant [verbalisant] , 2 jaren en 11 maanden na het aan verdachte ten laste gelegde feit, dat zij tijdens het stickeren ‘abusievelijk foutief’ alle analyse stickers heeft gebruikt in plaats van een analyse en een tegenonderzoek sticker. Zij heeft op het analyse buisje nummer TAAB6964NL geplakt; op het tegenonderzoeksbuisje nummer TAAB6965NL; op het aanvraagformulier toxicologisch onderzoek nummer TAAB6966NL – welke sticker het hof overigens niet op het aanvraagformulier heeft aangetroffen – en op het originele proces-verbaal nummer TAAB6967NL en nummer TAAB6968NL. Verbalisant [verbalisant] relateert verder dat zij de stickers aan de andere zijde van het stickervel had moeten gebruiken die dezelfde nummering hadden als de op de twee bloedbuisjes geplakte nummers. Volgens [verbalisant] hoorden de stickers echter wel bij een en het zelfde bloedblok.
Uit het hiervoor vastgestelde leidt het hof af dat het van verdachte afkomstige bloedmonster
nietovereenkomstig het bepaalde in de RBUo 2005 is gewaarmerkt, verpakt en verzegeld. Immers, de stickers op de van verdachte verzamelde bloedmonsters (TAAB6964NL en TAAB6965NL) corresponderen niet met de stickers die zijn aangebracht op het proces-verbaal rijden onder invloed (TAAB6967NL en TAAB6968NL). Daarnaast is niet gebleken dat de op het aanvraagformulier aangebrachte stickers op naam van verdachte zijn gesteld. Aldus is niet voldaan aan het bepaalde in artikel 6, eerste lid, van de RBUo 2005. Daar komt nog bij dat er geen SIN met RFID chip aanwezig was op de verpakking en dat het aanvraagformulier niet was voorzien van het juiste SIN. Uit het voorgaande blijkt dat aan het stelsel van strikte voorwaarden zoals vastgelegd in onder meer de RBUo 2005, niet is voldaan. Dit leidt ertoe dat het bloedonderzoek niet kan worden aangemerkt als een onderzoek in de zin van artikel 8, tweede lid onder b van de Wegenverkeerswet. De resultaten van het onderzoek mogen daarom niet voor het bewijs worden gebruikt. Dit brengt mee dat het bestanddeel ‘onderzoek’ in de tenlastelegging niet wettig en overtuigend kan worden bewezen en dat verdachte vrijgesproken zal worden van het hem ten laste gelegde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Aldus gewezen door
mr. L.J. Hofstra, voorzitter,
mr. H.L. Stuiver en mr. A. Dijkstra, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. W.D. de Boer, griffier,
en op 22 juni 2018 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. A. Dijkstra is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.