In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 26 juni 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over het gezag van een minderjarig kind, [dochter], geboren op 11 augustus 2008. De vader, verzoeker in hoger beroep, had eerder bij de rechtbank Gelderland een verzoek ingediend tot eenhoofdig gezag over [dochter], wat was afgewezen. De moeder, verweerster in hoger beroep, had het gezamenlijk gezag met de vader sinds 2008. De zaak kwam voor het hof na een langdurige strijd tussen de ouders, waarbij de communicatie en samenwerking ernstig verstoord waren. Het hof oordeelde dat er een onaanvaardbaar risico bestond dat [dochter] klem of verloren zou raken tussen de ouders, en dat er geen verbetering in de situatie te verwachten viel. De betrokkenheid van de gecertificeerde instelling, Stichting Jeugdbescherming Gelderland, en de raad voor de kinderbescherming werd ook in overweging genomen. Het hof concludeerde dat het in het belang van [dochter] was dat de vader het eenhoofdig gezag kreeg, om zo verdere conflicten en spanningen te vermijden. De beschikking van de rechtbank werd vernietigd en de vader werd belast met het eenhoofdig gezag over [dochter].