In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 26 juni 2018 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende, [X] [Z], tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De zaak betreft de aftrekbaarheid van hypotheekrente voor het jaar 2015, terwijl de kosten in 2009 zijn betaald. Belanghebbende had in 2009 geen opgaaf gedaan van de betaalde hypotheekrente en kosten in zijn aangifte voor dat jaar, en stelde dat zijn ziekte hem verhinderde om dit te doen. De Inspecteur van de Belastingdienst had de aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd, maar verklaarde het bezwaar van belanghebbende gegrond en verminderde de aanslag. De rechtbank verklaarde het beroep van belanghebbende ongegrond, waarna hij hoger beroep instelde.
Het Hof oordeelde dat de in 2009 betaalde hypotheekrente en kosten als aftrekbare kosten moeten worden aangemerkt, maar dat deze alleen in het jaar van betaling, 2009, voor aftrek in aanmerking komen volgens de Wet IB 2001. De ziekte van belanghebbende biedt geen ruimte voor aftrek in een ander jaar. Het Hof kan geen uitzondering maken op de wet, die vereist dat rechters recht spreken zonder de innerlijke waarde of billijkheid van de wet te beoordelen. Ook de Inspecteur heeft geen ruimte om af te wijken van de wet. Het beroep op de hardheidsclausule werd afgewezen, omdat het Hof niet bevoegd is deze toe te passen. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard, en het Hof zag geen aanleiding voor vergoeding van griffierecht of proceskosten.