ECLI:NL:GHARL:2018:6418

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
12 juli 2018
Publicatiedatum
12 juli 2018
Zaaknummer
200.225.147
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot vervanging van gecertificeerde instelling in jeugdzorg; appelverbod en doorbrekingsgronden

In deze zaak gaat het om een verzoek van ouders tot vervanging van de huidige gecertificeerde instelling (GI) door Jeugdbescherming Gelderland. De ouders, vertegenwoordigd door hun advocaat, hebben hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank Gelderland, waarin hun verzoek werd afgewezen. De ouders stellen dat er sprake is van schending van fundamentele rechtsbeginselen en dat zij zich niet gehoord voelen in de procedure. De GI heeft echter aangevoerd dat het goed gaat met de minderjarige en dat de bemoeienis van de GI zich vooral richtte op de verstandhouding tussen de ouders en de gezinshuisouders. Het hof heeft de procedure in hoger beroep behandeld en geconcludeerd dat er geen sprake is van schending van fundamentele rechtsbeginselen. De ouders hebben hun standpunt niet voldoende onderbouwd om het appelverbod te doorbreken. Het hof heeft het hoger beroep van de ouders verworpen, waarbij het hof heeft geoordeeld dat de rechtbank in eerste aanleg de beginselen van hoor en wederhoor correct heeft toegepast. De beschikking van de rechtbank blijft derhalve in stand.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.225.147
(zaaknummer rechtbank Gelderland 318479)
beschikking van 26 juni 2018
inzake
[moeder]en
[vader],
beiden wonende te [woonplaats] ,
verzoekers in hoger beroep,
verder te noemen: de vader, de moeder en/of gezamenlijk de ouders,
advocaat: mr. M.G.W.M. Geurts te Duiven,
en
de gecertificeerde instelling
William Schrikker Stichting
Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
gevestigd te Amsterdam,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de GI.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 9 mei 2017 (verder: de bestreden beschikking), uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 8 augustus 2017.
2.2
Na te noemen [minderjarige] is in de gelegenheid gesteld zijn mening kenbaar te maken met betrekking tot het verzoek, maar heeft daarvan geen gebruik gemaakt.
2.3
De mondelinge behandeling heeft op 5 juni 2018 plaatsgevonden. De ouders zijn in persoon verschenen, bijgestaan door hun advocaat. Namens de GI zijn verschenen D.D. van Rossum, C. Willems en S. van Gent. Aan D.A. [naam begeleider] (verder: [naam begeleider] ), begeleider van de ouders, is bijzondere toegang verleend.

3.De feiten

3.1
Uit het huwelijk van de ouders is op [geboortedatum] te [geboorteplaats] [minderjarige] (verder: [minderjarige] ) geboren. De ouders zijn gezamenlijk belast met het gezag over hem.
3.2
[minderjarige] is onder toezicht gesteld van de GI en uit huis geplaatst in een gezinshuis in [plaats] .

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking heeft de kinderrechter het verzoek van de ouders de huidige GI te vervangen door de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Gelderland afgewezen.
4.2
De ouders zijn met één grief in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. Deze grief beoogt het geschil in hoger beroep in volle omvang aan het hof voor te leggen. Zij verzoeken het hof bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden beschikking te vernietigen en opnieuw beschikkende te bepalen dat de GI wordt vervangen door Jeugdbescherming Gelderland.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Op grond van artikel 1:259 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter de gecertificeerde instelling die het toezicht heeft, vervangen door een andere gecertificeerde instelling, op verzoek van de gecertificeerde instelling die het toezicht heeft, de raad voor de kinderbescherming, een met het gezag belaste ouder of de minderjarige van twaalf jaar of ouder.
5.2
Op grond van artikel 807 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) staat tegen een beschikking ingevolge artikel 1:259 BW geen andere voorziening open dan cassatie in het belang der wet.
5.3
Volgens vaste rechtspraak is, ondanks zo'n appelverbod, hoger beroep mogelijk onder meer indien erover wordt geklaagd dat de rechter in eerste aanleg met zijn beslissing het artikel ten onrechte dan wel met verzuim van essentiële vormen heeft toegepast.
5.4
De ouders voeren aan dat in dit geval sprake is van feiten die een doorbrekingsgrond van het appelverbod opleveren. Zij stellen zich op het standpunt dat van een eerlijke en onpartijdige behandeling van de zaak bij de rechtbank geen sprake is geweest en dat de algemene beginselen van een behoorlijk proces zijn geschonden.
Ter onderbouwing van hun standpunt voeren de ouders aan dat zij zich niet gehoord voelen. Hun begeleider, [naam begeleider] , heeft volgens de ouders ter mondelinge behandeling bij de rechtbank zijn verhaal niet mogen afmaken. Voorts is volgens de ouders de inhoud van de brief van [minderjarige] niet in overeenstemming met de werkelijkheid en met zijn mening.
De ouders vinden hun verstandhouding met de GI sinds 2015 slecht door gebrekkige communicatie. Zij voelen zich buitengesloten en niet gehoord en laten zich vertegenwoordigen door [naam begeleider] omdat zij zich niet voldoende kunnen uiten. De ouders willen dat contacten met de GI via [naam begeleider] verlopen, maar de GI werkt daaraan niet mee en stelt zich op het standpunt dat zij de ouders rechtstreeks dienen te spreken.
Van contactherstel tussen de ouders en de GI is tot op heden geen sprake.
5.4
De GI heeft daartegen (in eerste aanleg) en ter mondelinge behandeling aangevoerd dat er weinig contact is tussen de ouders en de GI omdat het goed gaat met [minderjarige] . De bemoeienis van de GI richtte zich vooral op de verstandhouding tussen de ouders en de gezinshuisouders die aanvankelijk niet goed was.
De ouders hebben in 2016 aangegeven dat zij het contact met de GI onvoldoende vonden en weigeren sindsdien verder contact. De GI heeft voorgesteld om met de ouders in overleg te gaan over hun behoeften en de wederzijdse verwachtingen. [minderjarige] heeft aangegeven tevreden te zijn met de huidige situatie.
5.5.
Het hof overweegt als volgt. Nu de ouders stellen dat sprake is van schending van fundamentele rechtsbeginselen kunnen zij in hun verzoek hun klacht(en) in hoger beroep te laten beoordelen worden ontvangen.
Het hof acht evenwel, op basis van de stukken en hetgeen de ouders hebben aangevoerd, niet gebleken dat van schending van fundamentele rechtsbeginselen sprake is geweest en dat de zaak bij de rechtbank niet eerlijk of onpartijdig is behandeld. Niet is gebleken dat de beginselen van hoor en wederhoor door de rechtbank niet of niet juist zijn toegepast. Uit het proces-verbaal van de mondelinge behandeling bij de rechtbank blijkt dat beide partijen het woord hebben kunnen voeren, dat sprake is geweest van hoor en wederhoor en hun zaak is bepleit door hun advocaat.. Dat de ouders graag (nog) uitgebreider hun standpunt naar voren hadden willen (laten brengen) en zich naar hun beleving daardoor onvoldoende gehoord hebben gevoeld door de rechter in eerste aanleg is, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen over het verloop van de mondelinge behandeling, geen reden om te komen tot een doorbreking van het appelverbod. Gelet op het voorgaande dient het hof het hoger beroep van de ouders te verwerpen.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
verwerpt het hoger beroep.
Deze beschikking is gegeven door mrs. R. Krijger, E.B. Knottnerus en T. ter Brugge en is op
26 juni 2018 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.