ECLI:NL:GHARL:2018:6508

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
13 juli 2018
Publicatiedatum
13 juli 2018
Zaaknummer
WAHV 200.199.118
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • mr. Beswerda
  • mr. Starreveld
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen beslissing kantonrechter over verbod stil te staan en schending van hoor en wederhoor

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Den Haag, die op 10 augustus 2016 een beroep ongegrond verklaarde van de betrokkene tegen een administratieve sanctie van € 90,- voor het overtreden van het verbod om stil te staan. De betrokkene, die op 18 juni 2015 met zijn voertuig stilstond op de Sportparkweg te Nootdorp, betoogde dat zijn vrouw, die op dat moment de bestuurder was, slechts kort wachtte op een vrijgekomen parkeerplaats. De betrokkene stelde dat de omstandigheden, waaronder het wachten op een uit een parkeervak bewegend voertuig, niet in aanmerking waren genomen en dat de bebording ter plaatse verwarrend was. Het hof oordeelde dat de gedraging van de betrokkene als stilstaan moest worden aangemerkt, ongeacht de duur, en dat er geen sprake was van een schending van het beginsel van hoor en wederhoor. Het hof bevestigde de beslissing van de kantonrechter, maar verbeterde de gronden van de beslissing, omdat de kantonrechter niet was ingegaan op de bezwaren van de betrokkene met betrekking tot de bebording. De uitspraak benadrukt dat weggebruikers verplicht zijn om gevolg te geven aan verkeerstekens, en dat het vrijwillig stilstaan in strijd is met het verbod van bord E2.

Uitspraak

WAHV 200.199.118
13 juli 2018
CJIB 190633183
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Den Haag
van 10 augustus 2016
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [A] .

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de door de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie namens de officier van justitie genomen beslissing ongegrond verklaard.

Het procesverloop

De betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld.
Op 21 december 2016 en 18 mei 2017 zijn nog brieven van de betrokkene ontvangen.
De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld een verweerschrift in te dienen. Hiervan is geen gebruik gemaakt.

Beoordeling

1. De betrokkene klaagt erover dat de periode tussen de datum van de uitnodiging voor de zitting van de kantonrechter en de zittingsdatum te kort was, temeer nu beide data vielen in de zomerperiode, waarin de betrokkene op vakantie was. De zitting heeft dus zonder de aanwezigheid van de betrokkene plaatsgevonden, waardoor het beginsel van hoor en wederhoor is geschonden.
2. Van schending van het beginsel van hoor en wederhoor kan sprake zijn indien een betrokkene niet behoorlijk is opgeroepen om op een zitting te worden gehoord en de rechter niettemin een beslissing in de zaak van die betrokkene neemt.
3. Bij de stukken van het dossier bevindt zich een brief van de griffier van de rechtbank d.d. 21 juli 2016 waarin de betrokkene wordt uitgenodigd voor een zitting van de kantonrechter op 10 augustus 2016.
4. Hoewel aan de betrokkene kan worden toegegeven de periode tussen de datum van de uitnodiging en de zittingsdatum kort is, is het hof van oordeel dat hierdoor geen sprake is van een schending van het beginsel van hoor en wederhoor. Van een betrokkene mag immers worden verwacht dat, wanneer hij beroep heeft ingesteld en voor langere tijd op vakantie gaat, hij een voorziening treft voor een adequate afhandeling van zijn post. De betrokkene had de hulp van een derde kunnen inschakelen om zijn belangen te behartigen en een verzoek om uitstel in te dienen. De omstandigheid dat de betrokkene dit heeft nagelaten dient dan ook voor zijn rekening te komen.
5. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 90,- opgelegd ter zake van “verbod stil te staan (bord E2)”, welke gedraging zou zijn verricht op 18 juni 2015 om 15:23 uur op de Sportparkweg te Nootdorp met het voertuig met het kenteken [00-YYY-0] .
6. De betrokkene voert aan dat zijn vrouw, die op het moment van de gedraging de bestuurder van het voertuig was, hun kind van school ging ophalen. De ter plaatse aanwezige parkeervakken waren op dat moment niet vrij, maar omdat een andere familie al bezig was om hun geparkeerde auto te betreden en het niet druk was, besloot de vrouw van de betrokkene te wachten om de vrijgekomen parkeerplaats in te kunnen nemen. Omdat de vertrekkende familie treuzelde, besloot de vrouw van de betrokkene na ongeveer 10 seconden om toch maar verder te rijden, verderop te keren en terug te rijden naar de inmiddels lege parkeerplaats. Dit toont aan dat zij bewust heeft gehandeld naar de bedoeling van het verbod om stil te staan, te weten het tegengaan van overlast en verkeersgevaarlijke situaties bij het ophalen en wegbrengen van kinderen. Volgens de betrokkene kan het niet zo zijn dat elke vorm van stilstaan bij een dergelijk verbod wordt beboet zonder dat de omstandigheden in ogenschouw worden genomen, bijvoorbeeld wanneer wordt stilgestaan voor een zebrapad of bij plotselinge autopech. Ook in een situatie als deze, waarbij binnen een redelijke termijn netjes en beleefd wordt gewacht op een uit een parkeervak bewegend voertuig, is het niet redelijk om een sanctie op te leggen. De betrokkene stelt dat de verklaring van de verbalisant op twee punten niet klopt, namelijk dat het stilstaan 3 minuten zou hebben geduurd en dat zich geen personen in de geparkeerde auto's zouden hebben bevonden. Verder stelt de betrokkene dat de bebording ter plaatse gebrekkig is. Net voorbij het weggedeelte waar de vrouw van de betrokkene wachtte op de vertrekkende familie staat namelijk een tweede bord "verbod stil te staan". Dit levert verwarring op. Een verkeersdeelnemer zou dan namelijk kunnen denken dat de werking van het eerste bord "verbod stil te staan" reeds is beëindigd, te meer nu dit eerste bord voor de flauwe bocht is geplaatst en dus niet meer zichtbaar is en dat er pas vanaf het tweede bord, na de kruising met het fietspad, weer een nieuw verbod geldt. Ter onderbouwing van zijn betoog heeft de betrokkene eerder in de procedure foto's van de situatie ter plaatse overgelegd. De betrokkene heeft hierover echter niets kunnen lezen in de beslissing van de kantonrechter.
7. Naast de in de inleidende beschikking vermelde gegevens, houdt de verklaring van de verbalisant zoals opgenomen in het zaakoverzicht van het CJIB onder meer het volgende in:
“Stond 3 minuten stil op rijbaan naast geparkeerde auto's. Ter plaatse parkeer-/stopverbod. Parkeren in vakken. Na 3 minuten reed zij verder. Auto's en fietsers moesten erom heen rijden. Geen personen in geparkeerde auto's.”
8. De onderhavige gedraging betreft een overtreding van artikel 62 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990) in samenhang met bord E2 van Bijlage 1 bij dat reglement. Artikel 62 van het RVV 1990 houdt in: “Weggebruikers zijn verplicht gevolg te geven aan de verkeerstekens die een gebod of verbod inhouden.” Bord E2 houdt een verbod om stil te staan in.
9. Onder stilstaan in de zin van het bord E2 moet worden verstaan stilstaan anders dan door de verkeerssituatie is geboden. Het gaat om het vrijwillig laten stilstaan van het voertuig. De door de betrokkene geschetste situatie, te weten het wachten op een uit een parkeervak parkerend voertuig, moet als stilstaan in deze zin worden aangemerkt. Anders dan bijvoorbeeld bij een situatie wanneer wordt stilgestaan voor een zebrapad of bij plotselinge autopech, is in het onderhavige geval niet gebleken dat de vrouw van de betrokkene (door de verkeerssituatie ter plaatse) werd gedwongen het voertuig stil te zetten en stil te laten staan. Dat het stilstaan slechts korte tijd zou hebben geduurd, maakt dat niet anders. In deze situatie stilstaan, ongeacht hoe lang, is bij een bord E2 niet geoorloofd. Gelet hierop is naar het oordeel van het hof komen vast te staan dat de gedraging is verricht.
10. Voorts ziet het hof in hetgeen de betrokkene heeft aangevoerd geen aanleiding om de sanctie achterwege te laten of het bedrag van de sanctie te matigen. Dat de vrouw van de betrokkene geen overlast en geen verkeersgevaarlijke situatie zou hebben veroorzaakt, is geen omstandigheid die hiertoe aanleiding geeft. Het verrichten van een gedraging als de onderhavige kan op zichzelf immers al het opleggen van een sanctie rechtvaardigen.
11. Anders dan de betrokkene stelt is het hof van oordeel dat de bebording ter plaatse niet gebrekkig is. Aan de hand van de door de betrokkene overgelegde foto's stelt het hof vast dat het verbod om stil te staan aan het begin van de straat duidelijk is aangegeven door middel van een bord E2. De vrouw van de betrokkene is dit bord gepasseerd en had op grond daarvan dus op de hoogte kunnen zijn van het verbod. De omstandigheid dat dit bord door de flauwe bocht in de weg niet meer zichtbaar is vanaf de locatie waar zij met het voertuig stilstond en dat even verderop een tweede bord E2 is geplaatst, maakt niet de werking van het eerste bord E2 reeds is beëindigd. Indien de vrouw van de betrokkene hiervan wel is uitgegaan, dient dit voor rekening van de betrokkene te komen.
12. Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat de sanctie terecht is opgelegd. De kantonrechter heeft het beroep dan ook terecht ongegrond verklaard. Met de betrokkene stelt het hof echter vast dat de kantonrechter in zijn beslissing niet is ingegaan op de door de betrokkene aangevoerde grond met betrekking tot de bebording. De beslissing van de kantonrechter is in zoverre dan ook onvoldoende gemotiveerd. Het hof zal daarom bij het bevestigen van de beslissing van de kantonrechter de gronden daarvan verbeteren.

Beslissing

Het gerechtshof:
bevestigt de beslissing van de kantonrechter met verbetering van gronden.
Dit arrest is gewezen door mr. Beswerda, in tegenwoordigheid van mr. Starreveld als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.