ECLI:NL:GHARL:2018:6712

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
19 juli 2018
Publicatiedatum
23 juli 2018
Zaaknummer
21-002835-17
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van veroordeling voor poging tot doodslag en mishandeling met tbs-maatregel

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 19 juli 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een veroordeling van de rechtbank Overijssel. De verdachte, een 37-jarige man, was eerder veroordeeld tot twee jaar gevangenisstraf en tbs met dwangverpleging voor mishandeling van en poging tot doodslag op zijn partner. De rechtbank had vastgesteld dat de verdachte zijn partner ernstig had mishandeld, wat leidde tot aanzienlijke verwondingen. In hoger beroep werd de verdachte opnieuw onderzocht door psychologen, die adviseerden om de tbs-maatregel te handhaven. Het hof oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld en bevestigde het vonnis, met aanvulling en verbetering van de gronden. De verdachte moet ook een schadevergoeding van meer dan 6000 euro aan het slachtoffer betalen. Het hof benadrukte de ernst van de feiten en de noodzaak van behandeling voor de verdachte, gezien zijn psychiatrische toestand. De zaak is behandeld in het kader van het strafrecht, waarbij de verdachte werd beschuldigd van meerdere feiten, waaronder poging tot doodslag en mishandeling. De uitspraak is gepubliceerd onder ECLI:NL:GHARL:2018:6712.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-002835-17
Uitspraak d.d.: 19 juli 2018
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle , van 16 mei 2017 met parketnummer 08-730701-15 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1979,
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Leeuwarden, 8936 AS Leeuwarden, Holstmeerweg 7.

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 15 september 2017, 3 april 2018, 5 juli 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot vernietiging van het vonnis in eerste aanleg, bewezenverklaring van hetgeen onder 1 primair, onder 2 subsidiair en onder 3 en 4 is tenlastegelegd en veroordeling van verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht en tot oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling (hierna: tbs) met het bevel tot verpleging van overheidswege. Daarnaast heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] geheel wordt toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en dat de schadevergoedingsmaatregel wordt opgelegd. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw,
mr. J.A.M. Kwakman, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle , heeft bij vonnis van 16 mei 2017, waartegen het hoger beroep is gericht, de verdachte ter zake van de hem ten laste gelegde feiten – kort gezegd – poging doodslag (feit 1 primair), mishandeling jegens levensgezel, meermalen gepleegd (feit 2 subsidiair), mishandeling (feit 3) en bedreiging met de dood (feit 4) veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee jaren, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht en tot oplegging van de tbs-maatregel met verpleging van overheidswege. Daarnaast heeft de rechtbank de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] geheel toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en heeft de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opgelegd.
De rechtbank heeft verdachte vrijgesproken van de hem tenlastegelegde zware mishandeling (feit 2 primair).
Het hof is van oordeel dat de rechtbank op juiste wijze heeft beslist. Het hof zal het vonnis bevestigen. Het zal dat doen met aanvulling en verbetering van de gronden, zoals hieronder weergegeven.

De bewijsmiddelen verbetert het hof op de volgende onderdelen:

Leeswijzer
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer PL0600-2016034084. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
De verbetering van het hof worden schuingedrukt en onderstreept weergegeven. De doorstreepte (onderdelen van) bewijsmiddelen schrapt het hof.
Ten aanzien van het onder 1en 2ten laste gelegde:
1. Het proces-verbaal
van de in het openbaar gehouden terechtzitting van de rechtbank
Overijssel, zittingsplaats Zwolle, d.d. 31 oktober 2016, inhoudende de verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
Het klopt dat ik [benadeelde] heb geslagen met een stokje van 10 cm wat omwikkeld is met schuurpapier. De streepjes op haar rug. Dat is wat ik heb gedaan. Het klopt dat ik bij de politie heb verklaard dat ik het letsel op haar benen en rug met het stokje heb veroorzaakt. Omdat ik haar daar met het stokje geslagen heb, kreeg ze meer last van haar knie. Door het slaan kon ze moeilijk lopen. Het letsel op haar schouder heb ik met het stokje veroorzaakt. Het letsel op haar benen, de streepjes, heb ik gedaan.
2. Een proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 7 november 2015, inhoudende de door verdachte [verdachte] afgelegde verklaring, zakelijk weergegeven [1] :
Wij zijn al 10 jaar samen namelijk. Ik woon nu bij mijn vriendin en kind aan de [adres 1]
(het hof begrijpt: [adres 1]
3. Een proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 10 december 2015, inhoudende de door verdachte [verdachte] afgelegde verklaring, zakelijk weergegeven [2] :
V: Kun jij ons vertellen met welke voorwerpen jij [benadeelde] geslagen hebt?
A: Ik heb haar geslagen met een stok omwikkeld met schuurpapier. Deze heb ik zelf
gemaakt. Hiermee sloeg ik haar. Ik heb haar daarmee meerdere malen geslagen op haar rug, schouders en benen.
V: Met welke voorwerpen heb je haar mishandeld?
A: Alleen met de schuurstok.
V: Heb je haar ook geslagen en getrapt met jouw handen en voeten?
A: Ja, met de vlakke hand in haar gezicht.
4. Een proces-verbaal van aangifte d.d. 7 november 2015, inhoudende de door [benadeelde] afgelegde verklaring, zakelijk weergegeven [3] :
Ik doe aangifte van zware mishandeling dan wel poging doodslag en psychische mishandeling gepleegd door mijn partner [verdachte] . Ik woon samen met [verdachte] en onze zoon van 17 maanden oud aan de [adres 1] te [plaats] . [verdachte] en ik hebben 9 jaar een relatie.
Vanaf het begin van onze relatie word ik al mishandeld door [verdachte] . [verdachte] heeft mij al vaker ernstig mishandeld.
Afgelopen nacht, 6 op 7 november 2015 heeft [verdachte] aan de [adres 1] te [plaats]
mijernstig mishandeld. Hij heeft mij meerdere malen met een metalen staaf op mijn lichaam en hoofd geslagen. Ik voelde hierdoor meteen pijn. Ook ontstond er meteen letsel in de zin van een snee boven mijn hoofd welke bloedde.
Ik was bang dat [verdachte] mij dood zou slaan. Hij heeft mij zowel beneden als boven in de woning geslagen.
Bijna alle mishandelingen hebben plaatsgevonden aan de [adres 1] en de
[adres 2] te [plaats] . Hier liggen meerdere stokken waarmee ik geslagen ben.
Met de volgende voorwerpen ben ik onder anderen mishandeld:
- Stang van een driewieler, waarmee je hem vooruit kan duwen, ligt in de woonkamer;
- Stang van kleding kast, ligt in de slaapkamer;
- Stokje met schuurpapier, ligt in de keuken.
Ik ben afgelopen nacht mishandeld in de grote slaapkamer welke zich op de bovenverdieping aan de voorzijde bevindt, ook ben ik in de keuken op de begane grond mishandeld. Daar lagen ook rollen met tapijt welke mogelijk ingedeukt zijn doordat ik er op gevallen ben. De wond aan mijn hoofd is in de woonkamer ontstaan. Ik zat toen rechts op de bank.
5. Een proces-verbaal van verhoor aangeefster d.d. 8 november
2015, inhoudende de door [benadeelde] afgelegde verklaring, zakelijk weergegeven [4] :
Op 5 mei van dit jaar, ging het mis. [verdachte] gaf me toen met zijn platte hand een klap in mijn gezicht. Mijn bril ging hierdoor stuk. Ik heb er 2 littekens aan over gehouden. Deze zitten boven mijn rechter oog, onder mijn wenkbrauw. Deze klap deed mij erg zeer. Met een dag of 3 was het wondje genezen.
25 mei 2015. [verdachte] heeft toen mijn rechter bovenbeen en rechter knie kapot getrapt met Low Kicks. Hij heeft me wel 10 of 15 keer getrapt. Deze trappen deden mij op dat moment erg veel pijn. Hij heeft me toen helemaal beurs getrapt. Ik kon de volgende dag haast niet lopen van de pijn. Mijn rechterknie was pijnlijk en opgezwollen.
Op 27 oktober om een uur of 8 ‘s avonds. Ik kreeg vervolgens klappen van [verdachte] . Hij sloeg mij meerdere malen met zijn beide vlakke handen keihard op beide zijden van mijn gezicht. Dit was in de keuken. Ik denk dat hij me ongeveer 5 keer geslagen heeft. Hij raakte mij op de zijkant van mijn gezicht aan beide zijden. Deze klappen deden mij pijn.
Vervolgens gaf hij me meerdere Low Kicks op beide bovenbenen. Ik denk in totaal een keer of 8. Ik kon niet meer staan van de pijn en ik zakte door mijn benen heen. Ik lag op de grond en hij trok me omhoog om me te dwingen te blijven staan. Ik kreeg vervolgens weer een Low Kick tegen mijn rechter bovenbeen. Dit deed erg zeer. Hij sloeg me toen weer met zijn linkerhand, rechts tegen mijn gezicht. Dit deed zeer en ik werd duizelig. Ik zakte weer door mijn benen heen. Dit was nog steeds in de keuken. Mijn rechter oor piepte van de klappen die hij me had gegeven tegen mijn gezicht.
Hij trok me vervolgens weer omhoog en kwam met zijn gezicht een cm of 10 voor mijn gezicht. Hij zei tegen me: “Je gaat nu toegeven dat je met mijn broertje geneukt hebt.” Ik heb toen uit angst toegegeven om geen klappen meer te krijgen.
Op de 28ste in de ochtend rond een uur of half 8 kreeg ik een vuistslag tegen mijn hoofd aan de rechter kant, dit deed mij zeer en mijn oor piepte er van. [verdachte] gaf me toen weer met zijn linker vuist een harde klap op de rechterzijde van mijn hoofd. Ik zag toen een flits voor mijn ogen. Ik zat op de wc. Ik heb toen uit angst voor meer klappen gezegd dat [verdachte] gelijk had. [verdachte] schopte toen met de bal van zijn rechter voet tegen mijn rechter bovenbeen. Dit deed erg zeer en mijn been begon te shaken. Ik kroop over de vloer van de wc af de gang in want ik kon niet meer lopen van de pijn.
Bij mijn ouders in hun woning aan de [adres 3] pakte [verdachte] me vast aan mijn haar op mijn achterhoofd en hij zei tegen me dat ik mee moest naar huis. Dit trekken aan mijn haar deed mij zeer en ik schreeuwde au! Mijn vader kwam er toen tussen om ons uit elkaar te halen.
Afgelopen vrijdagnacht
(het hof begrijpt: de nacht van 6 op 7 november 2015)begon hij me te slaan en te schoppen. Hij sloeg me eerst met zijn vlakke hand in mijn gezicht. Hij sloeg me 3 keer. Daarna gaf hij me 5 Low Kicks tegen mijn rechter en linker bovenbeen. Hij schopte me met zijn schenen. Dit slaan en schoppen deed hij hard en deed mij erg zeer. We stonden op dat moment in de woonkamer. Ik probeerde weg te springen maar dat lukte niet. Ik zag dat hij een soort van waas voor zijn ogen had en dat ik niet meer tot hem door kon dringen. Het speeksel kwam zelfs uit zijn mond en hij had het schuim in zijn mondhoeken staan. Hij was echt woest. Zo erg had ik hem nog nooit gezien. Het leek wel een duivel. Daarna deed hij de voor- en achterdeur op slot en deed de sleutels in zijn zak zodat ik niet weg kon. Hij zei tegen mij, als jij mij niet afmaakt, maak ik jou af.
Hierna gaf hij me nog schoppen en stoten. Hij heeft me een keer of 4 tegen mijn borstbeen geslagen met zijn vuist. Dit deed mij erg zeer. Ik deinsde terug in de hoek van de keuken, ik heb tegen hem geschreeuwd dat hij het niet moest doen, ik heb hem gesmeekt. Hij pakte een stokje van het aanrecht. Dit stokje is ongeveer 15 cm lang en 2 cm dik. Om dit stokje zat schuurpapier gewikkeld met nietjes. Hij begon me te slaan met dat stokje op mijn rug terwijl ik in het hoekje van de keuken op de grond zat. Hij heeft me op mijn linker schouder geraakt. Hij bleef me maar slaan en bij 10 ben ik de tel kwijt geraakt. Ik heb geschreeuwd dat hij op moest houden. Ik bleef hem smeken op te houden en hij sloeg me overal waar hij me raken kon met dat stokje. Hij heeft me ook meerdere keren op mijn benen geslagen, op mijn boven- en onderbenen van binnen en van buiten. Ik heb geroepen: “help, nee, niet doen!” Ik moest ondanks de pijn die ik had met [verdachte] mee naar boven naar [naam 1] . Ik ben op handen en voeten de trap opgegaan, zoveel pijn had ik. [verdachte] ging voor me uit de trap op en hij had dat stokje nog steeds. [verdachte] zei tegen mij: “wacht naar tot [naam 1] weer slaapt, dan sla ik alles uit je, je gaat de waarheid vertellen.” Na een minuut of 10 was [naam 1] in slaap gevallen en [verdachte] stond op. Hij ging naar de kleine kamer tegenover onze slaapkamer. Hij pakte daar een roede uit de kledingkast waar normaal de hangers aan hangen. Hij begon me te slaan met die ijzeren roede tegen mijn benen. Ik lag nog steeds op bed. Iedere keer als hij me sloeg telde hij hardop. Hij heeft tot 7 geteld. Hij sloeg me toen wel 10 keer met die ijzeren roede, overal waar hij me kon raken, op mijn rug, op mijn armen en benen. [verdachte] dwong me naar beneden te gaan. Ik moest van [verdachte] op de rechterkant van de bank gaan zitten.
Ik zag en voelde dat hij me een vuistslag gaf in mijn gezicht. Hij sloeg me met zijn linker vuist, op de rechterkant van mijn gezicht. Ik zag dat [verdachte] de duwstok van de 3-wieler pakte. [verdachte] sloeg me aan de rechterzijkant van mijn hoofd met het 3-hoeks gedeelte van de duwstok. Mijn oren piepten en ik zag vlekken. Ik had het gevoel dat ik dood ging. Ik zag dat [verdachte] de duwstok omdraaide en ik zag en voelde dat hij me met het uiteinde van de stok tegen de linkerkant van mijn hoofd sloeg. Met dat uiteinde klik je die duwstok aan de 3-wieler. Op het moment dat hij me sloeg tegen de linkerkant van mijn gezicht begon het te bloeden. Het werd zwart en wit voor mijn ogen en ik werd duizelig, misselijk, begon te zweten en te trillen.
6. Een proces-verbaal van verhoor aangeefster d.d. 1 december
2015, inhoudende de door [benadeelde] afgelegde aanvullende verklaring, zakelijk weergegeven [5] :
Alle verwondingen aan mijn lichaam zijn toegebracht door [verdachte] met behulp van een stokje ontwikkeld met schuurpapier, een duw stok van de driewieler van [naam 1] , een hangstok voor kledinghangers en door het slaan met zijn vuisten en zijn platte handen en het geven van trappen over mijn hele lichaam. De verwondingen aan mijn linkerschouderblad, linker kuitbeen en mijn rechter binnen boven been zijn veroorzaakt door het stokje met schuurpapier. [verdachte] heeft mij die vrijdagnacht met die duw stok op mijn voorhoofd geslagen. Hierdoor ontstond er een hevige bloedende wond die in het ziekenhuis met 6 hechtingen is gehecht.
7. Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 november
2015, inhoudende het relaas van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , zakelijk weergegeven [6] :
Op 7 november 2015
kregen wij [verbalisant 2] en [verbalisant 1] het verzoek van de wachtcommandant om te gaan naar de eerste hulp van Isala (het hof begrijpt: het Isala ziekenhuis te Zwolle). Hier zou [benadeelde] (het hof begrijpt: aangeefster [benadeelde] ) zijn binnengebracht. De kinderarts en de verpleging gaven aan dat ze zelden iemand zo toegetakeld haddengezien. [benadeelde] zou onder de blauwe plekken zitten en een bovendruk hebben van 70. Deze bovendruk moet normaal 130 zijn.
8. Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 november 2015, inhoudende het relaas van verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] , zakelijk weergegeven [7] :
Op zaterdag 7 november 2015 werd door ons onderzoek naar sporen verricht in perceel [adres 1] te [plaats] . In de keuken zagen wij op het aanrechtblad bebloede verbandgaasjes en verbroken verpakkingen van deze gaasjes liggen. In de woonkamer zagen wij een metalen stok met een driehoekige kunststof beugel. Met deze stok kan de driewieler worden voortgeduwd. Op de stok zagen wij een rode veeg. In de slaapkamer aan de voorzijde van de woning, zagen wij op de kast een vierkant stokje liggen. Om dit stokje was schuurpapier aangebracht.
9.
Een geschrift, zijnde een letselrapportaged.d. 10 november 2015 opgemaakt door H. Pathuis, forensisch arts,
zakelijk weergegeven [8] :
Betreft
Naam: [benadeelde]
Voornamen: [benadeelde]
Geslacht: vrouw
Geboortedatum: [geboortedatum]
Geboorteplaats: [plaats]
Datum letsel: volgens betrokkene de nacht voor het onderzoek, dus de nacht van 6 op 7 november 2015.
Behandelend arts: H. Pathuis
Hoofd:
Op de rechter wang is een rode, onscherp begrensde diepe onderhuidse bloeding zichtbaar met onregelmatige vorm. De onderhuidse bloeding loopt ongeveer vanaf onder het rechter oog, over het linker jukbeen en richting de rechter kaakhoek. De meer bruine onderhuidse bloedingen zichtbaar op de rechter wang passen bij het oudere letsel van 27 oktober.
Over de neusbrug is een rode, redelijk begrensde onderhuidse bloeding zichtbaar.
Slachtoffer heeft een bloedneus gehad.
Ongeveer centraal op het voorhoofd, nog net onder het verband en tussen de wenkbrauwen, is een grote zwelling zichtbaar. Deze schemert blauw door en past zeer goed bij een diepe onderhuidse bloeding.
Op het voorhoofd links is een grote barstwond aanwezig die doorloopt tot op het bot van de schedel; deze wond is gehecht op de spoedeisende hulp.
De linker wang is sterk gezwollen zonder duidelijke verkleuring. Dit past bij bijvoorbeeld een diepe bloeding in een van de kauwspieren.
Op de linker kaakhoek, uitlopend naar de wang is een min of meer rechthoekige diepe krasverwonding zichtbaar. De loopt streepvormig uit naar de wang. Er is een duidelijke evenwijdig patroon zichtbaar in deze verwonding wat duidt op ontstaan op hetzelfde moment en in dezelfde richting.
Meer richting de hals is nog een oppervlakkige, rode onderhuidse bloeding zichtbaar.
Het hoofd is verbonden.
Hals:
Diverse onderhuidse bloeduitstortingen onder de linker en rechter kaaklijn en uitlopend naar de hals. Langwerpig en boogvormig rood-paarse oppervlakkige onderhuidse bloeding net onder de rechter kaakhoek.
Romp:
Links op de rug nabij de schouder is een grote paars-omrande onderhuidse bloeduitstortingen zichtbaar met een onregelmatige vorm en zonder duidelijk herkenbaar patroon. Centraal is de bloeduitstorting lichter en meer huidkleurig met een lijnvormige krasverwonding. Dit letsel heeft naar boven tot nog een viertal in elkaar overlopende uitlopers die ook paars-rood zijn omrand en centraal lichter van kleur zijn. Het geheel wordt omgeven door een blauwe verkleuring passend bij een diepe onderhuidse bloeding.
Rechtsonder deze zeer grote onderhuidse bloeding bevinden zich meerdere oppervlakkige en diepe rode en paarse onderhuidse bloedingen. Er lijkt een patroon te worden gevormd. Ze vormen gezamenlijk een rechthoek met open zijde aan de rechter kant. Boven deze gegroepeerde onderhuidse bloedingen bevindt zich nog een min of meer driehoekige paars-rode diepe onderhuidse bloeding.
Rechtsboven de eerste genoemde letsels zijn een tweetal rechthoekige en scherp begrensde oppervlakkige onderhuidse bloedingen zichtbaar. Aan de linkerzijde lijken ze te worden begrensd door een streepvormig, verticaal verlopende diepe onderhuidse bloeding. Dit streepvormig letsel loopt naar boven toe wat gebogen naar rechts. Aan de onderzijde loopt er nog een rode, oppervlakkige onderhuidse bloeding haaks op dit letsel. Hierdoor vormt het een duidelijk patroon. Het lijkt was op een halve strijkijzer, alhoewel hij wel kleiner oogt dan een normale strijkijzer. Tussen de rechthoekige onderhuidse bloedingen bevinden zich nog enkele diepe onderhuidse bloedingen met onregelmatige vorm en scherp begrensd.
Op de linkerzijde van de rug, ongeveer ter hoogte van het linker schouderblad, bevindt zich een enigszins peervormige, rood-blauwe, onscherp begrensde diepe onderhuidse bloeding. Deze wordt aan de linkerzijde onderbroken. In de linkerzijde van dit letsel lijkt er een ovaalvorm zichtbaar, bestaande uit rode oppervlakkige bloedingen.
Ongeveer halverwege de rug aan de linkerzijde bevindt zich een rode rechthoekige huidverkleuring. Dit past bij een acute ontstekingsreactie in de huid door extern
inwerkend stomp geweld.
Op de rechter schouder, aan de achterzijde is een rechthoekig rood letsel zichtbaar welke wordt omgeven door een onscherp begrensde door de huid blauw doorschemerende diepe onderhuidse bloeding. De huid zelf bevat nog enkele oppervlakkige onderhuidse bloedingen en aan de hoofdzijde een oppervlakkige krasverwonding.
Bekken:
Een circa 7 x 5 cm grote niet scherp begrensde rood-blauwe onderhuidse bloeduitstorting op de heup links.
Armen:
Linkerarm:
De linkerarm was verbonden. Betrokkene gaf zelf aan dat er een scheurtje in een van de botjes van het ellebooggewricht was gevonden in het ziekenhuis.
Aan de handzijde van het verband is nog net een rode verkleuring van de huid zichtbaar, passend bij een diepe onderhuidse bloeding.
Rechterarm:
Een niet scherp begrensde onderhuidse bloeduitstorting op de linker bovenarm rechts. Omvat bijna de omtrek van de halve bovenarm. De bedekkende huid bevat nog enkele oppervlakkige onderhuidse bloedingen.
Diffuse roodheid van de rechter onderarm iets onder de elleboog. De huid staat strak gespannen door een grote onderhuidse zwelling. De ernst van de zwelling kan duiden op bijvoorbeeld een spierbloeding of breuk in de onderliggende botten. Een breuk was echter uitgesloten bij onderzoek in het ziekenhuis, wat een spierbloeding aannemelijk maakt.
Linker + rechterarm:
Buitenzijde van de rechter pols is een ronde, rode huidverkleuring zichtbaar passend
bij een diepe onderhuidse bloeding en passend bij fingertipbruising.
Blauwverkleuring en zwelling van het eerste vingergewrichtje van de middelvinger passend bij een diepe onderhuidse bloeding in of rond het gewrichtje.
Linker + rechter been:
Aan de binnenzijde van de linker knie is een grote, rode redelijk scherp begrensde onderhuidse bloeding zichtbaar. Net boven de knie bevat dit letsel een huidkleurig driehoekig eiland. Het is zeer aannemelijk dat het huidkleurige eilandje een plaats van impact is geweest van het grof inwerkend stomp geweld, bijvoorbeeld slaan met een stok of pijp.
Aan de buitenzijde van het linker onderbeen is een rode onregelmatig gevormde onderhuidse bloeding zichtbaar. Richting de enkel is nog een diepe ontvelling zichtbaar waarover kan worden gezegd dat het oorzakelijk geweld van boven-buiten naar binnen-onder heeft plaatsgevonden gezien de richting waarin de huid is afgeschoven.
Aan de buitenzijde van het linker bovenbeen, iets onder de heup is een rode, rechthoekige onderhuidse bloeding zichtbaar die aan de bovenzijde wordt begrensd door een paarsblauwe streepvormige diepe onderhuidse bloeding. Dit letsel werd zeer waarschijnlijk veroorzaakt door grof inwerkend stomp geweld zoals slaan met een stok. Het letsel past zeer goed bij een tramline letsel, wat zeer typisch kan zijn voor letsel veroorzaakt door een stok of plank.
Rechter been:
De rechter knie is bijna volledig omgeven door een rode, redelijk scherp begrensde diepe onderhuidse bloeding.
Aan de buitenzijde van het rechter onderbeen is een rode onscherp begrensde diepe onderhuidse bloeding zichtbaar met centraal een helderrode brede lijn. Dit letsel past zeer goed bij een onderhuidse bloeding welke zeer waarschijnlijk is veroorzaakt door een klap met een stok of lat met ongeveer de breedte van de helderrode lijn.
Aan de binnenzijde van het rechter bovenbeen is een rechthoekige rode oppervlakkige onderhuidse bloeding zichtbaar welke aan de boven en onderzijde wordt begrensd door een streepvormige paarsblauwe lijn. Dit letsel is weer zeer typisch voor een tramline letsel, zeer waarschijnlijk veroorzaakt door slaan met een stok of lat.
Een deel van het zichtbare letsel is vers en minder dan één dag oud. Verder veel ander letsel van enkele dagen oud.
Letsel is ontstaan door direct of indirect inwerkend stomp botsend geweld zoals bijvoorbeeld door slaan of stompen met de hand of knijpen met vingers en/of slaan of stompen met harde voorwerpen (stok) en/of schoppen met al dan niet geschoeide voeten of vergelijkbaar geweld.
Letsel ontstaan door direct en indirect inwerkend stomp botsend geweld uitgeoefend op vele plekken van betrokkene hetgeen kan passen bij de door betrokkene aangegeven toedracht.
Zeer ernstige mishandeling waarbij naast schoppen, slaan en stompen ook met voorwerpen is geslagen; hierbij is ook het hoofd van betrokkene fors geraakt met wonden tot op de schedel.
Dergelijk stomp botsend geweld op het hoofd is potentieel dodelijk letsel.
10. Een geschrift, zijnde een rapport forensisch geneeskundig onderzoek naar aanleiding van geweldsincidenten onder andere op 7 november 2015, in [plaats]
d.d. 19 oktober 2016opgesteld door H.M.J.M. van Venrooij, NFI-deskundige Forensisch Geneeskunde, inhoudende, zakelijk weergegeven [9] :
Slachtoffer: [benadeelde] , geboren [geboortedatum] in [geboorteplaats] .
Verdachte: [verdachte] , geboren [geboortedatum] op [geboorteplaats] .
De diverse letsels zoals waargenomen op het beschikbare fotomateriaal aangevuld met de klinische informatie, bestaan uit vele, grotendeels onderhuidse bloeduitstortingen, verspreid over het gehele lichaam van [benadeelde] .
Een aantal bloeduitstortingen is van het tram-line type, een aantal andere letsels bestaat uit erytheem, al dan niet gecombineerd met schaafletsels.
Deze letsels kunnen, zowel wat betreft de aard als de locaties daarvan, verklaard worden door de veelvuldige inwerking van uitwendig stomp botsend geweld, zoals slaan met (de) vlakke hand(en), met (de) vuist(en), schoppen met de bal van de voet en met de onderbenen/schenen zoals bij het geven van ‘low-kicks’ en slaan met diverse harde, relatief lange en smalle, en mogelijk deels ruwe voorwerpen, zoals een stok van circa 15 cm lang en 2 cm breed, een ijzeren roede uit een kleerkast en onderdelen van een duwstang van een driewieler, inwerkend op het meer of minder door kleding of anderszins, bijvoorbeeld door een deken, bedekte lichaam van aangeefster.
Daarnaast worden kras- en schaafletsels en een oppervlakkige huidbeschadiging waargenomen die kunnen worden verklaard door geweldsinwerkingen tijdens heftige interacties tussen personen zoals bij (een) vechtpartij(en).
De in het ziekenhuis gehechte ‘barstwond’ links op het voorhoofd van [benadeelde] kan worden verklaard door heftige stompe geweldsinwerking(en) op het hoofd, bijvoorbeeld opgeleverd door slaan met een hard voorwerp zoals een (deel van een) duwstang van een driewieler of (zich) zeer hard met het hoofd stoten aan of tegen een hard, kantig (deel van een) object zoals een trap of een kast.
Zowel gezien de aard en de locaties van de letsels op het lichaam van [benadeelde] als gezien de tijdsvolgorde die kan worden vastgesteld met betrekking tot het ontstaan van de letsels op basis van het fotomateriaal en de klinische informatie, kunnen de letsels verklaard worden door de geweldsinwerkingen zoals die door [benadeelde] zijn beschreven in haar diverse verklaringen.
Bij (een) val(len) van een trap doorgaans naast bloeduitstortingen ook meer of minder uitgebreide schaafverwondingen op prominerende lichaamsdelen zoals de ellebogen, schouders, knieën en heupen worden aangetroffen, hetgeen niet het geval was bij [benadeelde] .
Met betrekking tot de gevaarzetting van herhaaldelijk slaan tegen het hoofd met een hard voorwerp, zoals een duwstang van een driewieler, zoals verklaard door [benadeelde] , met het daardoor ontstaan van een diepe scheurwond tot op het botvlies van de schedel zoals vastgesteld bij klinisch onderzoek, wordt gesteld dat retrospectief geen levensbedreigend letsel bij [benadeelde] is gediagnosticeerd.
In dit kader wordt wel gesteld dat herhaaldelijk en met kracht tegen het hoofd slaan met een hard voorwerp zoals een stang een aanmerkelijk risico oplevert voor het ontstaan van ernstig, en mogelijk dodelijk, schedelhersenletsel.
Het letsel dat werd aangetroffen in de kliniek wordt omschreven als een ‘barstwond’ oftewel een scheurwond. Deze verliep tot op het botvlies van de schedel. Een dergelijke wond kan zijn veroorzaakt door (een) harde slag(en) tegen het (voor)hoofd met een hard voorwerp, zoals de stang van een driewieler.
De verklaring van aangeefster voor het ontstaan van het letsel links aan het voorhoofd is volledig passend bij het in het medisch dossier beschreven letsel.
De verklaring van aangeefster dat zij meermalen met een metalen staaf op haar hoofd is geslagen past bij het letsel in de vorm van een bloedende snee op/aan het voorhoofd.
11. Het proces-verbaal van sporenonderzoek van verbalisant [verbalisant 5] van 18 november 2015, inhoudende, zakelijk weergegeven [10] :
Op dinsdag 17 november 2015 te 13:28 uur, werd door mij verbalisant een forensisch onderzoek naar biologische sporen verricht aan onderstaande sporendrager in verband met een vermoedelijke poging tot zware mishandeling, gepleegd op zaterdag 7 november 2015 te 04:00 uur aan [adres 1] in [plaats] .
Sporendrager
Goednummer: PL0600-2015543557-948576
SIN: AAIP5475NL
Relatie met SIN: AAHI4417NL
Object: Speelgoed (Overige)
Land: Nederland
Bijzonderheden: Duwstok van een driewieler met rode vlek op sticker.
(bloed)
Ik zag dat het een grijs gekleurde duwstok met een blauw en gele accenten van het
merk smartrike betrof.
Ik heb de duwstok onderzocht op de aanwezigheid van bloed. Hierbij zag ik een op
bloed lijkend spoor. De aanwezigheid van bloed in dit spoor is met de tetrabasetest
bevestigd:
- een bloedspoor aanwezig op een sticker van de duwstok.
Ik heb een deel van het bloedspoor bemonsterd met behulp van een wattenstaafje +
demiwater. Als onderdeel van de standaard onderzoeksprocedure heb ik de bemonstering onderzocht op de aanwezigheid van bloed.
De aanwezigheid van bloed in de bemonstering is met de tetrabasetest bevestigd.
Ik heb het wattenstaafje veiliggesteld in een cupje in een gripzakje, gewaarmerkt met SIN AAHI4417NL en verzegeld.
12. Een geschrift, zijnde een rapport DNA-onderzoek naar aanleiding van een zware mishandeling gepleegd in [plaats] op 7 november 2015
d.d. 20 januari 2016 opgesteld dooring. F. van Gennip, NFI-deskundige forensisch DNA onderzoek, inhoudende, zakelijk weergegeven [11] :
Onderstaand onderzoeksmateriaal is onderworpen aan een DNA-onderzoek:
Van het DNA in de bemonstering
MHI4417NL #01AAHI4417NL #01Is een DNA-profiel verkregen van een vrouw. Dit DNA-profiel is vergeleken met het van het referentiemonster wangslijmvlies RABE7162NL van het slachtoffer [benadeelde] verkregen DNA-profiel. Deze DNA-profielen matchen met elkaar. Dit betekent dat het bloed/celmateriaal In de bemonstering AAHI4417NL #01 afkomstig kan zijn van het slachtoffer [benadeelde] . De kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen vrouw matcht met dit DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde:
13.
Het proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 31 oktober 2016, inhoudende de verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
Ik heb [benadeelde] ooit wel eens in het gezicht geslagen, misschien één keer. Dat was omdat ze het kind verwaarloosde.
14. Een proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 16 november 2015, inhoudende de door verdachte [verdachte] afgelegde verklaring, zakelijk weergegeven [12] :
[benadeelde] is een slet die ik van de Straat geplukt heb.
V: Hoe sla jij dan.
A: platte hand
V: waar sla jij dan
A: In haar gezicht.
15.
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 7 november 2015, inhoudende de door [benadeelde] afgelegde verklaring, zakelijk weergegeven [13] :
Ik doe aangifte van zware mishandeling dan wel poging doodslag en psychische mishandeling gepleegd door mijn partner [verdachte] .
Vanaf het begin van onze relatie word ik al mishandeld door [verdachte] . [verdachte] heeft mij al vaker ernstig mishandeld. (…) Bijna alle mishandelingen hebben plaatsgevonden aan de [adres 1] en de [adres 2] te [plaats] .
16.
Een proces-verbaal van verhoor aangeefster d.d. 8 november 2016, inhoudende de door [benadeelde] afgelegde verklaring, zakelijk weergegeven [14] :
Op 5 mei van dit jaar, ging het mis. [verdachte] gaf me toen met zijn platte hand een klap in mijn gezicht. Mijn bril ging hierdoor stuk. Ik heb er 2 littekens aan over gehouden. Deze zitten boven mijn rechter oog, onder mijn wenkbrauw. Deze klap deed mij erg zeer. Met een dag of 3 was het wondje genezen.
25 mei 2015. [verdachte] heeft toen mijn rechter bovenbeen en rechter knie kapot getrapt met Low Kicks. Hij heeft me wel 10 of 15 keer getrapt. Deze trappen deden mij op dat moment erg veel pijn. Hij heeft me toen helemaal beurs getrapt. Ik kon de volgende dag haast niet
lopen van de pijn. Mijn rechterknie was pijnlijk en opgezwollen.
Op 27 oktober om een uur of 8 ‘s avonds. Ik kreeg vervolgens klappen van [verdachte] . Hij sloeg mij meerdere malen met zijn beide vlakke handen keihard op beide zijden van mijn gezicht. Dit was in de keuken. Ik denk dat hij me ongeveer 5 keer geslagen heeft. Hij raakte mij op de zijkant van mijn gezicht aan beide zijden. Deze klappen deden mij pijn.
Vervolgens gaf hij me meerdere Low Kicks op beide bovenbenen. Ik denk in totaal een keer of 8. Ik kon niet meer staan van de pijn en ik zakte door mijn benen heen. Ik lag op de grond en hij trok me omhoog om me te dwingen te blijven staan. Ik kreeg vervolgens weer een Low Kick tegen mijn rechter bovenbeen. Dit deed erg zeer. Hij sloeg me toen weer met zijn linkerhand, rechts tegen mijn gezicht. Dit deed zeer en ik werd duizelig. Ik zakte weer door mijn benen heen. Dit was nog steeds in de keuken. Mijn rechter oor piepte van de klappen die hij me had gegeven tegen mijn gezicht.
Hij trok me vervolgens weer omhoog en kwam met zijn gezicht een cm of 10 voor mijn
gezicht. Hij zei tegen me: “Je gaat nu toegeven dat je met mijn broertje geneukt
hebt.” Ik heb toen uit angst toegegeven om geen klappen meer te krijgen.
Op de 28ste in de ochtend rond een uur of half 8 kreeg ik een vuistslag tegen mijn hoofd aan de rechter kant, dit deed wij zeer en mijn oor piepte er van. [verdachte] gaf me toen weer met zijn linker vuist een harde klap op de rechterzijde van mijn hoofd. Ik zag toen een flits voor mijn ogen. Ik zat op de wc. Ik heb toen uit angst voor meer klappen gezegd dat [verdachte] gelijk had. [verdachte] schopte toen met de bal van zijn rechter voet tegen mijn rechter bovenbeen. Dit deed erg zeer en mijn been begon te shaken. Ik kroop over de vloer van de wc af de gang in want ik kon niet meer lopen van de pijn.
Bij mijn ouders in hun woning aan de [adres 3] pakte [verdachte] me vast aan mijn haar op mijn achterhoofd en hij zei tegen me dat ik mee moest naar huis. Dit trekken aan mijn haar deed mij zeer en ik schreeuwde au! Mijn vader kwam er toen tussen om ons uit elkaar te halen.
17. Een proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 9 november 2015, inhoudende de door [getuige 1] afgelegde verklaring, zakelijk weergegeven [15] :
Op 28 oktober 2015 zag ik dat onze dochter [benadeelde] in haar gezicht blauwe plekken had. Wij zagen meerdere blauwe plekken over haar hele gezicht. Het leek of zij een masker ophad. Zij vertelde ons dat [verdachte] haar geslagen had. [verdachte] bleef maar tieren en bleef maar boos. [verdachte] is de gehele dag in zijn boosheid gebleven.
18. Een schriftelijk bescheid, te weten een brief d.d. 18 november 2015, inhoudende de door [getuige 2] afgelegde verklaring, zakelijk weergegeven [16] :
April/mei dit jaar werd ik geconfronteerd met incidenten die [benadeelde] zijn overkomen in haar privé situatie.
Vlot achter elkaar kwam [benadeelde] op het werk met de mededeling dat ze was gevallen met de fiets en hier een behoorlijk pijnlijke knie aan over had gehouden.
[benadeelde] is hierdoor wel een aantal dagen in de ziektewet geweest omdat lopen erg moeilijk ging (pijnlijk en enorm dik).
Tevens was er of daarvoor of na dit incident ook in de privé situatie een gebeurtenis.
[benadeelde] had een snee boven haar oog, gehecht, blauw en opgezet.
Afgelopen maanden zag ik [benadeelde] in haar schulp kruipen, emotieloos, desinteresse. Haar vriend stond altijd haar op te wachten wanneer haar dienst was afgelopen. Hij stond dan niet buiten maar wachtte met regelmaat echt binnen in het gebouw. Aantal maanden geleden heb ik [benadeelde] in kantoor aangetroffen met een behoorlijk dik gezicht/kaak en een vreemde blik.
Gedurende die middag/avond kwam [benadeelde] in kantoor en wanneer ik haar recht in het gezicht keek zag ik de blauwe plekken door de make-up heen komen. Ik heb haar langzaam aan ten onder zien gaan.
19. Een proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 24 november 2015, inhoudende de door [getuige 3] afgelegde verklaring, zakelijk weergegeven [17] :
Ik denk dat het zo ongeveer half oktober 2015 was, rond 16.00 uur. Ik zag dat het gezicht van [benadeelde]
(het hof begrijpt: aangeefster [benadeelde] )onder de blauwe plekken zat.
20.
Een geschrift, zijnde eenletselrapportage d.d. 6 november 2015 opgemaakt door S.J.Th. van Kuijk, forensisch arts [18] :
Betreft
Naam: [benadeelde]
Voornamen: [benadeelde]
Geslacht: vrouw
Geboortedatum: [geboortedatum]
Geboorteplaats: [plaats]
Datum letsel: volgens betrokkene ongeveer 1½ week voor datum onderzoek (= 06-11-2015) ontstaan letsel zou dus rond 27-10-2015 zijn ontstaan.
Behandelend arts: S.J.Th. van Kuijk
Hoofd:
Oudere deels reeds genezen onderhuidse bloeduitstortingen op beide boven- en onderoogleden.
Zwelling door kneuzing met onderhuids bloedverlies (schemert vaag blauw door) van de rechter bovenkaak (en in minder mate ook links).
Hals:
Diverse kleine onderhuidse bloeduitstortingen en krasverwondingen die reeds aan het genezen zijn met name links in de hals.
Borst:
Op de borst zijn links en rechts hoog 2 kleine ovale oude niet scherp begrensde geelbruine onderhuidse bloeduitstortingen zichtbaar (lijken op zogenaamde fingertipbruises).
Lager op de borst links is een zeer grote onregelmatig qua vorm en niet scherp begrensde geelbruine onderhuidse bloeduitstorting zichtbaar.
Rug:
Links op de rug nabij de schouder is een grote bruine wegtrekkende onderhuidse bloeduitstortingen zichtbaar die qua vorm lijkt op de voet van een strijkijzer;
rechts op de rug zijn 2 parallel lopende bruine lijnvormig wegtrekkende onderhuidse
bloeduitstortingen zichtbaar (mogelijk resten van een vergelijkbaar patroon als links).
Links halverwege de rug een vage vlekkerige onscherp begrensde reeds grotendeels
weggetrokken onderhuidse bloeduitstorting plus lager een kraswond van ca 1.5 cm.
Buik:
Enkele vage onderhuidse bloeduitstortingen op de buik.
Bekken:
Een circa 4 x 2 cm oude niet scherp begrensde bruine onderhuidse bloeduitstorting in de lies rechts diverse grotere en kleinere bruine en blauw-paarse oude niet scherp begrensde onderhuidse bloeduitstortingen op beide billen.
Armen:
Linker arm:
Een oude niet scherp begrensde onderhuidse bloeduitstorting op de schouder links.
Een circa 10 x 6 cm zeer grote blauw-paarse oude scherp begrensde onderhuidse
bloeduitstorting op de achterzijde van de bovenarm boven de elleboog, die volgens
betrokkene is opgelopen bij afweren van schoppen en stompen door verdachte. Diverse grotere en kleinere oude niet scherp begrensde bruine en blauwe onderhuidse bloeduitstortingen op voor- en zijkant van boven- en onderarm.
Rechter arm:
Een oude niet scherp begrensde onderhuidse bloeduitstorting op de schouder rechts. Diverse grotere en kleinere oude niet scherp begrensde bruine en blauwe onderhuidse bloeduitstortingen op voor-, zij- en achterkant van boven- en onderarm.
Benen:
Linker been:
Diverse grote en kleinere deels in elkaar overlopende/elkaar overlappende oude niet scherp begrensde bruine en blauwe onderhuidse bloeduitstortingen op voor-, zij- en
achterkant van vooral bovenbeen en knie en in mindere mate het onderbeen.
Rechter been:
Diverse grote en kleinere deels in elkaar overlopende/elkaar overlappende oude niet
scherp begrensde bruine en blauwe onderhuidse bloeduitstortingen op voor-, zij- en
achterkant van vooral bovenbeen en knie en in mindere mate het onderbeen.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde:
Het hof volstaat gelet op de bekennende verklaring van verdachte ten aanzien van dit feit, met een opsomming van de bewijsmiddelen.
21. Het proces-verbaal
van de in het openbaar gehouden terechtzitting van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, d.d. 31 oktober 2016, inhoudende de bekennende verklaring van verdachte.
22. Een proces-verbaal van aangifte d.d. 11
november2015, inhoudende de door [getuige 4] afgelegde verklaring [19] .
23. Een proces-verbaal van verhoor aangeefster d.d. 8 november
2015, inhoudende de door [benadeelde] afgelegde verklaring [20] .
24. Een proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 16 november 2015, inhoudende de door verdachte [verdachte] afgelegde verklaring [21] .
Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde:
25. Het proces-verbaal
van de in het openbaar gehouden terechtzitting van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, d.d. 31 oktober 2016, inhoudende de verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
Ik heb tegen [getuige 5] gezegd dat hij naar een supermarkt kon komen als hij wilde vechten.
26. Een proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 26 juni 2015, inhoudende de door verdachte [verdachte] afgelegde verklaring, zakelijk weergegeven [22] :
In de nacht van 20 op 21 juni 2015 liep ik om ongeveer 3.00 uur liep langs de [bedrijfsnaam] te [plaats] . Ik heb toen met mijn wijsvinger steeds gewezen naar de manager. Ik heb hem gezegd dat wanneer hij echt met mij wil vechten dat we dit dan buiten de binnenstad moesten doen. Ik heb hem gezegd dat we elkaar overal kunnen tegenkomen en heb toen meerdere supermarkten genoemd als voorbeeld. Daar zouden we dan kunnen vechten.
27. Een proces-verbaal van aangifte d.d. 21 juni 2015, inhoudende de door [getuige 5] afgelegde verklaring, zakelijk weergegeven [23] :
Op 21 juni 2015 was ik werkzaam als portier bij café [bedrijfsnaam] te [plaats] . Omstreeks 03.00 uur zag ik dat [verdachte] achter de hekken stond en dat hij naar ons schreeuwde. Ik zag dat [verdachte] mij aankeek en mij aanwees. Ik zag dat hij mij recht in mijn ogen aankeek. Ik zeg dat hij een aantal malen zijn middelvinger opstak en vervolgens naar mij schreeuwde: “Als ik jou tegenkom bij de Jumbo, maak ik jou af!” Ik voel me hierdoor erg bedreigd.
28. Een proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 21 juni
2015, inhoudende de door [getuige 6] afgelegde verklaring, zakelijk weergegeven [24] :
Ik was vannacht aan het werk als portier bij cafe “ [bedrijfsnaam] ” te [plaats] . Omstreeks 03.00 uur, riep een getinte man op een agressieve wijze naar mijn collega [getuige 5] . Ik hoorde de man roepen: “Ik zie je regelmatig in de Jumbo. Als ik je weer zie dan maak ik je kapot”.

De bewijsmiddelen vult het hof aan met het volgende:

Ten aanzien van het onder 1 en 2 ten laste gelegde
Een geschrift, zijnde een slachtofferverklaring van [benadeelde] d.d. 15 januari 2016, opgesteld door [naam 2] , juridisch medewerker bij Slachtofferhulp Nederland (bevindt zich in het hoofdossier bij de slachtofferstukken) voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:

Als verklaring van aangeefster [benadeelde] :

Het begon eerst met ‘kleinere incidenten’, zoals slaan en schoppen. Uiteindelijk werd het steeds erger. Ik had nooit verwacht dat mijn vriend, de vader van ons kind waarmee ik negen jaar een relatie heb gehad, hiertoe in staat was. Die dag in november 2015 was toch écht de druppel! Ik zag het totaal niet aankomen. Ik werd geslagen op onder andere mijn hoofd, armen, benen. Overal deed het zeer. Het werd wazig voor mijn ogen. Ik schreeuwde het uit van de pijn en dacht dat ik het niet zou overleven.

De bewijsoverweging vult het hof aan met het volgende:

Verweer ten aanzien het onder 2 ten laste gelegde over de toedracht van de verwondingen bij aangeefster
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat niet vastgesteld kan worden dat de blauwe plekken die aangeefster [benadeelde] op 6 november 2015 al had, door het handelen van verdachte zijn veroorzaakt. Daartoe heeft de raadsvrouw aangevoerd dat [benadeelde] tegenover de zedenrecherche verklaard heeft dat de halfbroer van verdachte – [naam 3] – deze verwondingen aan haar heeft toegebracht. Pas nadat de zedenrecherche tegen aangeefster het vermoeden had geuit dat verdachte waarschijnlijk degene is geweest die haar verwond heeft en nadat in het ziekenhuis lang op haar ingepraat is, heeft aangeefster verklaard dat verdachte de verwondingen aan haar heeft toegebracht, aldus de raadsvrouw.
Het hof stelt op basis van het procesdossier het volgende vast.
Aangeefster [benadeelde] heeft op 7 november 2015 aangifte gedaan van zware mishandeling dan wel poging doodslag en psychische mishandeling. Aangeefster heeft op die dag tegenover de politie verklaard dat zij aangifte doet tegen haar partner [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1979. Aangeefster verklaart verder dat zij al negen jaar een relatie met [verdachte] heeft en dat zij vanaf het begin van die relatie al mishandeld wordt door [verdachte] . Deze verklaring wordt door haar bevestigd tijdens de door de politie op 8 november 2015 en 1 december 2015 afgenomen verhoren. Ook in haar schriftelijke slachtofferverklaring d.d. 15 januari 2016 geeft aangeefster aan dat verdachte degene is die haar mishandeld heeft.
Het hof overweegt als volgt.
Uit de verklaringen van aangeefster komt duidelijk naar voren dat zij verdachte aanwijst als de dader en niet diens halfbroer [naam 3] . Dat aangeefster op 6 november 2015 tijdens een informatief gesprek bij de zedenpolitie verklaard heeft dat [naam 3] haar mishandeld had doet niets af aan dit oordeel. Immers heeft aangeefster nadien nadrukkelijk verklaard dat [naam 3] haar niet mishandeld en verkracht heeft. Aangeefster heeft aangegeven dat zij door verdachte gedwongen werd om te zeggen dat [naam 3] haar zou hebben mishandeld. Gelet op het vorenstaande heeft het hof geen reden om aan de juistheid van de verklaringen van aangeefster te twijfelen. Daarbij neemt het hof eveneens in aanmerking dat de alternatieve lezing van de verdediging dat [naam 3] aangeefster in de periode voor 6 november 2015 mishandeld zou hebben geen enkele geloofwaardige steun vindt het dossier. Het hof verwerpt het verweer.
Verweer ten aanzien het onder 1 en 2 ten laste gelegde over het niet registreren van de verhoren van aangeefster.
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat de aangifte van [benadeelde] op 7 november 2015 en de verhoren van [benadeelde] op 8 november 2015 en 1 december 2015 in strijd met de Aanwijzing auditief en audiovisueel registreren van verhoren van aangevers, getuigen en verdachten (hierna: Aanwijzing AVR) niet auditief geregistreerd zijn. Volgens de raadsvrouw is er aldus sprake geweest van een onherstelbaar vormverzuim. Door dit vormverzuim is verdachte in zijn belangen geschaad omdat hij zich daardoor in dit strafproces minder goed kan verweren. De betrouwbaarheid van de verklaring van [benadeelde] is immers minder goed te beoordelen. Dit dient tot strafvermindering te leiden, aldus de raadsvrouw.
Het hof stelt voorop dat ingevolge de per 1 januari 2013 geldende Aanwijzing AVR verhoren in de meer ernstige strafzaken auditief worden geregistreerd. Uit deze regeling vloeit onder meer voort dat auditieve registratie van geplande verhoren van aangevers bij misdrijven die strafbaar zijn gesteld in het Wetboek van Strafrecht verplicht is indien voldaan is aan één van de volgende omstandigheden:
- er is een overleden slachtoffer;
- de strafbedreiging bedraagt 12 jaar of meer;
- de strafbedreiging bedraagt minder dan 12 jaar en er is sprake van evident zwaar lichamelijk letsel;
- het betreft een zedendelict met een strafbedreiging van 8 jaar of meer of er is sprake van seksueel misbruik in een afhankelijkheidsrelatie.
Het hof stelt op basis van het procesdossier het volgende vast. Aangeefster [benadeelde] is op 7 en 8 november 2015 en 1 december 2015 door de politie verhoord. Zij heeft op 7 november 2015 aangifte gedaan van zware mishandeling, dan wel poging doodslag en psychische mishandeling gepleegd door haar partner, met wie zij samen woont. Dit deed aangeefster op het moment dat zij zwaar gehavend in het ziekenhuis lag. Het eerste verhoor van aangeefster is niet auditief door de politie geregistreerd. Ook de nadien afgenomen verhoren zijn abusievelijk niet auditief door de politie geregistreerd.
Gelet op het vorenstaande is het hof van oordeel dat het niet auditief registreren van hetgeen aangeefster [benadeelde] op 7 en 8 november 2015 en 1 december 2015 tegenover de verhorende verbalisanten heeft verklaard, in strijd is met de Aanwijzing AVR. De voornoemde verzuimen zijn naar hun aard onherstelbaar. Daarmee is een belangrijk vormvoorschrift – dat is gegeven met het oog op de toetsbaarheid van de afgelegde verklaringen gedurende het strafproces – in aanzienlijke mate geschonden. De ernst van de verzuimen wordt mede bepaald door het belang van de betreffende verklaringen, de aard van de feiten waarover in die verklaringen wordt gesproken en de omstandigheid dat verbalisant [verbalisant 6] zich er ten tijde van het verhoor op 7 november 2015 van bewust was dat het verhoor niet geregistreerd werd conform de Aanwijzing AVR.
Deze verzuimen hebben in deze zaak geen nadeel voor verdachte meegebracht. De inhoud van de verklaringen is immers vastgelegd in door [benadeelde] ondertekende en door verbalisanten op ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. De verbalisanten [verbalisant 7] en [verbalisant 6] zijn nadien als getuigen gehoord door de raadsheer-commissaris in het bijzijn van de raadsvrouw. Daar hebben verbalisanten [verbalisant 6] en [verbalisant 7] verklaard dat zij geen twijfel hebben gehad over de juistheid van door hen afgenomen aangifte(n).
Verder blijkt niet dat de raadsvrouw op enig moment in het strafproces heeft verzocht aangeefster [benadeelde] als getuige te (laten) horen om op die wijze aangeefsters verklaringen op hun waarde te toetsen. De raadsvrouw had kennelijk geen belang aangeefster nogmaals te ondervragen. Nu de raadsvrouw dit verzoek niet heeft gedaan kan naar het oordeel van het hof niet gezegd worden dat verdachte bij het gebruik van de verklaringen van aangeefster in zijn verdediging is geschaad. Dat er desondanks nadeel voor de verdachte heeft geresteerd is niet concreet gemaakt, noch anderszins aan het hof gebleken. Daarom volstaat het hof met de vaststelling dat een onherstelbaar vormverzuim is opgetreden. Het zal hof aan het vormverzuim in dit geval geen rechtsgevolgen verbinden.

De straf- en maatregelmotivering vult het hof aan met het volgende:

In hoger beroep is op verzoek van de verdediging aanvullend gerapporteerd over de persoon van verdachte. Dit heeft geresulteerd in de multidisciplinaire Pro Justitia rapportage d.d. 14 februari 2018, opgesteld door C.A.J. Veldman, psychiater en T. ’t Hoen, GZ-psycholoog, beiden geregistreerd in het NRGD voor het deskundigheidsgebied strafrecht volwassenen psychiatrie respectievelijk psychologie.
In het voornoemde rapport staat onder meer beschreven dat verdachte lijdt aan een ernstig psychiatrisch toestandsbeeld, namelijk een psychotische stoornis, waarbij achterdocht, waanachtig denken, maar vooral ook desorganisatie en formele denkstoornissen, een verstoorde realiteitstoetsing en forse oordeels- en kritiekstoornissen op de voorgrond staan. Volgens de onderzoekers is dit beeld zo ernstig dat het de opvatting van de werkelijkheid van verdachte ernstig verstoord. De onderzoekers achten het aannemelijk dat verdachte al ten tijde van het ten laste gelegde de greep op zichzelf en de greep op de werkelijkheid grotendeels kwijt was als gevolg van zijn psychiatrische stoornis.
Volgens de onderzoekers had verdachte ten tijde van het ten laste gelegde een sterke achterdocht en meende op een wat onnavolgbare wijze dat zijn vriendin vreemd ging. Verdachte meende dat zij door zijn halfbroer misbruikt zou worden en dat ook het kind misbruikt zou zijn. Om de waarheid te kunnen achterhalen had verdachte zijn vriendin, om haar te helpen, geslagen. Hoe dit helpen er uit moest zien en waarmee verdachte haar hielp, kon verdachte niet duidelijk maken. Een suggestie was dat hij haar wilde laten zeggen dat [naam 3] , zijn halfbroer, haar ernstig had verwond.
De onderzoekers menen dat het ten laste gelegde door verdachte gepleegd werd in een toestand van psychotische vervorming van de werkelijkheid. Volgens de onderzoekers maakten zijn achterdocht, zijn gestoorde opvatting van de werkelijkheid, zijn verstoorde denkpatronen en zijn gestoord gevoelsleven dat verdachte verstrikt raakte in zijn wens zijn gezinsleven in orde te maken en te houden en zijn onvermogen de omstandigheden goed in te schatten. Het gedrag van verdachte was niet aangepast aan de werkelijkheid en hij verviel in gewelddadig gedrag, dat hem in zijn jeugd waarschijnlijk veel was voorgeleefd.
De onderzoekers adviseren verdachte, vanwege de onmacht, paranoïde angst en woede die hij ervaarde, hem de ten laste gelegde zaken verminderd toe te rekenen.
De onderzoekers concluderen verder dat de psychiatrische aandoening van verdachte hem verhindert de wereld om hem heen passend te begrijpen. Volgens de onderzoeker heeft verdachte geen ziektebesef en geen ziekte-inzicht en staat hij afwijzend tegenover psychiatrische behandeling. Vanuit zijn gestoorde en gedesorganiseerde omgang met zijn omgeving zal verdachte, zonder passende behandeling en begeleiding, gemakkelijk opnieuw in botsing komen met zijn omgeving, zeker in een (nieuwe) intieme relatie.
Het is aannemelijk dat hij dan opnieuw geweld zal gaan gebruiken, aldus de onderzoekers.
De onderzoekers achten de kans op recidive, in omstandigheden dat verdachte zonder behandeling terugkeert in de maatschappij, hoog.
Volgens de onderzoekers heeft verdachte vanuit zijn huidige toestandsbeeld een goed gestructureerde en voldoende beveiligde omgeving en medicamenteuze behandeling nodig, zodat de psychose kan verbeteren. Wanneer verbetering is ontstaan kunnen verdere behandelingen, gericht op agressieregulatie, het (waarschijnlijke) alcohol- en middelenmisbruik en vervolgens behandeling gericht op het omgaan met een (eventuele nieuwe) partner aan de orde komen. De onderzoekers menen dat het passende kader hiervoor, gezien verdachtes gebrek aan ziektebesef, ziekte-inzicht en zijn afwijzing van behandeling, een tbs met dwangverpleging is.
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat de recente over verdachte opgemaakte rapportages onvolledig, onduidelijk en innerlijk tegenstrijdig zijn. Daartoe heeft de raadsvrouw aangevoerd dat niet kan worden vast gesteld dat er sprake was van een stoornis ten tijde van de ten laste gelegde feiten, noch dat uit die stoornis een zodanig recidivegevaar (buiten de relatie tussen verdachte en diens ex-vriendin) voortvloeit dat het opleggen van de tbs-maatregel daarvoor noodzakelijk is. Er is daardoor geen indicatie waar de behandeling uit zou moeten bestaan en of een behandeling effectief is ter bestrijding van recidivegevaar, aldus de raadsvrouw.
Ter terechtzitting in hoger beroep hebben deze deskundigen het door hen opgemaakte pro Justitia rapport nader toegelicht aan de hand van de vragen van het hof, de advocaat-generaal en de raadsvrouw.
Tijdens die terechtzitting is gebleken dat de deskundigen nog steeds achter de conclusie uit het door hen opgemaakte rapport staan. Daarbij hebben de deskundigen benadrukt dat oplegging van de tbs met voorwaarden geen goede optie is aangezien verdachte geen ziekte-inzicht, behandelbereidheid en -motivatie heeft. Deskundige Veldman heeft bevestigd dat verdachte zich zonder begeleiding en behandeling in het normale leven onvoldoende staande kan houden.
Genoemde rapportage van 't Hoen en Veldman en hun verklaringen ter zitting van het hof ondersteunen de last dat verdachte ter beschikking wordt gesteld en het bevel dat hij van overheidswege zal worden verpleegd. Die rapportage en verklaringen maken onderdeel uit van de motivering van die beslissing.

Voorwaardelijk verzoek van de verdediging

De raadsvrouw heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat de raadsheer-commissaris het verzoek van de verdediging om drs. J.M. Oudejans, psycholoog en drs. I. Maksimovic, psychiater, als deskundigen te benoemen teneinde een nieuwe Pro Justitia rapportage over verdachte op te maken, ten onrechte niet heeft toegewezen. Daartoe heeft de verdediging aangevoerd dat de raadsheer-commissaris de door de verdediging opgegeven deskundigen had moeten benoemen omdat het belang van het onderzoek zich daar niet tegen heeft verzet. Aangezien de raadsheer-commissaris dit heeft nagelaten heeft hij het bepaalde in artikel 227 van het Wetboek van Strafvordering miskend, aldus de raadsvrouw.
De raadsvrouw heeft het hof verzocht om de behandeling van de zaak opnieuw aan te houden en te verwijzen naar de raadsheer-commissaris indien het hof de oplegging van een maatregel zou overwegen. Zij heeft het hof verzocht om in dat geval de door de verdediging opgegeven deskundigen te benoemen en hen opdracht te geven tot het opmaken van een nieuwe Pro Justitia rapportage over de persoon van verdachte om de eventuele mogelijkheid van een tbs met voorwaarden te onderzoeken. Het betreft dus een voorwaardelijk verzoek.
Het hof stelt voorop dat ingevolge artikel 227 van het Wetboek van Strafvordering een raadsheer-commissaris in het belang van het onderzoek ambtshalve, op vordering van de advocaat-generaal of op verzoek van de verdachte, een of meer deskundigen kan benoemen. Deze bepaling is gezien artikel 411a, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering ook van toepassing op de fase van het hoger beroep. Bij het verzoek van de verdachte om een deskundige te benoemen kan hij een of meer personen als deskundige aanbevelen. Tenzij het belang van het onderzoek zich hiertegen verzet, kiest de raadsheer-commissaris een of meer deskundigen uit de door de verdachte aanbevolen personen.
Het hof stelt op basis van het procesdossier het volgende vast.
De raadsvrouw heeft op 3 juli 2017 per faxbericht een verzoek ex artikel 411a van het Wetboek van Strafvordering bij de raadsheer-commissaris ingediend. In dit verzoek heeft de raadsvrouw de raadsheer-commissaris onder meer verzocht om aan drs. J.M. Oudejans, psycholoog, en drs. I. Maksimovic, psychiater, de opdracht te geven om een nadere ambulante rapportage op te stellen over de diagnostiek, toerekeningsvatbaarheid, het recidivegevaar en het strafadvies. Dat verzoek heeft het hof op de regiezitting van dit hof van 15 september 2017 toegewezen. Daarbij heeft het hof bepaald dat de zaak wordt verwezen naar de raadsheer-commissaris teneinde deskundigen te benoemen ten behoeve van een multidisciplinair onderzoek van verdachte.
Op respectievelijk 3 november 2017 en 21 november 2017 zijn drs. T. ’t Hoen en drs. C.A.J. Veldman door het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (hierna: NIFP) voorgedragen als gedragsdeskundigen in de onderhavige zaak. Deze deskundigen zijn respectievelijk op 10 november 2017 en 22 november 2017 door de raadsheer-commissaris benoemd voor het opmaken van een Pro Justitia rapportage over verdachte.
In reactie op de bovengenoemde benoemingen heeft de raadsvrouw aan de raadsheer-commissaris de vraag gesteld waarom de door de verdediging opgegeven deskundigen niet als deskundigen zijn benoemd. De griffier heeft hierop op 15 december 2017 namens de raadsheer-commissaris aan de raadsvrouw medegedeeld dat het NIFP de deskundigen in beginsel matcht op basis van inhoud en beschikbaarheid. De raadsheer-commissaris is in beginsel terughoudend bij het interveniëren op dit punt en gaat er vanuit dat alle in het Nederlands Register Gerechtelijke Deskundigen (hierna: NRGD) geregistreerde deskundigen mogen worden gematcht, tenzij er bijzondere omstandigheden aanwezig zijn. Daarvan is in dit geval niet gebleken.
Gelet op het vorenstaande is het hof, met de raadsvrouw, van oordeel dat uit het procesdossier niet is gebleken dat het belang van het onderzoek zich op enig moment heeft verzet tegen de benoeming van de door de verdediging opgegeven deskundigen. De vraag is of dat er toe dient te leiden dat het hof Oudejans en Maksimovic tot deskundigen benoemt of doet benoemen. Het hof heeft daarbij gelet op de inhoud van het door Veldman en ’t Hoen omtrent verdachte opgemaakte Pro Justitia rapport van 14 februari 2018 alsmede de toelichting die Veldman en ‘t Hoen ter terechtzitting in hoger beroep op dit rapport hebben gegeven. Daarnaast heeft het hof gelet op wat er namens de verdediging over de bekwaamheid van beide deskundigen en de inhoud van hun rapportage én de door hun getrokken conclusies naar voren is gebracht.
Het hof stelt vast dat de raadsvrouw niet heeft toegelicht of, en zo ja, waarom het door Veldman en ’t Hoen verrichte Pro Justitia onderzoek onvoldoende deugdelijk is om de daaruit voortvloeiende conclusies te dragen. De raadsvrouw heeft de door Veldman en ’t Hoen gehanteerde onderzoeksmethoden niet betwist. De raadsvrouw heeft niet gemotiveerd waarom de door de verdediging genoemde deskundigen een deugdelijker onderzoek zouden kunnen uitvoeren dan het reeds door Veldman en ’t Hoen uitgevoerde onderzoek. Het had op de weg van gelegen om dit nader te toe te lichten, temeer nu de deskundigen Veldman en ’t Hoen beiden in het NRGD geregistreerd staan. De raadsvrouw heeft aldus onvoldoende gemotiveerd waarom het noodzakelijk is dat een nieuwe Pro Justitia rapportage omtrent de persoon verdachte dient te worden opgemaakt.
Het hof heeft ambtshalve geen reden om te twijfelen aan de deskundigheid van Veldman en 't Hoen en aan de kwaliteit van hun rapportage en de door beide deskundigen getrokken conclusies.
Gelet hierop acht het hof zich voldoende ingelicht over de persoon van verdachte en over de mogelijkheid tot het opleggen van een tbs met bevel tot verpleging van overheidswege, dan wel een tbs met voorwaarden. Het hof wijst het verzoek van de verdediging af om Oudejans en Maksimovic als deskundigen te benoemen teneinde een nieuwe Pro Justitia rapportage over verdachte op te maken. Die benoeming is niet noodzakelijk.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Aldus gewezen door
mr. A. van Holten, voorzitter,
mr. J. Hielkema en mr. J.S. van Duurling, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. W.D. de Boer, griffier,
en op 19 juli 2018 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. J.S. van Duurling is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Pagina 112.
2.Pagina 126-129.
3.Pagina 61-63.
4.Pagina 64-74.
5.Pagina 83-85.
6.Pagina 86, 87.
7.Pagina 94-100.
8.Aanvullende letselrapportage
9.Aanvullend rapport
10.Pagina 252-256.
11.Pagina 256a en 256b.
12.Pagina 116-120.
15.Pagina 101-103.
17.Pagina 110.
18.Pagina 130-158.
19.Pagina 271-274.
20.Pagina 64-74.
21.Pagina 279-283.
22.Pagina 54-56.
23.Pagina 50, 51.
24.Pagina 52, 53.