ECLI:NL:GHARL:2018:6812

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
25 juli 2018
Publicatiedatum
25 juli 2018
Zaaknummer
WAHV 200.195.581
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Wijma
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen administratieve sanctie voor niet gebruik maken van de rijbaan in een voetgangersgebied

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Den Haag, die op 16 juni 2016 een administratieve sanctie had opgelegd aan de betrokkene. De sanctie van € 90,- was opgelegd omdat de betrokkene als bestuurder van een motorvoertuig niet de rijbaan zou hebben gebruikt, maar geparkeerd zou hebben in een voetgangersgebied op de Hoefkade in Den Haag. De gedraging vond plaats op 1 december 2014 om 19.05 uur. De betrokkene heeft in hoger beroep aangevoerd dat niet vaststaat dat hij de rijbaan niet heeft gebruikt en dat het voetgangersgebied niet als voetpad kan worden aangemerkt in de zin van artikel 10, eerste lid, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990).

Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft de beslissing van de kantonrechter vernietigd en het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond verklaard. Het hof oordeelt dat een voetgangersgebied kan worden aangemerkt als voetpad en dat de betrokkene terecht een sanctie is opgelegd. De gemachtigde van de betrokkene heeft betoogd dat de situatie onduidelijk was, maar het hof oordeelt dat de gedraging vaststaat op basis van de verklaring van de verbalisant en de overgelegde foto's.

Het hof heeft ook de proceskosten in hoger beroep voor vergoeding in aanmerking gebracht en de advocaat-generaal veroordeeld tot het vergoeden van de kosten van de betrokkene tot een bedrag van € 375,75. Dit arrest is gewezen door mr. Wijma, in tegenwoordigheid van mr. Stoop als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting op 25 juli 2018.

Uitspraak

WAHV 200.195.581
25 juli 2018
CJIB 186312902
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Den Haag
van 16 juni 2016
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [A] ,
voor wie als gemachtigde optreedt mr. [B] ,
kantoorhoudende te [C] .

Het tussenarrest

De inhoud van het tussenarrest van 14 juni 2018 wordt hier overgenomen.

Het verdere procesverloop

De gemachtigde van de betrokkene heeft bij brief van 16 juni 2018 nadere gronden ingediend.
De advocaat-generaal heeft hier op gereageerd.
De gemachtigde van de betrokkene heeft bij brief van 1 juli 2018 een nadere toelichting op het beroep ingediend.

Beoordeling

1. De beslissing van de kantonrechter wordt, gelet op wat in het tussenarrest is overwogen, vernietigd.
2. Dan staat het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie ter beoordeling. De officier van justitie heeft het beroep tegen de inleidende beschikking ongegrond verklaard. Bij die inleidende beschikking is aan de betrokkene als kentekenhouder een administratieve sanctie van € 90,- opgelegd ter zake van “als bestuurder van een motorvoertuig niet de rijbaan gebruiken”, welke gedraging zou zijn verricht op 1 december 2014 om 19.05 uur op de Hoefkade ter hoogte van nr. 84 te Den Haag met het voertuig met het kenteken [0-YYY-00] .
3. Namens de betrokkene wordt aangevoerd dat niet vaststaat dat de betrokkene niet de rijbaan heeft gebruikt. Gelet op artikel 10, eerste lid, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990) mogen bestuurders immers ook gebruik maken van andere weggedeelten. De betrokkene heeft gezien de aangebrachte belijning geparkeerd in een parkeervak. Daarnaast valt een voetgangersgebied niet aan te merken als een voetpad. Voor een zodanig extensieve interpretatie van het begrip 'voetpad' biedt artikel 10, eerste lid, van het RVV 1990 geen ruimte. Gelet op dit artikel kan slechts een weg
gedeelteals voetpad worden aangemerkt en niet de gehele weg. Verder merkt de gemachtigde op dat sprake is van een onduidelijke situatie, omdat het onderscheid tussen rijbaan, andere weggedeelten en trottoir nauwelijks is te maken.
4. Artikel 10, eerste lid, van het RVV 1990 bepaalt onder meer dat bestuurders van motorvoertuigen de rijbaan gebruiken. Zij mogen voor het parkeren van hun voertuig tevens andere weggedeelten gebruiken, behalve het trottoir, het voetpad, het fietspad, het fiets/bromfietspad of het ruiterpad.
5. Het dossier bevat onder meer een aanvullende verklaring waarin de verbalisant, voor zover relevant, het volgende verklaart:
“Het voetgangersgebied bevindt zich op de Hoefkade ter hoogte van percelen 62 t/m 182 in het zogenoemde ''rode dorp''. Dit is aangeduid met door de gemeente aangelegde verkeersborden G7, welke duidelijk zichtbaar aanwezig zijn (zie toegevoegde foto's). Het “rode dorp” zijn twee parallel gelegen straten met daar gesitueerde studentenwoningen. In het midden van de studentenwoningen bevindt zich een basketbalveld. Het basketbalveld is door middel van stoeptegels gelegd en met straatklinkers begrensd. (…)
Echter zag ik op bovengenoemde dag, datum en tijdstip dat er diverse personenauto's, waaronder de zwartkleurige Kia Picanto voorzien van kenteken [0-YYY-00] , langer dan tien minuten zonder een bestuurder, bijrijder of passagier in de nabijheid, in het betreffende voetgangersgebied geparkeerd stond. Hier bevinden zich geen parkeervakken voor personenauto's.”
6. Op de door de verbalisant overgelegde foto's is te zien dat het voertuig van de betrokkene naast een basketbalveld stond dat met grijze stoeptegels is bestraat. In de breedte van het basketbalveld zijn, door een lichtere, smallere tegel in de bestrating, een aantal lijnen zichtbaar. Ook zijn foto's van de borden G7 ''voetgangersgebied'' overgelegd.
7. De stelling van de gemachtigde dat een voetgangersgebied niet kan worden aangemerkt als voetpad in de zin van artikel 10 van het RVV 1990, wordt niet gevolgd. Een voetgangersgebied is een gebied waarin in beginsel alleen voetgangers zich mogen bewegen. Uit artikel 4 van het RVV 1990 volgt dat voetgangers het trottoir of het voetpad gebruiken. Hierop gelet kan een voetgangersgebied worden aangemerkt als voetpad in de zin van artikel 10, eerste lid, van het RVV 1990. Op de foto's zijn verder geen parkeervakken waar te nemen ter hoogte van de pleeglocatie. De lijnen in de breedte van het basketbalveld leiden ook niet tot enige onduidelijkheid hierover, nu deze lijnen in de bestrating slechts binnen het basketbalveld zijn aangebracht en als zodanig ook het basketbalveld afbakenen.
8. Gelet op de verklaring van de verbalisant en de overgelegde foto's staat vast dat de gedraging is verricht. Verder is niet gebleken dat de situatie zo onduidelijk is dat de betrokkene geen verwijt kan worden gemaakt. Zodoende is terecht een sanctie opgelegd en heeft de officier van justitie een juiste beslissing genomen. Het beroep tegen deze beslissing wordt daarom ongegrond verklaard.
9. De in hoger beroep gemaakte proceskosten komen voor vergoeding in aanmerking. De naar aanleiding van het tussenarrest ingediende nadere gronden beschouwt het hof niet als een proceshandeling die in aanmerking komt voor vergoeding. De termijn voor het aanvullen van de gronden is immers verleend, omdat in het hoger beroepschrift geen gronden tegen de beslissing van de officier van justitie en de inleidende beschikking zijn aangevoerd en het hof gelet op gewijzigde rechtspraak deze zaak niet heeft teruggewezen naar de kantonrechter. Aan het indienen van het hoger beroepschrift en de nadere toelichting dienen in totaal anderhalve punten te worden toegekend. De waarde per punt bedraagt € 501,- en gelet op de aard van de zaak wordt de wegingsfactor 0,5 (gewicht van de zaak = licht) toegepast. Aldus zal het hof de advocaat-generaal veroordelen in de kosten tot een bedrag van € 375,75.

Beslissing

Het gerechtshof:
vernietigt de beslissing van de kantonrechter;
verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond;
veroordeelt de advocaat-generaal tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, ter hoogte van € 375,75, over te maken op bankrekeningnummer [00000] ten name van [D] te [C] .
Dit arrest is gewezen door mr. Wijma, in tegenwoordigheid van mr. Stoop als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.