In deze civiele zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, staat de vraag centraal of [geïntimeerde] onrechtmatig heeft gehandeld jegens zijn werkgever, My Supplies B.V., door inktcartridges te verduisteren. De zaak is ontstaan na een ontslag op staande voet van [geïntimeerde] op 11 februari 2011, waarbij My Supplies hem aansprakelijk stelde voor de schade die voortvloeide uit de verduistering van cartridges. In eerste aanleg heeft de rechtbank Midden-Nederland geoordeeld dat [geïntimeerde] op 12 januari 2011 cartridges heeft ontvreemd, en hem veroordeeld tot betaling van € 10.753,30. My Supplies ging in hoger beroep en vorderde een hogere schadevergoeding van € 53.691,38, terwijl [geïntimeerde] in incidenteel hoger beroep de eerdere uitspraak aanvocht.
Het hof heeft de procedure in hoger beroep beoordeeld aan de hand van de bewijsvoering die in eerste aanleg is geleverd. Het hof concludeert dat My Supplies niet voldoende bewijs heeft geleverd voor de ontvreemding van cartridges op andere data dan 12 januari 2011. De rechtbank had eerder vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was voor de ontvreemding op de andere data, en het hof heeft deze conclusie overgenomen. Het hof heeft de grieven van beide partijen verworpen en het vonnis van de rechtbank bekrachtigd, waarbij My Supplies in de kosten van het hoger beroep is veroordeeld.
De uitspraak benadrukt het belang van bewijsvoering in civiele zaken en de rol van de civiele rechter in het vaststellen van feiten, onafhankelijk van strafrechtelijke procedures. Het hof heeft geoordeeld dat de civiele rechter niet gebonden is aan de uitkomsten van strafrechtelijke procedures, maar zelfstandig kan oordelen over de feiten in een civiele context.