Uitspraak
verweerder in het (voorwaardelijk) incidenteel hoger beroep,
[verzoeker],
verzoekster in het (voorwaardelijk) incidenteel hoger beroep,
AB Texel,
1.1. Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- het verweerschrift in (voorwaardelijk) incidenteel hoger beroep;
- het V-6 formulier van [verzoeker] met producties;
3.De feiten
[verzoeker] verrichtte bulktransporten meel in een zogenaamde kieperwagen. Zijn laatstgenoten salaris bedroeg € 2.613,61 bruto per maand inclusief vakantiegeld bij een 40-urige werkweek (schaal D5 van de toepasselijke CAO Beroepsgoederenvervoer).
In een arbeidskundige rapportage van 2 april 2012 wordt omtrent de oorzaak van de arbeidsongeschiktheid het volgende vermeld:
“Werknemer is een 42-jarige man die zijn werkzaamheden als vrachtwagenchauffeur op 24 augustus 2011 heeft gestaakt als gevolg van psychische problematiek. Oorzaak van de problematiek is voornamelijk gelegen in het feit dat werknemer zijn rijbevoegdheid cat.1 en 2 heeft verloren.”
In een schriftelijke verklaring van 11 mei 2015 heeft dhr. [B] , de begeleider van [verzoeker] bij Cosmo, daarover geschreven:
AB Texel heeft toen bekeken of [verzoeker] ook geschikt zou zijn voor het rijden met een vakkentrailer. Dat is een vrachtwagen waarmee in verschillende vakken verschillende soorten meel kunnen worden vervoerd. Volgens AB Texel was daar door marktwerking meer behoefte aan ontstaan. [verzoeker] heeft in dat kader in april 2015 meegelopen met een collega en mentorchauffeur, dhr. [C] . Volgens de bevindingen van die mentorchauffeur was [verzoeker] echter niet geschikt voor de vakkentrailer.
a) AB Texel wilde [verzoeker] bij volledige arbeidsgeschiktheid inzetten voor de nachtverlading. [verzoeker] wilde dat niet, omdat hij zich daartoe fysiek niet in staat achtte;
b) AB Texel wilde dat [verzoeker] vaker op zaterdag diensten zou draaien. [verzoeker] wilde dat niet. Hij beriep zich daarbij op een afspraak die hij met de vorige werkgever zou hebben gemaakt,
c) [verzoeker] wilde vier dagen in de week gaan werken, maar AB Texel wilde dat bij een 40- urige werkweek [verzoeker] vijf dagen per week inzetbaar zou zijn.
“Afgelopen week ben je voor de tweede keer aangesproken door de werkleider om het feit dat je mensen al pratende van het werk hield. Ook op het momnet dat je aangaf dat je even moest lopen, zat je te koffiedrinken bij de kofffie Corner, dat was niet de afspraak. Ook hierop ben je aangesproken.”Dit e-mailbericht is ter kennis van AB Texel gekomen.
“(..) Zoals u bekend is er volgens uw leidinggevende een onwerkbare situatie ontstaan, de mediation is ingezet om tot een oplossing te komen. Aangezien u het mediationtraject niet wilt voortzetten, beraden wij ons op volgende stappen. Deze week gaan wij hierover in overleg met onze advocaat.”
In een tussenbeschikking van 6 december 2017 heeft de kantonrechter partijen verzocht hem te informeren met betrekking tot het volgen door [verzoeker] van een opleiding op de vakkentrailer.
4.Het verzoek aan de kantonrechter en de beoordeling daarvan
€ 62.448,85.
De kantonrechter heeft daartoe, samengevat, overwogen dat genoegzaam is komen vast te staan dat de arbeidsverhouding tussen partijen zodanig is verstoord dat van AB Texel in redelijkheid niet kan worden gevergd die voort te laten duren, dat herplaatsing onder die omstandigheden niet in de rede ligt, dat AB Texel wel de transitievergoeding is verschuldigd, te bepalen op € 14.131,19, en dat geen aanleiding bestaat om op de voet van artikel 7:671b lid 8 BW AB Texel te veroordelen tot betaling van een billijke vergoeding.
5.De beoordeling in hoger beroep
grief 1komt [verzoeker] op tegen de aanduiding van de beschikking als een “beschikking van de kantonrechter ex artikel 7:671 lid 1 BW”. Volgens [verzoeker] is de beschikking op dit punt onvoldoende deugdelijk gemotiveerd, aangezien het een beschikking betreft ex artikel 7:671
blid 1 BW.
grieven 2 en 3zijn gericht tegen het oordeel van de kantonrechter dat sprake is van een zodanige verstoring van de arbeidsverhouding dat grond bestaat voor ontbinding daarvan. De grieven beogen de vraag of van een dergelijke verstoring sprake is in volle omvang aan het hof voor te leggen.
a) [verzoeker] weigerde mededeling te doen aan AB Texel over de reden waarom zijn rijbewijs ongeldig is verklaard;
b) hij heeft tot tweemaal toe zijn re-integratie gefrustreerd;
c) hij heeft gezegd planner te willen worden, maar heeft uiteindelijk geen test gedaan;
d) hij wilde na de aardappelen in de melk gaan rijden, heeft daartoe een toezegging afgedwongen, maar wilde vervolgens toch niet in de melk rijden;
e) hij bleef telkens klagen over loondoorbetaling bij ziekte en vakantieuren.
f) [verzoeker] wil niet flexibel worden ingezet op zaterdagen;
g) hij wil geen nachtverlading doen;
h) hij wil vier dagen per week werken bij een 40-urige werkweek;
i) hij kan alleen maar op de kieperwagen rijden en niet ook op de vakkentrailer.
Zijn ontkenning dat sprake is van een probleem in de arbeidsverhouding en het mislukken van de mediationtrajecten maakt dat inmiddels de arbeidsverhouding ernstig en duurzaam is verstoord. Het afbreken van de hernieuwde mediation was daarbij de druppel die de emmer deed overlopen.
ad a) hij was niet gehouden om daarvan mededeling te doen,
ad b) Cosmo en Pastiel hebben tegenover hem geen klachten geuit over zijn werkhouding.
bereikt,
ad c) AB Texel was toch niet van plan hem als planner te laten werken,
ad d) er was en is werk genoeg in het kiepervervoer en dat had en heeft (nog steeds) zijn voorkeur,
ad e) hij heeft maar één keer wat gevraagd en na verkregen antwoord nooit geklaagd,
ad f) hij wil wel werken op vast ingeroosterde zaterdagen, maar niet op andere zaterdagen en zijn vorige werkgever heeft hem mondeling toegezegd dat hij dat ook niet hoefde,
ad g) fysiek is hij daartoe vanwege artrose in zijn knieën niet in staat,
ad h) AB Texel wilde daar aanvankelijk wel in mee gaan. De bedrijfsarts heeft ook aanpassing van de werktijden geadviseerd,
ad i) hij heeft altijd op de kieperwagen gereden. Pas in december 2016 werd van hem verlangd dat hij ook op de vakkentrailer zou rijden. Hij heeft aangegeven daar best een opleiding voor te willen volgen, maar die is hem nooit aangeboden.
ad a) een werkgever mag van een werknemer die chauffeur is verlangen dat die hem informeert over kwesties die het rijbewijs betreffen. Als het rijbewijs van een chauffeur ongeldig wordt verklaard, heeft een werkgever er een gerechtvaardigd belang bij om te worden geïnformeerd over de achtergrond daarvan, zulks (mede) met het oog op een beoordeling van de taakvervulling door de chauffeur en op een inschatting van de (veiligheids)risico’s die verbonden kunnen zijn aan een latere werkhervatting. De weigering van [verzoeker] om AB Texel te informeren over de achtergrond van de intrekking van zijn rijbewijs duidt op een gebrek aan inzicht in dat belang en heeft, niet onbegrijpelijk, geleid tot een deuk in het vertrouwen van AB Texel in [verzoeker] . Dat laat onverlet dat een chauffeur de werkgever niet inhoudelijk hoeft te informeren over eventueel betrokken medische aspecten;
Aan de andere kant blijkt uit een functioneringsgesprek uit 2014 (toen [verzoeker] nog “in de aardappelen” reed) dat AB Texel er de voorkeur aan gaf om bij het melkvervoer chauffeurs in te zetten die daar ervaring mee hadden. Daarmee is voor het hof niet helder in hoeverre het terugkomen door [verzoeker] op zijn keus voor AB Texel ook feitelijk een probleem was;
[verzoeker] heeft niet weersproken dat hij op grond van zijn arbeidsovereenkomst, de daarop van toepassing zijnde cao en zijn functieprofiel multi-inzetbaar diende te zijn, in die zin dat hij in staat zou moeten zijn om op de verschillende soorten vrachtwagens te rijden en alle werkzaamheden te verrichten behorend bij de functie van chauffeur. [verzoeker] heeft evenmin betwist dat daartoe behoort het rijden op een vakkentrailer, het werken op zaterdagen en het verrichten van nachtverlading
ad h) tijdens de mondelinge behandeling is naar voren gekomen dat AB Texel wel wilde meewerken aan een vierdaagse werkweek van [verzoeker] , maar onder de voorwaarde dat het aantal arbeidsuren dan ook evenredig zou worden verlaagd tot 32 uur per week, met aanpassing van het salaris, terwijl [verzoeker] vasthield aan een vierdaagse 40-urige werkweek. Het hof acht die voorwaarde van [verzoeker] niet reeël;
Uit de door partijen overgelegde correspondentie komt in ruime mate naar voren dat [verzoeker] geen inzicht in zijn houding en gedrag heeft gehad en welk effect dat op AB Texel had. In voormelde situatie is objectief bezien begrijpelijk dat AB Texel een arbeidsconflict met [verzoeker] heeft ervaren. Dat [verzoeker] zelf stelt dat er geen arbeidsconflict is, onderstreept zijn gebrek aan inzicht in de tussen partijen ontstane situatie alleen nog maar. De omstandigheid dat in die situatie mediation tot tweemaal toe niet tot een resultaat heeft geleid, maakt voldoende aannemelijk dat sprake was van een ernstig en duurzaam arbeidsgeschil, waarin geen perspectief op een oplossing (meer) bestond. Die situatie maakt dat van AB Texel verdere voortzetting van die arbeidsrelatie in redelijkheid niet (langer) gevergd kon worden.
De grieven 2 en 3 falen derhalve.
grief 5betoogt [verzoeker] dat de kantonrechter de transitievergoeding ten onrechte heeft bepaald op een bedrag van € 14.131,19 bruto.
Voor de hoogte van het loon is de kantonrechter uitgegaan van een opgave van AB Texel, waarin als vaste looncomponent ook is opgenomen een bedrag aan overwerkvergoeding (€ 469,56 bruto per maand). [verzoeker] heeft niet (gemotiveerd) aangevoerd dat daarmee een onjuist (en te laag) loon tot uitgangspunt is genomen voor bepaling van de transitievergoeding. Evenmin heeft [verzoeker] voldoende gemotiveerd aangevoerd dat de berekening onjuist is uitgevoerd. Het hof komt daarmee tot de slotsom dat de transitievergoeding juist is vastgesteld.
6. De slotsom