ECLI:NL:GHARL:2018:7289

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
14 augustus 2018
Publicatiedatum
14 augustus 2018
Zaaknummer
WAHV 200.203.602
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. van Schuijlenburg
  • J. Huizenga
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens ontbreken van beroep bij de rechtbank

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 14 augustus 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Gelderland, die op 9 september 2016 een beslissing had genomen betreffende een administratieve sanctie. De betrokkene, vertegenwoordigd door een gemachtigde, had hoger beroep ingesteld, maar het hof oordeelde dat er geen hoger beroep openstond. Dit was het gevolg van het feit dat er geen beroep was ingesteld bij de rechtbank tegen de beslissing van de officier van justitie, wat een voorwaarde is voor het instellen van hoger beroep volgens artikel 14, eerste lid, van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv).

De gemachtigde van de betrokkene voerde aan dat er geen beslissing op het administratief beroep was ontvangen, waardoor er geen beroep bij de kantonrechter kon worden ingesteld. Echter, het hof oordeelde dat de kantonrechter terecht had vastgesteld dat er geen beroep was ingesteld. De advocaat-generaal concludeerde tot niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep, en het hof volgde deze conclusie.

Het hof verklaarde het hoger beroep niet-ontvankelijk en wees het verzoek om proceskostenvergoeding af, aangezien er geen aanleiding was voor een vergoeding nu het hoger beroep niet-ontvankelijk werd verklaard. Deze uitspraak benadrukt het belang van het volgen van de juiste procedure bij het instellen van hoger beroep in administratieve zaken.

Uitspraak

WAHV 200.203.602
13 augustus 2018
CJIB 177306085
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter
van de rechtbank Gelderland
van 9 september 2016
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [A] ,
voor wie als gemachtigde optreedt [B] ,
kantoorhoudende te [C] .

Het proces-verbaal van de zitting van de kantonrechter

De kantonrechter heeft vastgesteld dat geen beroep is ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie.
Het procesverloop
De gemachtigde van de betrokkene heeft hoger beroep ingesteld.
Er is gevraagd om een proceskostenvergoeding.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
De gemachtigde van de betrokkene heeft het beroep schriftelijk nader toegelicht.
De advocaat-generaal heeft de gelegenheid gekregen daarop te reageren.
Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt.

Beoordeling

1. Blijkens het proces-verbaal van de openbare zitting van de rechtbank van 9 september 2016 heeft de kantonrechter op die zitting geconstateerd dat geen beroep is ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie zodat dat geen geschil voorligt waarop moet worden beslist.
2. De gemachtigde heeft hoger beroep ingesteld. Hij stelt dat er geen beslissing op het administratief beroep is ontvangen, zodat daartegen geen beroep bij de kantonrechter kon worden ingesteld. De kantonrechter had niet mogen beslissen dat er geen beroep was ingesteld zonder te toetsen of de beslissing van de officier van justitie behoorlijk is verzonden. Verder stelt de gemachtigde dat sprake was van een beroep niet tijdig beslissen.
3. De advocaat-generaal concludeert tot niet-ontvankelijkverklaring van het hoger beroep. De kantonrechter heeft geen beslissing genomen waartegen hoger beroep openstaat.
4. Artikel 14, eerste lid, van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) luidt als volgt:
‘Degene die bij de rechtbank beroep heeft ingesteld, alsmede de officier van justitie, kunnen tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, tenzij de opgelegde administratieve sanctie bij die beslissing niet meer bedraagt dan € 70.’
5. Een voorwaarde voor het instellen van hoger beroep is dat er beroep bij de rechtbank is ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie.
6. Niet in geding is dat de gemachtigde geen beroep heeft ingesteld bij de rechtbank. Ook blijkt niet dat de gemachtigde beroep tegen het niet tijdig beslissen op het administratief beroep heeft ingesteld.
7. Gelet hierop staat voor de betrokkene geen hoger beroep open. Het hof zal het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaren.
8. Nu het hoger beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard, is er geen aanleiding voor een vergoeding van de proceskosten.

Beslissing

Het gerechtshof:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk;
wijst het verzoek om een kostenvergoeding af.
Dit arrest is gewezen door mr. Van Schuijlenburg, in tegenwoordigheid van mr. Huizenga als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.