ECLI:NL:GHARL:2018:7310

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
14 augustus 2018
Publicatiedatum
14 augustus 2018
Zaaknummer
WAHV 200.203.959
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • Sekeris
  • Stoop
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen beslissing kantonrechter over administratieve sanctie voor verbod stil te staan op groenstrook

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant, die op 5 oktober 2016 het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond verklaarde. De betrokkene had een administratieve sanctie van € 90,- opgelegd gekregen voor het stil staan op een plek waar dit verboden was, volgens bord E2. De betrokkene stelde echter dat zijn voertuig op een groenstrook geparkeerd stond, wat volgens de wet niet onder het verbod valt dat door bord E2 wordt aangegeven.

De gemachtigde van de betrokkene heeft hoger beroep ingesteld en voerde aan dat er bij de indiening van het administratief beroepschrift een machtiging was overgelegd. Het hof heeft vastgesteld dat er geen reden is om te twijfelen aan de geldigheid van deze machtiging. Het hof oordeelde dat de kantonrechter ten onrechte het beroep ongegrond had verklaard, omdat de officier van justitie het beroep tegen de inleidende beschikking niet-ontvankelijk had verklaard zonder de juiste onderbouwing.

Het hof heeft de beslissing van de kantonrechter vernietigd en het beroep gegrond verklaard. De inleidende beschikking, waarbij de administratieve sanctie was opgelegd, werd vernietigd. Het hof oordeelde dat de gedraging niet was verricht, omdat een groenstrook niet onder de reikwijdte van het verbod om stil te staan valt. Tevens werd de advocaat-generaal veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, tot een bedrag van € 751,50.

Uitspraak

WAHV 200.203.959
14 augustus 2018
CJIB 189117639
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant
van 5 oktober 2016
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [A] ,
voor wie als gemachtigde optreedt mr. [B] ,
kantoorhoudende te [C] .

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond verklaard. Het verzoek om een proceskostenvergoeding is afgewezen.

Het procesverloop

De gemachtigde van de betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter. Er is gevraagd om een proceskostenvergoeding.
De advocaat-generaal heeft de gelegenheid gekregen een verweerschrift in te dienen.
Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt.
De gemachtigde van de betrokkene heeft bij brief van 25 januari aanvullende gronden ingediend.

Beoordeling

1. De kantonrechter is tot het oordeel gekomen dat de officier van justitie het beroep tegen de inleidende beschikking terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard wegens het ontbreken van een deugdelijke machtiging om daartegen beroep in te stellen. Het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie is daarom ongegrond verklaard.
2. De gemachtigde van de betrokkene stelt dat het beroep ten onrechte ongegrond is verklaard door de kantonrechter, omdat reeds bij indiening van het administratief beroepschrift een machtiging was overgelegd. Ter onderbouwing heeft de gemachtigde een verzendbewijs overgelegd van de indiening van het administratief beroepschrift. Daarop staat dat er drie pagina's succesvol zijn verzonden. De gemachtigde geeft aan dat dit het beroepschrift, de machtiging en een kopie van de inleidende beschikking betreffen.
3. Het dossier bevat het administratief beroepschrift van 4 juni 2015 die per fax op diezelfde datum door de CVOM is ontvangen. Uit de zogenaamde 'inbound notification' bovenaan het faxbericht blijkt dat de fax succesvol is ontvangen en drie pagina's betreft. Enkel de eerste pagina van het faxbericht zit in het dossier.
4. De gemachtigde heeft een verzendbewijs overgelegd waaruit blijkt dat op 4 juni 2015 een faxbericht van drie pagina's succesvol is verzonden aan de CVOM. De eerste pagina is gedeeltelijk zichtbaar. Dit betreft het administratief beroepschrift van 4 juni 2015 dat zich ook in het dossier bevindt.
5. Het hof ziet gelet op het voorgaande geen aanleiding te twijfelen dat als bijlage bij het administratief beroepschrift een machtiging is overgelegd. Het beroep tegen de inleidende beschikking is dan ook ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard door de officier van justitie.
6. De beslissing van de kantonrechter kan geen stand houden en wordt vernietigd. Het hof zal doen wat de kantonrechter had behoren te doen, te weten - met gegrondverklaring van het beroep daartegen - de beslissing van de officier van justitie vernietigen en het beroep tegen de inleidende beschikking beoordelen.
7. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 90,- opgelegd ter zake van “verbod stil te staan (bord E2)”, welke gedraging zou zijn verricht op 12 april 2015 om 14.14 uur op de Nieuwe Kerkstraat te Veldhoven met het voertuig met het kenteken [00-YY-YY] .
8. Namens de betrokkene wordt ontkend dat de gedraging is verricht. Hiertoe wordt aangevoerd dat het voertuig van de betrokkene in een groenstrook geparkeerd stond en dat zodoende een sanctie voor een verkeerde feitcode is opgelegd.
9. Het dossier bevat onder meer een aanvullend proces-verbaal van 17 december 2015 waarin de verbalisanten, voor zover relevant, als volgt verklaren:
“Wij, verbalisanten [D] en [E] , zagen dat het voertuig in een groenstrook geparkeerd stond, niet zijnde een parkeerhaven dan wel parkeerstrook. Deze strook lag binnen het gebied waarin op dat moment het stopverbod gold, welke duidelijk zichtbaar kenbaar was gemaakt middels vier borden E2.
10. Met verwijzing naar het arrest van dit hof van 23 mei 2016 (ECLI:NL:GHARL:2016:3927) valt een groenstrook niet onder de reikwijdte van een middels bord E2 aangegeven verbod om stil te staan. Zodoende kan niet worden vastgesteld dat de gedraging is verricht.
11. Het voorgaande brengt mee dat de inleidende beschikking, waarbij de sanctie is opgelegd, niet in stand kan blijven. Gezien de fase waarin de procedure zich bevindt, ziet het hof geen aanleiding om de gedraging te wijzigen in de gedraging behorende bij feitcode R406 "een voertuig doen of laten staan in een park of plantsoen, op openbare beplantingen of groenstroken". Het beroep tegen de inleidende beschikking wordt daarom gegrond verklaard en die beschikking wordt vernietigd.
11. De proceskosten komen voor vergoeding in aanmerking. Aan het indienen van het administratief beroepschrift, het beroepschrift bij de kantonrechter en het hoger beroepschrift dienen in totaal drie punten te worden toegekend. De waarde per punt bedraagt € 501,- en gelet op de aard van de zaak wordt de wegingsfactor 0,5 (gewicht van de zaak = licht) toegepast. Aldus zal het hof de advocaat-generaal veroordelen in de kosten tot een bedrag van € 751,50.

Beslissing

Het gerechtshof:
vernietigt de beslissing van de kantonrechter;
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt de beslissing van de officier van justitie, alsmede de inleidende beschikking waarbij onder CJIB-nummer 189117639 de administratieve sanctie is opgelegd;
veroordeelt de advocaat-generaal tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, ter hoogte van € 751,50, over te maken op [00000] ten name van [B] te [C] .
Dit arrest is gewezen door mr. Sekeris, in tegenwoordigheid van mr. Stoop als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.