ECLI:NL:GHARL:2018:7416

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
16 augustus 2018
Publicatiedatum
16 augustus 2018
Zaaknummer
200.234.184
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Informatieplicht van de met gezag belaste ouder in een omgangszaak

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gaat het om de informatieplicht van de met gezag belaste ouder, in dit geval de moeder, ten opzichte van de niet met gezag belaste ouder, de vader. De moeder is in hoger beroep gekomen tegen een beschikking van de rechtbank Gelderland, waarin haar werd opgelegd de vader te informeren over hun kind, [kind], geboren op [geboortedatum] 2015. De moeder heeft aangevoerd dat zij door de vader ernstig is mishandeld en dat contact met hem haar ernstige stress bezorgt, wat haar in staat stelt om aan de informatieplicht te voldoen. De vader heeft in incidenteel hoger beroep verzocht om een dwangsom op te leggen aan de moeder indien zij niet aan de informatieplicht voldoet.

Het hof heeft de procedure in hoger beroep op 3 juli 2018 behandeld, waarbij beide partijen in persoon aanwezig waren, bijgestaan door hun advocaten. De raad voor de kinderbescherming was ook vertegenwoordigd. Het hof heeft de eerdere beschikkingen van de rechtbank Gelderland in aanmerking genomen, evenals de argumenten van beide partijen. De moeder heeft aangegeven dat zij niet in staat is om de vader te informeren over [kind] vanwege haar angst voor hem, terwijl de vader ontkent dat er sprake is van mishandeling en stelt dat de moeder hem zwartmaakt.

Het hof heeft uiteindelijk besloten de bestreden beschikking te vernietigen voor zover deze een informatieplicht aan de moeder oplegde, maar heeft wel bepaald dat de moeder de vader éénmaal per twee maanden schriftelijk moet informeren over [kind]. Het verzoek van de vader om een dwangsom op te leggen is afgewezen. Het hof benadrukt dat de moeder, als gezaghebbende ouder, verplicht is om de vader te betrekken in het leven van [kind], maar dat de informatievoorziening op dit moment niet hoeft te omvatten dat er ook foto's van [kind] worden meegestuurd.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.234.184
(zaaknummer rechtbank Gelderland 309972)
beschikking van 16 augustus 2018
inzake
[verzoekster] ,
wonende op een geheim adres,
verzoekster in het principaal hoger beroep,
verweerster in het incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. T. Karasu te Deventer,
en
[verweerder],
wonende te [woonplaats] ,
verweerder in het principaal hoger beroep,
verzoeker in het incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. J.H. Hofstede te Doetinchem.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikkingen van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 11 januari 2017 en 29 november 2017 (hierna mede: de bestreden beschikking), uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het beroepschrift, tevens houdende verzoek tot schorsing, met producties, ingekomen op 27 februari 2018;
  • het verweerschrift tevens incidenteel hoger beroep met productie en
  • het verweerschrift in het incidenteel hoger beroep met productie.
2.2
De mondelinge behandeling in hoger beroep heeft op 3 juli 2018 plaatsgevonden. Partijen zijn in persoon verschenen, bijgestaan door hun advocaten. Namens de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad) is [medewerker RvdK] verschenen.

3.De feiten

3.1
Partijen zijn de ouders van [kind] (verder te noemen: [kind] ), geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2015. [kind] woont bij de moeder, die alleen het gezag uitoefent.
3.2
Bij beschikking van 23 september 2015 heeft de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, de vader vervangende toestemming verleend tot erkenning van [kind] .
3.3
Bij beschikking van 11 januari 2017 heeft de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, naar aanleiding van het verzoek van de vader om een omgangsregeling tussen hem en [kind] alsmede een informatie- en consultatieregeling vast te stellen, de raad verzocht een onderzoek in te stellen en de behandeling van de zaak aangehouden.
3.4
Bij de bestreden -uitvoerbaar bij voorraad verklaarde- beschikking van 29 november 2017 heeft de rechtbank het verzoek van de vader tot vaststelling van een omgangsregeling aangehouden om de vader en de moeder in de gelegenheid te stellen om onder begeleiding aan verbetering van hun verstandhouding en communicatie te gaan werken en voorts bepaald dat de moeder de vader tweemaal per maand zal informeren over de ontwikkelingen van [kind] en een recente foto van haar zal bijsluiten.
3.5
Bij beschikking van 8 mei 2018 heeft dit hof het verzoek van de moeder schorsing te bevelen van de werking van de beschikking van 29 november 2017 afgewezen.

4.De omvang van het geschil

4.1
Tussen partijen is in geschil de verplichting van de moeder om de vader te informeren over [kind] .
4.2
De moeder is in hoger beroep gekomen van de beschikking van 29 november 2017. Zij verzoekt het hof die beschikking te vernietigen, naar het hof begrijpt voor zover daarbij haar een informatieplicht jegens de vader is opgelegd, en de vader niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoeken dan wel die verzoeken af te wijzen, dan wel een beslissing te nemen die het hof juist acht.
4.3
De vader is op zijn beurt in incidenteel hoger beroep gekomen. Hij verzoekt het hof
-samengevat- de moeder in haar verzoek in hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren dan wel dat verzoek af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen en voorts te bepalen dat de moeder, als zij niet voldoet aan de door de rechtbank vastgestelde informatieverplichting, voor het eerst binnen 7 dagen na de betekening van de door het hof te wijzen beschikking een dwangsom zal moeten betalen van € 250,- per dag, voor elke dag dan wel gedeelte van een dag dat zij niet zal voldoen aan de beschikking van het hof, met een maximum van € 10.000,-.
4.4
De moeder verzoekt het hof de vader in zijn verzoek in het incidentele hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren dan wel dat verzoek als ongegrond af te wijzen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Op grond van artikel 1:377b van het Burgerlijk Wetboek is de met het gezag belaste ouder gehouden de niet met het gezag belaste ouder op de hoogte te stellen omtrent gewichtige aangelegenheden met betrekking tot de persoon en het vermogen van de minderjarige en deze te raadplegen over daaromtrent te nemen beslissingen. Op verzoek van een ouder kan de rechter ter zake een regeling vaststellen.
5.2
De moeder stelt dat de rechtbank de door haar aangevoerde argumenten om geen contact met de vader te kunnen hebben, ten onrechte naast zich neer heeft gelegd. Zij is bang voor de vader en ervaart iedere keer als zij aan hem of aan de onderhavige procedures herinnerd wordt, ernstige stress. Zij krijgt daardoor zelfs paniekaanvallen, waarbij zij hyperventileert. Een en ander heeft zijn weerslag op de ontwikkeling van [kind] . Als gevolg hiervan is het onderhouden van direct of indirect contact met de vader voor de moeder niet mogelijk. De moeder is er niet van overtuigd dat de vader, zoals door GGNet aan de raad is medegedeeld, volledig is hersteld van zijn agressie-, gedrags- en drugsproblematiek. Het feit dat zij tijdens de relatie door de vader seksueel is misbruikt en dat de vader grensoverschrijdende zedenfilmpjes bekeek en aan anderen toonde, kan de moeder niet negeren en vergeten. Zij kan zich er niet toe zetten om de vader informatie over en foto’s van [kind] te sturen. De informatieregeling die de rechtbank heeft vastgesteld is ook niet in het belang van [kind] .
5.3
De vader voert aan dat de rechtbank na het bij de raad ingewonnen advies tot een juist oordeel is gekomen. Hij ontkent dat er tijdens de relatie met de moeder sprake is geweest van agressie-, gedrags- en drugsproblematiek, van seksueel misbruik of het bekijken en vertonen van zedenfilmpjes. De moeder en haar familie proberen hem zwart te maken. De door hen beschreven, voor hem belastende feiten en gebeurtenissen hebben namelijk niet plaatsgevonden. Hij was en is nog steeds bereid om het traject “Ouderschap Blijft” bij Lindenhout te volgen. De moeder lijkt niet bereid te zijn hulpverlening in te schakelen. Zij gaat volledig voorbij aan de belangen van [kind] . Nu de moeder op geen enkele wijze heeft voldaan aan de beslissing van de rechtbank zal, zoals de rechtbank heeft overwogen, de noodzaak voor een kinderbeschermingsmaatregel onderzocht moeten worden. Gelet op de aanhoudende weigerachtige houding van de moeder is het opleggen van een dwangsom noodzakelijk, aldus de vader.
5.4
De moeder stelt in haar verweerschrift in het incidenteel hoger beroep dat zij gelet op haar beperkte inkomen niet in staat is om de door de vader gevraagde dwangsom te betalen. Zij zou dan niet meer in het levensonderhoud van haarzelf en van [kind] kunnen voorzien. Zij blijft bij haar stelling dat zij zich niet in staat voelt om aan de door de rechtbank opgelegde informatieverplichting te voldoen. De stelling van de vader dat zij ook weigerachtig is hulpverlening te aanvaarden is niet juist. Zij is op dit moment onder behandeling van een GGZ-psycholoog van Dimence te Twello, heeft EMDR therapie gehad en volgt een onlinetraining met betrekking tot angststoornissen en paniekaanvallen. Tot op heden zijn echter haar angsten voor de vader niet minder geworden.
5.5
Het hof benadrukt dat de moeder als gezaghebbende ouder - op grond van het eerdergenoemde wetsartikel - gehouden is om al het mogelijke te doen om de vader te betrekken in het leven van [kind] . Dit kan inhouden dat de moeder de vader met enige regelmaat schriftelijk, al dan niet met bijgevoegde foto, informeert over de ontwikkeling van [kind] . De moeder heeft bij gelegenheid van de mondelinge behandeling in hoger beroep haar aanvankelijke standpunt herhaald dat zij, hoewel zij therapie volgt om haar angsten met betrekking tot de vader te overwinnen, zich nog steeds niet in staat voelt om de vader op enige wijze te informeren over [kind] . De vader heeft bij gelegenheid van de mondelinge behandeling in hoger beroep verklaard dat hij in ieder geval op enige wijze, al is het minimaal, geïnformeerd wil worden over [kind] . Het hof is - met de raad - van oordeel dat van de moeder verwacht mag worden dat zij in het belang van [kind] nu start met het verstrekken van informatie over [kind] aan de vader. Bij gelegenheid van de mondelinge behandeling in hoger beroep heeft de moeder voorts desgevraagd verklaard dat zij wel in staat is om informatie over [kind] op schrift te (laten) stellen en deze informatie vervolgens, al dan niet door tussenkomst van een derde of van haar advocaat, welke laatstgenoemde zich daartoe vervolgens ter zitting bereid heeft verklaard, aan de vader te doen toekomen. Het hof ziet aanleiding om te bepalen dat moeder deze minimale informatie aan de vader zal verstrekken, en acht – in afwachting van de voortgang van de door de moeder gevolgde therapie – een frequentie van éénmaal per twee maanden thans passend. Nu uit de stukken en het verhandelde ter zitting van het hof is gebleken dat de angst van de moeder voornamelijk wordt ingegeven door haar vrees dat een door haar aan de vader verstrekte foto van [kind] via social-media online kan verschijnen, ziet het hof aanleiding om de moeder op dit moment niet te verplichten om bij genoemde informatieverstrekking een foto van [kind] te voegen. Het hof acht het voorts in het belang van [kind] dat de moeder – conform de overweging van de rechtbank – op voortvarende wijze middels therapie blijft werken aan haar eigen problematiek, zodat de thans op te starten minimale informatievoorziening richting de vader kan worden uitgebreid en het volgen van het traject “Ouderschap blijft” van Lindenhout binnenkort wellicht tot de mogelijkheden behoort.
5.6
Nu de moeder bij gelegenheid van de mondelinge behandeling in hoger beroep heeft toegezegd te starten met de hiervoor omschreven informatievoorziening richting de vader, ziet het hof op dit moment geen aanleiding voor toewijzing van het verzoek van de vader om aan de moeder een dwangsom op te leggen.

6.De slotsom

in het principaal hoger beroep
6.1
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen zal het hof de bestreden beschikking vernietigen voor zover daarbij een informatieverplichting aan de moeder is opgelegd, en beslissen zoals hierna zal worden vermeld;
in het incidenteel hoger beroep
6.2
Het hof zal het verzoek van de vader om aan de moeder een dwangsom op te leggen afwijzen.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in het principaal hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 29 november 2017 voor zover daarbij aan de moeder een informatieplicht is opgelegd en in zoverre opnieuw beschikkende:
bepaalt dat de moeder de vader éénmaal per twee maanden, al dan niet door tussenkomst van een derde, schriftelijk informeert over [kind] ;
wijst het meer of anders verzochte af;
en in het incidenteel hoger beroep:
wijst het verzoek van de vader tot het opleggen van een dwangsom af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. I.G.M.T. Weijers-van der Marck, J.B. de Groot en R. Krijger, bijgestaan door G.E.M. Bours als griffier, en is op 16 augustus 2018 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.