In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 17 augustus 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 29 maart 2016. De zaak betreft een sanctiebeschikking die was opgelegd aan de betrokkene als kentekenhouder. Het hof oordeelt dat er zich een reële mogelijkheid tot staandehouding heeft voorgedaan, waardoor de sanctiebeschikking niet aan de betrokkene had mogen worden opgelegd. De verbalisant had de mogelijkheid om de bestuurder te staande te houden, maar koos ervoor om een afslag te nemen, zonder duidelijke reden. Dit leidde tot de conclusie dat de sanctie niet aan de kentekenhouder mocht worden opgelegd. Het hof vernietigt de sanctiebeschikking en bepaalt dat de betrokkene recht heeft op restitutie van de zekerheidstelling. Tevens wordt de advocaat-generaal veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de betrokkene, vastgesteld op € 876,75. De uitspraak benadrukt het belang van de mogelijkheid tot staandehouding in het kader van verkeerssancties en de verplichting om de sanctie aan de bestuurder op te leggen indien mogelijk.