ECLI:NL:GHARL:2018:7474

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
20 augustus 2018
Publicatiedatum
20 augustus 2018
Zaaknummer
WAHV 200.212.891
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Sekeris
  • A. Huizenga
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen administratieve sanctie voor onjuist gebruik handelaarskenteken

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een administratieve sanctie die is opgelegd aan de betrokkene, een autohandelaar, voor het vermeende onjuist gebruik van een handelaarskenteken. De sanctie van € 340,- werd opgelegd omdat de betrokkene op 17 oktober 2015 met een voertuig met handelaarskenteken zou hebben gereden voor privédoeleinden, wat in strijd zou zijn met artikel 44, vierde lid, van het Kentekenreglement. De kantonrechter had het beroep van de betrokkene tegen deze beslissing ongegrond verklaard.

De betrokkene heeft in hoger beroep gesteld dat de autorit plaatsvond in het kader van zijn bedrijfsactiviteiten. Hij verklaarde dat hij samen met zijn vriendin een auto naar een monteur had gebracht en daarna een andere auto, bestemd voor verkoop, terugbracht naar zijn terrein. De advocaat-generaal heeft tijdens de zitting aangegeven coulant te willen zijn en de zaak te willen heroverwegen, mits de betrokkene zijn verhaal onderbouwt met getuigenverklaringen.

Een getuigenverklaring van de vriendin van de betrokkene werd ingediend, die de lezing van de betrokkene bevestigde. Het hof oordeelde dat op basis van de eensluidende verklaringen van de betrokkene en de getuige aannemelijk was dat de autorit uitsluitend in het kader van de bedrijfsactiviteiten van de betrokkene plaatsvond. Het hof vernietigde de beslissing van de kantonrechter en de sanctie werd ten onrechte opgelegd. Tevens werd de advocaat-generaal veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene.

Uitspraak

WAHV 200.212.891
20 augustus 2018
CJIB 193506995
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant
van 11 januari 2017
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [A] .

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de door de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie namens de officier van justitie genomen beslissing ongegrond verklaard.

Het procesverloop

De betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld.
Bij het beroepschrift is verzocht om een behandeling ter zitting.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
De betrokkene is in de gelegenheid gesteld het beroep schriftelijk nader toe te lichten. Hiervan is geen gebruik gemaakt.
De zaak is behandeld ter zitting van 28 februari 2018. De betrokkene is verschenen.
Als gemachtigde van de advocaat-generaal is verschenen mr. [B] .
Het hof heeft het onderzoek ter zitting aangehouden.
Op 7 maart 2018 is een fax van getuige [C] ontvangen.
De advocaat-generaal heeft de gelegenheid gekregen daarop te reageren.
Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt.
Vervolgens is het onderzoek zonder nadere zitting gesloten.

Beoordeling

1. Aan de betrokkene is bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 340,- opgelegd ter zake van “als kentekenhouder het handelaarskenteken niet op de voorgeschreven wijze gebruiken”, welke gedraging zou zijn verricht op 17 oktober 2015 om 20:20 uur op de Boschdijk te Eindhoven met het voertuig met het kenteken [00-YY-00] .
2. De betrokkene betwist de gedraging. Hij runt een eenmanszaak als autohandelaar. Op de bewuste avond hadden hij en zijn vriendin, [C] , elk een auto weggebracht naar een monteur. Vervolgens reden zij gezamenlijk terug in een andere auto, die van de monteur naar het terrein van de betrokkene moest worden gebracht. Deze auto was bestemd voor de verkoop. Het was een rechtstreekse rit. De betrokkene had zijn stiefzoon meegenomen, omdat hij en zijn vriendin geen oppas hadden.
3. De onderhavige gedraging betreft het (vermeend) handelen in strijd met artikel 44, vierde lid, van het Kentekenreglement:
“Een handelaarskenteken mag uitsluitend worden gebruikt indien met het voertuig als bedoeld in het tweede en derde lid gebruik van de weg wordt gemaakt in het kader van bedrijfsactiviteiten van het erkende bedrijf of de natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie het handelaarskenteken is opgegeven”.
4. In zaken betreffende de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) kan in beginsel op basis van de verklaring van de verbalisant worden vastgesteld dat de gedraging is verricht. Dat is anders als blijkt van feiten en omstandigheden die aanleiding geven tot twijfel aan de juistheid van die verklaring.
5. De verbalisant die de sanctie heeft opgelegd, heeft in een tweetal processen-verbaal onder andere verklaard, zakelijk samengevat, dat hij ervan uit gaat dat de betreffende rit privédoeleinden betrof, zodat naar zijn overtuiging de gedraging is verricht.
6. De vertegenwoordiger van de advocaat-generaal heeft op de zitting van het hof te kennen gegeven dat hij coulant wil zijn en de zaak wil heroverwegen. Hij verwacht wel van de betrokkene dat hij zijn verhaal onderbouwt, bijvoorbeeld met een getuigenverklaring.
7. De betrokkene heeft aangeboden zijn vriendin een verklaring te laten opstellen. Zij kan de lezing van de betrokkene bevestigen. De gemachtigde van de advocaat-generaal is met dit voorstel akkoord gegaan, waarna de zaak is aangehouden. Op 7 maart 2018 is een fax ontvangen met daarin een handgeschreven en ondertekende verklaring van [C] . In grote lijnen komt de inhoud van deze verklaring overeen met de verklaring van de betrokkene.
8. De advocaat-generaal heeft niet gereageerd op de getuigenverklaring.
9. Het hof acht op grond van de eensluidende verklaring van de betrokkene en de getuige aannemelijk geworden dat de autorit van de betrokkene op 17 oktober 2015 uitsluitend plaatsvond in het kader van de bedrijfsactiviteiten van de betrokkene. Gelet daarop is niet gehandeld in strijd met artikel 44, vierde lid, van het Kentekenreglement.
10. De sanctie is ten onrechte opgelegd. Het hof zal de beslissing van de kantonrechter vernietigen, net als – met gegrondverklaring van het beroep daartegen – de beslissing van de officier van justitie en de inleidende beschikking. Er wordt terugbetaling gelast van het tot zekerheid gestelde bedrag.
11. Het hof acht termen aanwezig om een proceskostenvergoeding toe te kennen voor de reiskosten die de betrokkene heeft gemaakt voor het bijwonen van de zitting in hoger beroep
.Ingevolge artikel 2, eerste lid, onder c, van het Besluit proceskosten bestuursrecht worden reiskosten vergoed overeenkomstig artikel 11, eerste lid, onderdeel d, van het Besluit tarieven in strafzaken 2003. Ingevolge die bepaling wordt een tarief vergoed waarvan de hoogte gelijk is aan de reiskosten per openbaar middel van vervoer, laagste klasse. Dit komt neer op een bedrag van € 54,14 (woonadres betrokkene - Leeuwarden v.v.).

Beslissing

Het gerechtshof:
vernietigt de beslissing van de kantonrechter;
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt de beslissing van de officier van justitie, alsmede de beschikking waarbij onder CJIB-nummer 193506995 de administratieve sanctie is opgelegd;
bepaalt dat hetgeen door de betrokkene op de voet van artikel 11 van de Wahv tot zekerheid is gesteld door de advocaat-generaal aan hem wordt gerestitueerd;
veroordeelt de advocaat-generaal tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, ter hoogte van € 54,14.
Dit arrest is gewezen door mr. Sekeris, in tegenwoordigheid van mr. Huizenga als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.