In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 16 januari 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de teruggaaf van belasting van personenauto’s en motorrijwielen (BPM) aan [X] BV, hierna te noemen belanghebbende. De belanghebbende had teruggaven van BPM aangevraagd voor twee gebruikte auto’s die zij had geëxporteerd naar respectievelijk Roemenië en Polen. De Inspecteur van de Belastingdienst had deze teruggaven verleend, maar de bedragen waren vastgesteld op basis van de nieuwe afschrijvingstabel die per 1 juli 2012 in werking was getreden. Belanghebbende was van mening dat de teruggaaf op basis van de oude afschrijvingstabel berekend diende te worden, omdat de nieuwe regeling volgens haar onverbindend was.
De rechtbank Gelderland had de beroepen van belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar ongegrond verklaard, waarna belanghebbende in hoger beroep ging. Tijdens de zitting op 14 december 2017 was de Inspecteur niet verschenen, maar belanghebbende heeft haar standpunten toegelicht. Het Hof heeft de grieven van belanghebbende beoordeeld en geconcludeerd dat de teruggaafbeschikkingen correct waren vastgesteld op basis van de nieuwe afschrijvingstabel. Het Hof oordeelde dat de nieuwe regeling niet in strijd was met het gelijkheidsbeginsel en dat de toepassing van de oude tabel niet gerechtvaardigd was.
Het Hof heeft het hoger beroep van belanghebbende ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De proceskosten werden niet toegewezen, aangezien belanghebbende geen aanspraak had gemaakt op vergoeding van immateriële schade. De beslissing is openbaar uitgesproken en partijen kunnen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.