Beoordeling
1. De gemachtigde van de betrokkene klaagt er in hoger beroep over dat de kantonrechter heeft geweigerd de foto's van de gedraging aan de gemachtigde te verstrekken en desondanks op het beroep heeft beslist.
2. Ingevolge artikel 11, vierde lid (oud), van de Wahv worden alle op een beroepschrift betrekking hebbende stukken in de fase van het beroep bij de kantonrechter nedergelegd ter griffie van de rechtbank. Hiervan wordt door de griffier mededeling gedaan aan degene die het beroep heeft ingesteld. De betrokkene of zijn gemachtigde kan binnen een door de kantonrechter bepaalde en aan hem door de griffier medegedeelde termijn deze stukken inzien en daarvan afschriften of uittreksels vragen.
3. De gemachtigde van de betrokkene heeft bij brief van 6 maart 2016 op nader aan te voeren gronden beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie. Hij verzoekt hem daartoe een termijn van zes weken te verlenen.
4. De gemachtigde is bij brief van 28 juli 2016 opgeroepen voor de zitting bij de kantonrechter op 8 september 2016. Bij brief van gelijke datum is de gemachtigde in de gelegenheid gesteld het verzuim de gronden van het beroep op te geven binnen vier weken na de datum van verzending van die brief te herstellen.
5. Bij e-mailbericht van 15 augustus 2016, derhalve binnen de gestelde termijn voor het opgeven van de gronden, verzoekt de gemachtigde de rechtbank om de brondocumenten. De griffier verwijst hem daarvoor naar de CVOM. Vervolgens stuurt de gemachtigde op
15 augustus 2016 een faxbericht naar de rechtbank. Hij voert daarin aan dat de inleidende beschikking vernietigd moet worden nu de brondocumenten enkel bij de CVOM opgevraagd kunnen worden en de basis onder de vermeende gedraging ontbreekt nu de rechtbank zelfs niet de beschikking heeft over de brondocumenten.
6. Ter zitting van 8 september 2016 is de gemachtigde van de betrokkene niet verschenen en heeft de kantonrechter het beroep ongegrond verklaard. Daartoe is onder andere overwogen dat op basis van de inleidende beschikking, het zaakoverzicht en de foto de verdediging adequaat moet kunnen worden gevoerd.
7. De term brondocumenten is weinig concreet. In het licht van artikel 11, vierde lid (oud) Wahv had de kantonrechter echter dienen te controleren of aan de gemachtigde tenminste het zaakoverzicht en de eventueel aanwezige foto's ter beschikking zijn gesteld, eventueel al door de officier van justitie. Uit het dossier kan niet blijken dat de foto's van de gedraging aan de gemachtigde zijn toegezonden. Gelet op het voorgaande heeft de kantonrechter gehandeld in strijd met artikel 11, vierde lid (oud), van de Wahv en kan diens beslissing geen stand houden.
8. De gemachtigde klaagt er in hoger beroep ook over dat de kantonrechter diverse gronden niet heeft beoordeeld, zoals dat de officier van justitie niet van het horen had mogen afzien en dat de bevoegdheid van de BOA betwist is. Deze klacht faalt in zoverre dat de kantonrechter daarover niet hoefde te oordelen nu de gemachtigde deze gronden in de procedure bij de kantonrechter niet heeft aangevoerd en het geen punten van openbare orde betreft.
9. Verder klaagt de gemachtigde er in hoger beroep over dat ook de officier van justitie de foto's niet heeft verstrekt alvorens op het beroep te beslissen.
10. Het is vaste rechtspraak van het hof dat de officier van justitie, op grond van artikel 7:18, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), in de fase van het administratief beroep gehouden is op verzoek van de indiener van het beroepschrift de op de zaak betrekking hebbende stukken te verstrekken. In zaken als deze gaat het – in ieder geval – om het zaakoverzicht en (indien van toepassing) een foto van de gedraging.
11. Het hof stelt vast dat de gemachtigde in het administratief beroepschrift aan de officier van justitie heeft verzocht om hem onder andere het zaakoverzicht en de foto toe te zenden en om hem daarna een termijn van vier weken te verlenen voor aanvulling van de gronden. De officier van justitie heeft de gemachtigde bij brief van 30 november 2015 enkel het zaakoverzicht toegezonden. Niet blijkt dat aan de gemachtigde in de procedure bij de officier van justitie een foto van de gedraging is toegestuurd. De officier van justitie heeft dus niet aan zijn informatieplicht voldaan en zijn beslissing kan daarom niet in stand blijven.
12. Gelet op het voorgaande dienen de foto's van de gedraging alsnog aan de gemachtigde te worden toegezonden en dient de gemachtigde in de gelegenheid te worden gesteld de gronden tegen de inleidende beschikking aan te vullen, waarbij aan de betrokkene als kentekenhouder een administratieve sanctie van € 104,- opgelegd ter zake van “overschrijding maximum snelheid op autosnelwegen, met 14 km/h.” Deze gedraging zou zijn verricht op 7 oktober 2015 om 22:14 uur op de Trajectcontrole A2 links te Baambrugge met het voertuig met het kenteken [00-YYY-0] .
13. Bij een trajectcontrole kan de gemiddelde snelheid worden vastgesteld met een berekening op basis van de tijdsduur en trajectlengte (vgl. ov. 17 van het arrest van 4 april 2017, ECLI:NL:GHARL:2017:2855, gepubliceerd op rechtspraak.nl.). Op de foto's noch in het zaakoverzicht in deze zaak is vermeld wat de lengte van het traject is. Op of bij de foto's is ook niets vermeld omtrent de in het zaakoverzicht vermelde snelheden. 14. Het hof draagt de advocaat-generaal op om binnen 4 weken na dagtekening van dit arrest nadere informatie omtrent de trajectcontrolemeting in de onderhavige zaak aan het hof te zenden.
15. Partijen zullen in de gelegenheid worden gesteld om schriftelijk te reageren op elkaars standpunt.
16. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.