ECLI:NL:GHARL:2018:7711

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
28 augustus 2018
Publicatiedatum
28 augustus 2018
Zaaknummer
WAHV 200.176.914
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Sekeris
  • A. Verdoorn
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van buitengewoon opsporingsambtenaar bij geslotenverklaring in relatie tot openbare orde

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 28 augustus 2018, ging het om een hoger beroep tegen een beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Gelderland. De betrokkene had een administratieve sanctie van € 90,- opgelegd gekregen voor het gebruik van een weg in strijd met een geslotenverklaring voor motorvoertuigen. De gedraging vond plaats op 26 oktober 2013 op de Veenendaalseweg te De Klomp. De betrokkene voerde aan dat de buitengewoon opsporingsambtenaar (BOA) niet bevoegd was om de sanctie op te leggen, omdat er geen relatie was met de openbare orde.

Het hof oordeelde dat de bevoegdheid van de BOA beperkt was en dat uit het dossier niet bleek dat het optreden van de BOA verband hield met de openbare orde. De relevante circulaire en besluiten gaven geen grondslag voor de geslotenverklaring op basis van openbare orde. Het hof vernietigde de beslissing van de kantonrechter en verklaarde het beroep gegrond, waardoor de opgelegde sanctie niet in stand kon blijven. De overige klachten van de betrokkene werden niet meer besproken, aangezien de vernietiging van de sanctie voldoende was.

Het hof benadrukte dat de interpretatie van het begrip 'openbare orde' zoals gegeven in eerdere uitspraken niet als richtinggevend kon worden aangemerkt in deze zaak, omdat de omstandigheden wezenlijk verschilden. De beslissing van het hof was daarmee een belangrijke uitspraak over de bevoegdheid van BOA's in relatie tot verkeershandhaving en de toepassing van geslotenverklaringen.

Uitspraak

WAHV 200.176.914
28 augustus 2018
CJIB 176867039
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Gelderland
van 26 juni 2015
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [A] .

Het tussenarrest

De inhoud van het tussenarrest van 9 januari 2018 wordt hier overgenomen.

Het verdere procesverloop

De advocaat-generaal heeft naar aanleiding van voornoemd tussenarrest schriftelijk nadere informatie aan het hof verstrekt.
Na ontvangst van de aanvullende informatie, is de betrokkene in de gelegenheid gesteld daarop te reageren. De betrokkene heeft een reactie gegeven op de aanvullende informatie.

Beoordeling

1. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 90,- opgelegd ter zake van “een weg gebruiken in strijd met geslotenverklaring voor alle motorvoertuigen (bord C12)”, welke gedraging zou zijn verricht op 26 oktober 2013 om 13:40 uur op de Veenendaalseweg te De Klomp met het voertuig met het kenteken [YY-YY-00] .
2. Door de betrokkene is onder meer aangevoerd dat de in deze zaak betrokken verbalisant, een buitengewoon opsporingsambtenaar (verder: boa) in het domein openbare ruimte, niet bevoegd was om de camerabeelden van de gedraging uit te lezen en de sanctie op te leggen.
3. In voormeld tussenarrest heeft het hof overwogen dat de bevoegdheid van de verbalisant ter zake van deze gedraging beperkt is, gelet op het bepaalde in het Besluit van de Minister van Justitie van 7 september 2010 (nr. 5655046/Justis/10), strekkende tot aanwijzing van buitengewoon opsporingsambtenaren bij de gemeente Ede in het domein Openbare Ruimte (verder: het Besluit) in samenhang met bijlage A-1 van de destijds geldende Circulaire Buitengewoon Opsporingsambtenaar:
louter in relatie tot de openbare ordewas hij bevoegd op te treden ter zake van deze gedraging. Aangezien uit de stukken van het dossier niet bleek of het optreden van deze verbalisant ter zake van deze gedraging enig verband hield met de openbare orde, heeft het hof de advocaat-generaal verzocht hieromtrent nadere informatie te verschaffen.
4. Door de advocaat-generaal is een aanvullend proces-verbaal van de verbalisant,
d.d. 24 januari 2018, in het geding gebracht. Daarin verklaart de verbalisant, voor zover van belang:
“Het door u gevraagde verkeersbeleid is als bijlage bijgevoegd. In dit verkeersbesluit wordt uitvoerig beschreven wat de reden is voor het instellen van een geslotenverklaring op de bewuste locatie. U vraagt mij of er argumenten ontleend aan de "openbare orde" ten grondslag hebben gelegen aan de reden om deze geslotenverklaring in te stellen. (…) Er is in het verkeersbesluit geen relatie met de openbare orde. Tevens is er in de handhaving van deze geslotenverklaring geen relatie met de openbare orde.
Omdat er in 2010 onduidelijkheid was over het begrip openbare orde in relatie met C-borden en de handhaving hierop heeft het College van Procureurs-Generaal hier op 12 april 2011 een schrijven over doen uitgaan. Het kenmerk van deze brief is PaG/B&S/15674. Hierin staat beschreven wat onder het begrip openbare orde moet worden verstaan in relatie tot verkeersborden en de handhaving hierop door BOA's. Citaat: "Het criterium openbare orde dient echter zo te worden verstaan dat daaronder tevens valt het tegengaan van overlast, bijvoorbeeld door sluipverkeer, en het verbeteren van de leefbaarheid, bijvoorbeeld door bepaalde gebieden af te sluiten voor (vracht)auto's, de zogenaamde milieuzones."
Het verbeteren van de leefbaarheid is een zwaarwegende afweging geweest om de betreffende geslotenverklaring in te stellen. Dit wordt duidelijk beschreven in het verkeersbesluit. Bovenstaande rechtvaardigt mijns inziens (…) mijn bevoegdheid ter zake deze gedraging.”
5. Bij het aanvullend proces-verbaal heeft de verbalisant een afschrift gevoegd van het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Ede van
7 juli 2009, registratienummer 588345, houdende de instelling van de geslotenverklaring op de pleeglocatie. Het hof stelt vast - zoals de verbalisant ook al heeft opgemerkt in zijn aanvullende verklaring - dat dit besluit er geen blijk van geeft dat argumenten ontleend aan de 'openbare orde' grondslag voor die geslotenverklaring hebben geboden.
Voor zover in dat besluit het verbeteren van de leefbaarheid als grondslag voor de geslotenverklaring is genoemd, wijst het hof op zijn arrest van 10 juli 2017 (WAHV 200.149.613, gepubliceerd op rechtspraak.nl: ECLI:NL:GHARL:2017:5888). In dat arrest heeft het hof de interpretatie van het begrip 'openbare orde' zoals die is gegeven in de door de verbalisant bedoelde brief van het College van Procureurs-Generaal, niet als richtinggevend aangemerkt, nu deze interpretatie niet afkomstig is van de bevoegde instantie, de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, en het 'verbeteren van de leefbaarheid' op zichzelf niet een belang is dat als zodanig onder begrip 'openbare orde', in de betekenis die daar naar algemeen spraakgebruik aan toe komt, kan worden gebracht. Ook in de onderhavige zaak beschouwt het hof de in die brief gegeven interpretatie daarom niet als richtinggevend bij de beoordeling.
6. Op deze plek wijst het hof ook op zijn arrest van 14 juni 2018 (WAHV 200.233.563, gepubliceerd op rechtspraak.nl: ECLI:NL:GHARL:2018:5537). In die zaak heeft het hof de hiervoor bedoelde interpretatie in de brief van het College van Procureurs-Generaal wel als richtinggevend aangemerkt. Die zaak verschilt van de onderhavige zaak, nu ten tijde van de gedraging in die zaak de Circulaire Buitengewoon Opsporingsambtenaar niet meer van kracht was, maar was vervangen door de Beleidsregels boa. In die Beleidsregels boa wordt
- dus: anders dan in de Circulaire Buitengewoon Opsporingsambtenaar - verwezen naar de brief van het College van Procureurs-Generaal. Onder vigeur van de Beleidsregels boa kan de in die brief gegeven interpretatie daarom als richtinggevend gelden, maar niet onder vigeur van de Circulaire Buitengewoon Opsporingsambtenaar - het kader waarbinnen de onderhavige zaak moet worden beoordeeld - op grond van hetgeen onder 5. is overwogen.
7. Wat bij deze stand van zaken resteert zijn de vaststellingen van het hof, dat uit voornoemd verkeersbesluit niet blijkt dat argumenten ontleend aan de 'openbare orde' grondslag voor de onderhavige geslotenverklaring hebben geboden, en dat het verbaliserende optreden van de hier betrokken boa - blijkens zijn aanvullende verklaring - geen relatie had met de openbare orde. Bij die stand van zaken blijkt niet dat deze sanctie door een daartoe bevoegde verbalisant is opgelegd. De aan de betrokkene opgelegde sanctie kan daarom niet in stand blijven.
8. Het hof zal, met vernietiging van de beslissing van de kantonrechter en gegrondverklaring van het beroep, de beslissing van de officier van justitie alsmede de inleidende beschikking, waarbij die sanctie is opgelegd, vernietigen.
9. De overige klachten van de betrokkene met betrekking tot de aan hem opgelegde sanctie behoeven daarmee geen bespreking meer.

Beslissing

Het gerechtshof:
vernietigt de beslissing van de kantonrechter;
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt de beslissing van de officier van justitie, alsmede de beschikking waarbij onder CJIB-nummer 176867039 de administratieve sanctie is opgelegd;
bepaalt dat hetgeen door de betrokkene op de voet van artikel 11 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften tot zekerheid is gesteld, door de advocaat-generaal aan hem wordt gerestitueerd.
Dit arrest is gewezen door mr. Sekeris, in tegenwoordigheid van mr. Verdoorn als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.