ECLI:NL:GHARL:2018:7722

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
23 augustus 2018
Publicatiedatum
29 augustus 2018
Zaaknummer
21-004256-15
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake winkeldiefstal met medeplegen door gebruik van geprepareerde kleding

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 23 augustus 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland, waarbij de verdachte was vrijgesproken van de ten laste gelegde winkeldiefstallen. De verdachte, geboren in 1992 en woonachtig in [woonplaats], werd samen met twee medeverdachten beschuldigd van het stelen van cosmetica-artikelen en snoepgoed uit de winkels Big Bazar en Albert Heijn in [plaats 1]. De diefstallen vonden plaats op 23 februari 2015, waarbij de verdachten gebruik maakten van geprepareerde rokken om de gestolen goederen te verbergen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachten een nauwe en bewuste samenwerking hebben vertoond tijdens de uitvoering van hun plan om de goederen te stelen. De verdachte heeft de medeverdachten afgeschermd tijdens de diefstallen door dicht bij hen te lopen, wat de zichtbaarheid van de gestolen goederen beperkte. Het hof heeft de eerdere vrijspraak vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 88 dagen, met aftrek van de tijd die hij reeds in voorarrest heeft doorgebracht. De uitspraak is gedaan op basis van de beschikbare bewijsmiddelen, waaronder camerabeelden en verklaringen van verbalisanten.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-004256-15
Uitspraak d.d.: 23 augustus 2018
TEGENSPRAAK

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, van 22 mei 2015 met parketnummer 18-720086-15 in de strafzaak tegen

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1992,
wonende op het adres [woonplaats].

Het hoger beroep

De officier van justitie heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 9 augustus 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot vernietiging van het vonnis in eerste aanleg, bewezenverklaring van hetgeen onder 1 en 2 primair is tenlastegelegd en veroordeling van verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 88 dagen, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen namens verdachte door zijn raadsvrouw, mr. A. Petrescu, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, heeft bij vonnis van 22 mei 2015, waartegen het hoger beroep is gericht, de verdachte vrijgesproken van de hem ten laste gelegde feiten.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep, voor zover aan zijn oordeel onderworpen, vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt. Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg en voor zover in hoger beroep aan de orde – tenlastegelegd dat:
1. primair:
hij op of omstreeks 23 februari 2015 te [plaats 1], in elk geval in de gemeente [gemeente], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een (winkel)pand, gelegen aan of bij het [adres 1], aldaar, heeft weggenomen (onder meer) een grote hoeveelheid cosmetica-artikelen (merk Dove en/of Nivea) en/of een grote hoeveelheid tubes tandpasta, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan het winkelbedrijf Big Bazar, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
1. subsidiair:
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen telden, dat hij op of omstreeks 23 februari 2015 te [plaats 1], in elk geval in de gemeente [gemeente], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, een grote hoeveelheid cosmetica-artikelen (merk Dove en/of Nivea) en/of een grote hoeveelheid tubes tandpasta, in elk geval enig goed, heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij en zijn mededaders ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van voornoemde goederen wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
2 primair:
hij op of omstreeks 23 februari 2015 te [plaats 1], in elk geval in de gemeente [gemeente], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een (winkel)pand, gelegen aan of bij het [adres 2], aldaar, heeft weggenomen (onder meer) een grote hoeveelheid snoepgoed (te weten (onder meer) M&M's en/of Nuts en/of Lion en/of Kit Kat), in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan het winkelbedrijf Albert Heijn, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
2 subsidiair:
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat hij op of omstreeks 23 februari 2015 te [plaats 1], in elk geval in de gemeente [gemeente], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, een grote hoeveelheid snoepgoed (te weten (onder meer) M&M's en/of Nuts en/of Lion en/of Kit Kat), in elk geval enig goed, heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij en zijn mededaders ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van voornoemde goederen wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs

De raadsvrouw van verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat verdachte vrijgesproken dient te worden van de hem onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten. Volgens de raadsvrouw kan op basis van de beschikbare bewijsmiddelen niet bewezen worden verklaard dat verdachte een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan de door [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] gepleegde winkeldiefstallen. Daartoe heeft de raadsvrouw aangevoerd dat verdachte niet wist dat [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] de goederen uit de winkels hadden gestolen en dat uit het dossier ook niet blijkt dat verdachte enige wegnemingshandelingen heeft gepleegd, dan wel dat hij in de buurt van [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] was ten tijde van het plegen van de diefstallen.
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 en 2 primair ten laste gelegde diefstal in vereniging.
Het hof stelt voorop dat voor de kwalificatie medeplegen vereist is dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking. Die kwalificatie is slechts gerechtvaardigd als de bewezenverklaarde – intellectuele en/of materiële – bijdrage van de verdachte aan het delict van voldoende gewicht is. Bij de vorming van zijn oordeel dat sprake is van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking, kan de rechter rekening houden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip. [1]
Het hof komt op grond van de processtukken en het behandelde ter zitting tot de navolgende feitenvaststelling. [2]
Op 23 februari 2015, zien verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] op de [straat 1] te [plaats 1] uit tegengestelde richting een voertuig (merk Vauxhall, kenteken [kenteken], kleur grijs (metallic)), aanrijden. In dit voertuig zitten vier personen. Op grond van de Wegenverkeerswet 1994 geven de verbalisanten het voornoemde voertuig een stopteken voor een rijbewijscontrole. Verbalisant [verbalisant 2] vraagt de eigenaar van het voertuig – [medeverdachte 2] – of de verbalisanten in de kofferbak van het voertuig mogen kijken. [medeverdachte 2] stemt daarmee in. In de kofferbak van het voertuig treffen de verbalisanten twee met goederen gevulde plastic zakken aan. In de eerste zak bevindt zich een hoeveelheid tandpasta (Prodent, Colgate en Oral-B) en een hoeveelheid crème (Nivea en Dove). In de tweede zak treffen de verbalisanten een hoeveelheid douchegel/shampoo aan (Nivea). De aangetroffen goederen zijn nieuw en ongebruikt. Verder zien de verbalisanten tussen de achterbank en de stoelen van de bestuurder en de bijrijder een gevulde plastic vuilniszak staan. In deze vuilniszak blijkt een hoeveelheid chocolade te zitten (Milky Way, Lion, M&M’s, Nuts, Côte d'Or). [3] In de auto worden voorts autodoekjes aangetroffen met daarop de naam van de winkelketen Big Bazar. [4] Daarnaast liggen er twee geprepareerde rokken in de auto, elk achter één voorzitting. [5] De personen die in het voertuig zitten – verdachte [verdachte], [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] – worden aangehouden voor heling. [6] Deze aanhoudingen vinden omstreeks 12.15 uur plaats. [7] [8] [9] [10]
Bij het insluiten van verdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] blijkt dat beide vrouwen drie rokken over elkaar heen dragen. Het betreft rokken met een elastische band. [11]
Onder de vier aangehouden verdachten worden op 23 februari 2015, om 14.00 uur te [plaats 1] de volgende goederen in beslag genomen: 5 stuks M&M’s Blauw, 16 stuks Nivea Crème, 10 stuks Dove Wintercare, Colgate Sensitive Multi Protection, Colgate Sensitive Whitening, 8 stuks Prodent Compleet 8, 5 stuks Prodent Whitener, 4 stuks Prodent Actieve reiniging, 5 stuks Oral-B 3d white, 30 stuks Nivea Vitamin Power, 21 stuks Nivea Powerfruit, 16 stuks M&M’s Bruin, 11 stuks Nivea Fitness Fresh, 10 stuks Nivea Free Time, 4 stuks Nivea Supreme Touch, 18 stuks M&M’s Geel, 4 stuks Côte-d'Or Advocaat, 9 stuks Lion 5-pack, 8 stuks Kitkat White Chunky 4-pack, 6 stuks Côte-d'Or Kilt, 12 stuks Milky Way 6-pack en een Nuts 5-pack. [12]
Bij de aanhouding van voornoemde personen is de adressenlijst in de TomTom (het hof begrijpt: het Garmin navigatiesysteem) van de auto bekeken. Uit deze adressenlijst blijkt dat het adres [adres 2] in [plaats 1] in de lijst met bezochte plaatsen staat weergegeven. Op dit adres bevindt zich een filiaal van de Albert Heijn. [13]
Naar aanleiding van deze bevindingen zijn de camerabeelden van de Albert Heijn gelegen aan het [adres 2] in [plaats 1], van 23 februari 2015 uitgekeken. Op deze camerabeelden is te zien dat drie personen om 11.56 uur de winkel binnenlopen. Deze personen worden door verbalisant [verbalisant 3] herkend als zijnde verdachte [verdachte], [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2]. [medeverdachte 1] heeft haar arm op dat moment ingehaakt in de arm van verdachte. Om 12.00 uur staan [medeverdachte 2], [medeverdachte 1] en verdachte bij de kassa. Verdachte legt één artikel op de kassaband. [medeverdachte 2] bevindt zich op dat moment achter verdachte terwijl [medeverdachte 1] dicht bij [medeverdachte 2] staat. Verbalisant [verbalisant 3] ziet op de camerabeelden dat de jas van [medeverdachte 2] aan de onderzijde breder lijkt dan toen zij de winkel binnen kwam lopen. [14] Op het moment dat het drietal de winkel verlaat ziet [verbalisant 3] dat de jas van [medeverdachte 2] naar buiten zwaait, alsof er iets zwaars aan de onderzijde van de jas hangt. [15]
Op maandag 23 februari 2015 om 15.45 uur doet [aangever 1] namens de Albert Heijn, gelegen aan het [adres 2] te [plaats 1] aangifte van winkeldiefstal, gepleegd op maandag 23 februari 2015, tussen 11.45 uur en 12.00 uur. [aangever 1] verklaart dat de politie hem omstreeks 15.30 uur een foto laat zien van goederen die zijn aangetroffen bij personen die mogelijk in de Albert Heijn zijn geweest. [aangever 1] concludeert dat een deel van deze artikelen in bijna dezelfde hoeveelheden bij de Albert Heijn zijn weggenomen. [16] Het betreft 12 stuks M&M’s Chocolate, 16 stuks M&M’s Peanut, 5 stuks M&M’s Crispy, 6 stuks Côte d'Or Kilt, 5 stuks Côte d'Or Advocaat, 15 stuks Kit Kat Chunky White, 14 stuks Milky Way, 10 stuks Lion 5-pack en 7 stuks Nuts. [17]
Op de camerabeelden van de Albert Heijn van 23 februari 2015 ziet [aangever 1] dat drie personen om 11.56 uur de winkel binnenlopen. Het betreft twee vrouwen met lange zwarte rokken of jassen en een man met een donkere jas. Deze personen verlaten om 12.01 uur de winkel via de kassa’s. Het valt [aangever 1] op dat de zwarte jas of jurk van één van de vrouwen aanzienlijk breder lijkt aan de onderzijde dan toen ze binnenkwam. [18]
Op maandag 23 februari 2015 om 14.50 uur doet [aangever 2] namens de Big Bazar, gelegen aan het [adres 1] te [plaats 1], aangifte van winkeldiefstal, gepleegd op 23 februari 2015 tussen 11.00 uur en 12.00 uur. [aangever 2] verklaart dat zij een grote hoeveelheid potjes met Dove en Nivea handcrème en Nivea douchegel mist en dat er verschillende merken tandpasta, waaronder tandpasta van de merken Colgate en Oral-B, ontbreken. [19]
Op woensdag 25 februari 2015 bekijkt verbalisant [verbalisant 4] de camerabeelden van de Big Bazar, gelegen aan het [adres 1] te [plaats 1], van 23 februari 2015. Op deze beelden ziet [verbalisant 4] dat verdachte, [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] op 23 februari 2015 om respectievelijk 11:35.01 uur, 11:35:09 uur en 11:35:58 uur de Big Bazar binnenlopen en deze winkel om 11.42.18 uur weer verlaten. Bij het verlaten van de winkel draagt verdachte een boodschappentas van de Big Bazar. Een dergelijke tas wordt ook bij de aanhouding van [medeverdachte 2] aangetroffen. Deze tas heeft zij opgevouwen in haar schoudertas. [20]
Op 23 februari 2015 treft verbalisant [verbalisant 4] een Garmin navigatiesysteem aan in de auto waarin verdachte, [medeverdachte 2], [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] zijn aangehouden. In dit navigatiesysteem staat een logbestand. Uit dit logbestand blijk dat de reis op 23 februari 2015 om 8.06 uur begint vanaf de [adres 3] richting het adres [adres 1] te [plaats 1]. Vervolgens rijdt men om 11.43 uur vanaf de [straat 2] te [plaats 1] (een doorlopende weg bij het [adres 1]) naar het adres [adres 2] te [plaats 1]. Op dit laatstgenoemde adres bevindt zich een filiaal van de Albert Heijn. [21]
Verdachte heeft ter terechtzitting in eerste aanleg verklaard dat hij op 23 februari 2015 met medeverdachten [medeverdachte 2], [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] in [plaats 1] is geweest. Hij heeft verder verklaard dat hij samen met voornoemde personen winkels heeft bezocht. [22]
Het hof heeft ter zitting in hoger beroep waargenomen dat op de screenshots van de camerabeelden van de Big Bazar en de Albert Heijn op respectievelijk pagina 75 en 80 van het procesdossier drie personen zonder duidelijke reden – als een soort “treintje” – opvallend dicht bij elkaar staan. [23] [24]
Het hof komt op basis van de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden in onderling verband en samenhang bezien, met name gelet op hun uiterlijke verschijningsvorm,
tot de conclusie dat tussen verdachte, [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] sprake was van een zodanige bewuste en nauwe samenwerking bij de uitvoering van een vooropgezet plan om op 23 februari 2015 goederen uit de Big Bazar en de Albert Heijn te [plaats 1] te stelen.
Verdachte heeft [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 1] tijdens het plegen van deze winkeldiefstallen afgeschermd door dicht op [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 1] te lopen in de vorm van een “treintje”. Op die manier kon de mogelijke zichtbaarheid van de weggenomen goederen, die [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 1] in hun geprepareerde rok(ken) hadden gedaan, zoveel mogelijk beperkt worden.
Bij zijn oordeel neemt het hof in aanmerking dat verdachte en medeverdachten op 23 februari 2015 rechtstreeks vanuit [plaats 2] naar [plaats 1] zijn gereden in een auto met geprepareerde rokken en vuilniszakken. Eenmaal aangekomen in [plaats 1] hebben verdachte, [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] gelijktijdig en gezamenlijk een filiaal van de Big Bazar en kort daarop een filiaal van de Albert Heijn bezocht, hetgeen ook uit het in de auto aangetroffen navigatiesysteem valt af te leiden. Op de camerabeelden van de Big Bazar is te zien dat verdachte, [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] de winkel op een opvallende manier verlaten, namelijk dicht bij elkaar in de vorm van een “treintje”. Op de camerabeelden van de Albert Heijn is te zien dat de rok van [medeverdachte 2] breder lijkt op het moment dat zij de winkel verlaat. Daarnaast is te zien dat [medeverdachte 2], [medeverdachte 1] en verdachte bij de kassa zonder duidelijke reden opvallend dicht bij elkaar staan. In de auto van verdachte, [medeverdachte 2], [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] wordt diezelfde dag, op een later moment, een grote hoeveelheid nieuwe en ongebruikte goederen aangetroffen, te weten verzorgingsartikelen, tandpasta en snoepgoed. Deze goederen komen overeen met de goederen die dezelfde dag verdwenen zijn uit de voorraad van de Big Bazar en de Albert Heijn te [plaats 1]. Tijdens de insluiting van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] blijkt dat zij drie rokken over elkaar heen dragen met een elastische band. Het is een feit van algemene bekendheid dat dergelijke geprepareerde kleding gebruikt kan worden om winkeldiefstallen mee te plegen.
Verdachte heeft voor de hiervoor genoemde voor het bewijs van het tenlastegelegde redengevende feiten en omstandigheden geen die redengevendheid ontzenuwende verklaring gegeven.
Hij heeft ter terechtzitting in eerste aanleg enkel verklaard dat hij op 23 februari 2015 met [medeverdachte 2], [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] in [plaats 1] was om een kathedraal te bezoeken en de stad te bezichtigen. Verdachte verklaart dat hij niet heeft geweten dat [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] iets gestolen hadden. Los van de omstandigheid dat er geen kathedraal in [plaats 1] is, verklaart het door verdachte geschetste scenario niet waarom hij of zijn medeverdachten, in dat geval, het adres van de plaatselijke Albert Heijn in het navigatiesysteem ingesteld hebben en niet het adres van een bezienswaardigheid in de stad. Bovendien kan op basis van de in het logbestand van het navigatiesysteem vermelde tijdstippen en het proces-verbaal van de politie daaromtrent, de aangiften en het proces-verbaal van bevindingen en aanhouding worden vastgesteld dat verdachte niet een bezienswaardigheid heeft bekeken in [plaats 1]. Op het moment dat verdachte en zijn medeverdachten vanuit België in [plaats 1] aankwamen bezochten zij, direct aansluitend, binnen een tijdsbestek van ruim een half uur de twee genoemde winkels. Nauwelijks een kwartier later worden zij aangehouden in een auto met een aanzienlijke hoeveelheid aldaar gestolen goederen.
De verklaring van verdachte dat hij niet wist dat [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] iets hadden gestolen wordt weersproken door de hierboven gebezigde bewijsmiddelen.
Het hof acht de door verdachte gegeven verklaring ongeloofwaardig. De conclusie luidt dan ook dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de twee hem tenlastegelegde diefstallen in vereniging.
Het hof verwerpt het verweer van de raadsvrouw.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel – ook in onderdelen – slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1. primair:
hij op 23 februari 2015 te [plaats 1], tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een winkelpand, gelegen aan het [adres 1], aldaar, heeft weggenomen een grote hoeveelheid cosmetica-artikelen van het merk Dove en Nivea en een grote hoeveelheid tubes tandpasta, toebehorende aan het winkelbedrijf Big Bazar;
2 primair:
hij op 23 februari 2015 te [plaats 1], tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een winkelpand, gelegen aan het [adres 2], aldaar, heeft weggenomen een grote hoeveelheid snoepgoed (te weten onder meer M&M's en Nuts en Lion en Kit Kat), toebehorende aan het winkelbedrijf Albert Heijn.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 primair en 2 primair bewezen verklaarde levert telkens op:
diefstal door twee of meer verenigde personen.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De verdachte heeft zich, met medeverdachte [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1], schuldig gemaakt aan diefstal van een grote hoeveelheid goederen, te weten cosmetica-artikelen, tubes tandpasta en snoepgoed. Deze goederen hebben verdachte en zijn medeverdachten achtereenvolgens uit de Big Bazar en de Albert Heijn te [plaats 1] weggenomen. Verdachte en medeverdachten zijn rechtstreeks vanuit Brussel naar Nederland gekomen en hebben deze diefstallen gepleegd. Daarmee hebben zij zich ten koste van de winkeliers – die schade en overlast ondervinden van dit soort strafbare feiten – willen verrijken. De medeverdachten hebben gebruik gemaakt van geprepareerde rokken, waarin zij de gestolen goederen in konden verstoppen. De verdachte heeft met de medeverdachten samengewerkt door deze rokken af te schermen bij het verlaten van de winkel ten tijde van de strooptocht. De werkwijze van verdachte, [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] was professioneel, gewiekst en uitermate brutaal. Verdachte geeft er hiermee blijk van geen respect te hebben voor het eigendom van een ander. Het hof rekent het de verdachte aan dat hij een wezenlijke bijdrage aan de bewezenverklaarde diefstallen heeft geleverd.
Uit het verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 12 juli 2018 blijkt dat verdachte vóór het plegen van de bewezen verklaarde feiten niet eerder onherroepelijk is veroordeeld ter zake van een strafbaar feit.
Het hof acht, alles afwegende, in het bijzonder gelet op de grote hoeveelheid aan goederen die zijn weggenomen en de professionaliteit waarmee de diefstallen werden uitgevoerd, een gevangenisstraf voor de duur van 88 dagen, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 57, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair en 2 primair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
88 (achtentachtig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door
mr. M.C. Fuhler, voorzitter,
mr. J. Dolfing en mr. J. Hielkema, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. W.D. de Boer, griffier,
en op 23 augustus 2018 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. M.C. Fuhler is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Hoge Raad 12 juni 2018, ECLI:NL:HR:2018:893.
2.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Eenheid Noord-Nederland, district Fryslân, basisteam [plaats 1] met nummer 2015053927.
3.Een in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 februari 2015 met nummer PL0100-2015053927-10, pagina 56, inhoudende het relaas van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2].
4.Een in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 februari 2015 met nummer PL0100-2015053927-34, pagina 71, inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 4].
5.Een in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 februari 2015 met nummer PL0100-2015053927-36, pagina 87, inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 4].
6.Een in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 februari 2015 met nummer PL0100-2015053927-10, pagina 57, inhoudende het relaas van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2].
7.Een in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaar opgemaakt proces-verbaal aanhouding d.d. 23 februari 2015 met nummer PL0100-2015053927-3, pagina 25, inhoudende het relaas van de verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 1].
8.Een in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaar opgemaakt proces-verbaal aanhouding d.d. 23 februari 2015 met nummer PL0100-2015053927-6, pagina 31, inhoudende het relaas van de verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 1].
9.Een in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaar opgemaakt proces-verbaal aanhouding d.d. 23 februari 2015 met nummer PL0100-2015053927-2, pagina 37, inhoudende het relaas van de verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 1].
10.Een in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaar opgemaakt proces-verbaal aanhouding d.d. 23 februari 2015 met nummer PL0100-2015053927-8, pagina 43, inhoudende het relaas van de verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 1].
11.Een in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 februari 2015 met nummer PL0100-2015053927-36, pagina 87, inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 4].
12.Een schriftelijk bescheid, zijnde een kennisgeving van inbeslagneming d.d. 23 februari 2015 met nummer PL0100-2015053927-13, pagina’s 7 tot en met 18, opgesteld door [verbalisant 5], hoofdagent van de politie Eenheid Noord-Nederland.
13.Een in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 februari 2015 met nummer PL0100-2015054306-2, pagina 77, inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 3].
14.Een in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 februari 2015 met nummer PL0100-2015054306-2, pagina 77, inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 3].
15.Een in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 februari 2015 met nummer PL0100-2015054306-2, pagina 78, inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 3].
16.Een in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar opgemaakt proces-verbaal aangifte d.d. 23 februari 2015 met nummer PL0100-2015054306-1, pagina 53, inhoudende de verklaring van [aangever 1].
17.Een in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar opgemaakt proces-verbaal aangifte d.d. 23 februari 2015 met nummer PL0100-2015054306-1, pagina 54, inhoudende de verklaring van [aangever 1].
18.Een in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar opgemaakt proces-verbaal aangifte d.d. 23 februari 2015 met nummer PL0100-2015054306-1, pagina 54, inhoudende de verklaring van [aangever 1].
19.Een in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar opgemaakt proces-verbaal aangifte d.d. 23 februari 2015 met nummer PL0100-2015053927-1, pagina 49, inhoudende de verklaring van [aangever 2].
20.Een in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 februari 2015 met nummer PL0100-2015053927-34, pagina 71, inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 4].
21.Een in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 februari 2015 met nummer PL0100-2015053927-35, pagina 81, inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 4].
22.Het proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, d.d. 22 mei 2015 (bevindt zich in het hoofddossier), inhoudende de verklaring van verdachte.
23.De eigen waarneming van het hof op de terechtzitting van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, locatie Leeuwarden d.d. 9 augustus 2018, van de screenshots van de camerabeelden van de Big Bazar van 23 februari 2015, op pagina 75, gevoegd bij een in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 februari 2015 met nummer PL0100-2015054306-2, pagina 77 e.v.
24.De eigen waarneming van het hof op de terechtzitting van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, locatie Leeuwarden d.d. 9 augustus 2018, van de screenshots van de camerabeelden van de Albert Heijn op pagina 80, gevoegd bij een in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 februari 2015 met nummer PL0100-2015053927-34, pagina’s 71 e.v.