ECLI:NL:GHARL:2018:7752
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van appellant in verzet tegen verstekvonnis wegens niet-tijdige indiening
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 28 augustus 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep. De appellant, die in eerste aanleg in verzet was gegaan tegen een verstekvonnis van de rechtbank Gelderland, is door het hof niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzet. Het hof oordeelde dat het verzet niet tijdig was ingesteld. De appellant had op 7 maart 2014 verzet aangetekend tegen een verstekvonnis van 8 december 2010, maar het hof stelde vast dat de appellant al eerder, op 4 oktober 2013, een daad had verricht waaruit bleek dat het verstekvonnis hem bekend was. Dit betekende dat de verzettermijn van vier weken op dat moment was aangevangen. Aangezien de verzetdagvaarding pas op 7 maart 2014 was uitgebracht, was het verzet te laat en werd de appellant niet-ontvankelijk verklaard.
Het hof vernietigde het vonnis van de rechtbank Gelderland van 26 november 2014 en veroordeelde de appellant in de kosten van beide instanties. De kosten voor de procedure in eerste aanleg werden vastgesteld op € 868,50 voor salaris van de advocaat en de kosten voor de procedure in hoger beroep op € 1.937,- voor griffierecht en € 1.391,- voor salaris van de advocaat. Het hof bepaalde dat de appellant deze kosten binnen veertien dagen na dagtekening van het arrest diende te voldoen, met wettelijke rente in geval van niet-tijdige betaling. Het arrest werd in het openbaar uitgesproken.