ECLI:NL:GHARL:2018:7859
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- J. van Schuijlenburg
- A. Wijmenga
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard wegens ontbreken van beroep bij kantonrechter
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 31 augustus 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant, die op 13 juni 2016 een dossier had teruggewezen naar de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie. De gemachtigde van de betrokkene had hoger beroep ingesteld tegen deze beslissing en verzocht om vergoeding van kosten. De advocaat-generaal diende een verweerschrift in, maar maakte geen gebruik van de gelegenheid om te reageren op de nadere toelichting van de gemachtigde van de betrokkene.
Het hof beoordeelt of het hoger beroep ontvankelijk is, waarbij artikel 14 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) van belang is. Dit artikel bepaalt dat alleen degene die bij de rechtbank beroep heeft ingesteld, alsmede de officier van justitie, hoger beroep kan instellen bij het gerechtshof, tenzij de opgelegde administratieve sanctie niet meer bedraagt dan € 70. Het hof concludeert dat er geen beroep is ingesteld bij de rechtbank, wat betekent dat het hoger beroep niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
De gemachtigde van de betrokkene heeft aangevoerd dat er geen kantonberoep is ingesteld, maar het hof stelt vast dat er wel degelijk beroep is ingesteld tegen de inleidende beschikking. Dit beroep werd echter niet-ontvankelijk verklaard omdat het te laat was ingediend. Het hof oordeelt dat de gemachtigde onvoldoende heeft aangetoond dat er een hogere voorziening is gevraagd tegen de beslissing van de officier van justitie. Daarom wordt het verzoek tot vergoeding van kosten afgewezen en het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard.