ECLI:NL:GHARL:2018:7859

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
31 augustus 2018
Publicatiedatum
31 augustus 2018
Zaaknummer
WAHV 200.203.815
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J. van Schuijlenburg
  • A. Wijmenga
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard wegens ontbreken van beroep bij kantonrechter

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 31 augustus 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant, die op 13 juni 2016 een dossier had teruggewezen naar de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie. De gemachtigde van de betrokkene had hoger beroep ingesteld tegen deze beslissing en verzocht om vergoeding van kosten. De advocaat-generaal diende een verweerschrift in, maar maakte geen gebruik van de gelegenheid om te reageren op de nadere toelichting van de gemachtigde van de betrokkene.

Het hof beoordeelt of het hoger beroep ontvankelijk is, waarbij artikel 14 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) van belang is. Dit artikel bepaalt dat alleen degene die bij de rechtbank beroep heeft ingesteld, alsmede de officier van justitie, hoger beroep kan instellen bij het gerechtshof, tenzij de opgelegde administratieve sanctie niet meer bedraagt dan € 70. Het hof concludeert dat er geen beroep is ingesteld bij de rechtbank, wat betekent dat het hoger beroep niet-ontvankelijk moet worden verklaard.

De gemachtigde van de betrokkene heeft aangevoerd dat er geen kantonberoep is ingesteld, maar het hof stelt vast dat er wel degelijk beroep is ingesteld tegen de inleidende beschikking. Dit beroep werd echter niet-ontvankelijk verklaard omdat het te laat was ingediend. Het hof oordeelt dat de gemachtigde onvoldoende heeft aangetoond dat er een hogere voorziening is gevraagd tegen de beslissing van de officier van justitie. Daarom wordt het verzoek tot vergoeding van kosten afgewezen en het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard.

Uitspraak

WAHV 200.203.815
31 augustus 2018
CJIB 185796639
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant
van 13 juni 2016
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [A] ,
voor wie als gemachtigde optreedt mr. [B] ,
kantoorhoudende te [C] .

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het dossier teruggewezen naar de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie.

Het procesverloop

De gemachtigde van de betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld. Tevens is verzocht om vergoeding van kosten.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
De gemachtigde van de betrokkene heeft schriftelijk een nadere toelichting gegeven op het beroep.
De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld een reactie te geven op de nadere toelichting op het beroep. Hiervan is geen gebruik gemaakt.
Op 16 juli 2018 is nog een brief van de gemachtigde van de betrokkene ontvangen.

Beoordeling

1. In artikel 14 van de Wahv wordt bepaald wanneer bij het hof hoger beroep kan worden ingesteld. In dit geval is het eerste lid van belang waarin staat:
“Degene die bij de rechtbank beroep heeft ingesteld, alsmede de officier van justitie, kunnen tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, tenzij de opgelegde administratieve sanctie bij die beslissing niet meer bedraagt dan € 70.”
2. De kantonrechter heeft het dossier teruggewezen naar de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie. Anders dan de advocaat-generaal is hier wel sprake van een beslissing van de kantonrechter. Het is ook een eindbeslissing. Het dossier berust met deze beslissing niet meer bij de kantonrechter zodat geen (vervolg)beslissing van hem te verwachten is.
3. Van belang om te kunnen bepalen of het hoger beroep ontvankelijk is, is, in het licht van artikel 14 van de Wahv, het antwoord op de vraag of er beroep is ingesteld bij de rechtbank (vgl. het arrest van het hof van 9 april 2018, te vinden op rechtspraak.nl onder ECLI:NL:GHARL:2018:3254).
4. De kantonrechter heeft aan zijn beslissing ten grondslag gelegd dat er geen kantonberoep is ingesteld.
5. Het hof stelt vast dat door [D] beroep tegen de inleidende beschikking is ingesteld. Op 16 februari 2015 is het beroep tegen de inleidende beschikking niet-ontvankelijk verklaard omdat het te laat is ingesteld. Op 4 maart 2015 heeft de gemachtigde beroep ingesteld tegen de inleidende beschikking. In een brief gedateerd op 10 mei 2015, heeft de gemachtigde bij de CVOM aangegeven dat de termijn om te beslissen op het administratief beroep is verstreken en verzocht om binnen twee weken een beslissing te nemen. Per brief van 12 oktober 2015 heeft de griffier van de rechtbank aan de gemachtigde de ontvangst van het beroep tegen de officier van justitie bevestigd en onder meer verzocht om de gronden van het beroep aan te vullen. Per brief van 26 oktober 2015 heeft de gemachtigde verzocht om verlenging van de termijn voor het herstel van verzuimen. In een brief van 28 december 2015 heeft de griffier de gemachtigde nogmaals in de gelegenheid gesteld het beroepschrift aan te vullen. In reactie op deze brief heeft de gemachtigde de gronden van het beroep aangevuld.
6. Door de gemachtigde is in het hoger beroepschrift onder meer aangevoerd dat de kantonrechter terecht heeft vastgesteld dat er geen kantonberoep is ingesteld. Op het moment dat door de gemachtigde beroep tegen de inleidende beschikking is ingesteld, was er volgens de gemachtigde nog niet beslist op het administratief beroep. Om te voorkomen dat het beroep niet-ontvankelijk zou worden verklaard heeft de gemachtigde gereageerd op het verzoek van de griffier.
7. Uit het betoog van de gemachtigde blijkt onvoldoende de wil om een hogere voorziening te vragen tegen de beslissing van de officier van justitie. Naar het oordeel van het hof is dan ook niet beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie. Daarom moet het hoger beroep niet-ontvankelijk worden verklaard.
8. Nu de betrokkene niet in het gelijk wordt gesteld, zal het hof het verzoek tot vergoeding van kosten afwijzen.

Beslissing

Het gerechtshof:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk;
wijst het verzoek tot vergoeding van kosten af.
Dit arrest is gewezen door mr. Van Schuijlenburg, in tegenwoordigheid van mr. Wijmenga als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.