Beoordeling
1. De gemachtigde stelt zich op het standpunt dat de beslissing van de kantonrechter moet worden vernietigd vanwege het (in het dossier) ontbreken van een proces-verbaal van de zitting. Deze stelling mist feitelijke grondslag, nu zich in het dossier een proces-verbaal bevindt van de in het openbaar gehouden zitting van 6 juni 2016 (tevens houdende beslissing op het beroep).
2. De advocaat-generaal heeft zich in het verweerschrift op het standpunt gesteld dat de kantonrechter het beroep niet-ontvankelijk had moeten verklaren, nu het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie niet tijdig is ingesteld. De beslissing van de officier van justitie is blijkens de stukken op 16 juni 2015 aan de betrokkene toegezonden. De beroepstermijn eindigde derhalve op 28 juli 2015. Het beroepschrift is gedateerd 20 juli 2015 en is blijkens een daarop gesteld stempel op 23 september 2015 per fax door de CVOM ontvangen.
3. De gemachtigde voert aan wel tijdig beroep te hebben ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie. Hij heeft per fax van 20 juli 2015 beroep ingesteld en overlegt een faxverzendbewijs van het beroepschrift.
4. Uit het faxverzendbewijs kan worden afgeleid dat op 20 juli 2015 een faxbericht is verzonden naar het nummer 0886990230. Op het verzendrapport staat als resultaat vermeld "OK". De eerste pagina van het faxbericht is gedeeltelijk zichtbaar. Het betreft een op
20 juli 2015 gedateerd beroepschrift in de onderhavige zaak. Het vermelde faxnummer betreft een faxnummer dat (in elk geval op dat moment) in gebruik was bij de CVOM. Het op 23 september 2015 (nogmaals) verzonden en door de CVOM wel ontvangen beroepschrift is aan ditzelfde faxnummer verstuurd.
5. Gelet hierop (en in aanmerking genomen dat de advocaat-generaal naar aanleiding van het overgelegde verzendbewijs niet heeft betwist dat het faxbericht ook al op 20 juli 2015 bij de CVOM is binnengekomen) is het hof van oordeel dat de gemachtigde aannemelijk heeft gemaakt dat het beroep op 20 juli 2015 - en dus tijdig - is ingesteld. Dit brengt mee dat de kantonrechter terecht het beroep ontvankelijk heeft geacht.
6. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 90,- opgelegd ter zake van “als bestuurder van een motorvoertuig niet de rijbaan gebruiken (bijv. laten stilstaan op trottoir/voetpad etc)”, welke gedraging zou zijn verricht op 30 januari 2015 om 10.33 uur op de Dagelijkse Groentemarkt te 's-Gravenhage met het voertuig met het kenteken [0-YYY-00] .
7. De gemachtigde voert aan dat de beschikking ten onrechte aan de kentekenhouder in plaats van aan de bestuurder is opgelegd. Dat de verbalisant de mogelijkheid had om in persoon in plaats van kenteken te bekeuren blijkt uit het aanvullend proces-verbaal van 1 mei 2015. Voorts voert de gemachtigde aan dat ter plekke laden en lossen wordt toegestaan, terwijl de verweten gedraging het niet gebruiken van de rijbaan betreft. De vraag of een plek tot de rijbaan behoort of niet hangt niet af van het al dan niet laden en lossen. De betrokkene was aan het laden en lossen, zodat ten onrechte ten nadele van de betrokkene is afgeweken van het beleid.
8. De onder 6. vermelde gedraging betreft overtreding van artikel 10, eerste lid, van het RVV 1990. Hierin is bepaald, voor zover hier van belang, dat bestuurders van motorvoertuigen de rijbaan gebruiken en dat zij voor het parkeren van hun voertuig tevens andere weggedeelten mogen gebruiken, behalve het trottoir, het voetpad, het fietspad, het fiets/bromfietspad of het ruiterpad.
9. Naast de in de inleidende beschikking vermelde gegevens, houdt de verklaring van de verbalisant zoals opgenomen in het zaakoverzicht van het CJIB onder meer het volgende in:
“Opmerking ambtenaar 1: (…) 4 wielen op voetpad, geen ontheffing (…). 12 min geen laden en lossen. Bestuurder wilde bon niet aannemen. Geen foto's kunnen maken.”
10. In het (door de gemachtigde overgelegde) aanvullend proces-verbaal van 1 mei 2015, verklaart de verbalisant, voor zover relevant, het volgende:
"Op 30 januari 2015 omstreeks 10.33 uur bevond ik mij (…) op de openbare weg, de Dagelijkse Groenmarkt tegenover perceelnummer 24 in de gemeente Den Haag. (…) Ik zag dat daar een personenauto van het merk BMW, kleur wit, voorzien van het kenteken [0-YYY-00] geparkeerd stond op het voetpad (…). De Dagelijkse Groenmarkt ligt in het pollergebied. Het is automobilisten toegestaan het voetgangersgebied in te rijden tot 11.30 uur, mits zij dit doen om goederen te laden en/of te lossen. Zij hebben voor bovengenoemd tijdstuip hiervoor geen zogeheten "pollerontheffing" nodig. (…) Ik zag het bovengenoemde voertuig om 10.21 geparkeerd staan tegenover perceelnummer 24 op de Dagelijkse Groenmarkt. Ik zag dat er geen enkel teken van laden en/of lossen rondom het voertuig was. Ik ben vervolgens naar het voertuig toegelopen om te zien of er een pollerontheffing in het voertuig lag. Ik zag dat het dashboard leeg was. Ik besloot vervolgens om toch eerst nog even een rondje rondom de grote kerk te lopen alvorens het voertuig te verbaliseren. Toen ik ongeveer 12 minuten later weer terug kwam op bovengenoemde locatie zag ik het voertuig nog steeds op dezelfde plek geparkeerd staan zonder enig teken van laden en/of lossen. Om 10.33 uur besloot ik om een aankondiging van beschikking op te leggen (…). Op het moment dat ik bezig was met de bekeuring kwam een manspersoon uit een aldaar gelegen horecagelegenheid aanlopen. Hij zei tegen mij: "ik ga nu weg". Ik deelde meneer mede dat ik had geconstateerd dat hij hier geparkeerd stond zonder enig teken van laden en/of lossen en dat hij hiervoor van mij een bekeuring zou krijgen. Ik hoorde meneer vervolgens zeggen: "Stuur maar op". Hierop heb ik meneer de aankondiging van beschikking aangezegd."
11. Het hof begrijpt de verklaring van de verbalisant zo dat het tot 11.30 uur is toegestaan om met motorvoertuigen het betreffende "pollergebied" (een voetgangersgebied dat is afgesloten door zogenaamde pollers: flexibele paaltjes die omhoog en naar beneden kunnen) in te rijden om goederen te laden en/of te lossen. Buiten dit tijdstip en om andere redenen mag het gebied slechts met een motorvoertuig worden ingereden indien een ontheffing aanwezig is.
12. Uit de verklaring van de verbalisant blijkt dat het betreffende voertuig op de genoemde tijd in het voetgangersgebied stond en dat er in het voertuig geen ontheffing aanwezig was. Dit wordt namens de betrokkene ook niet ontkend.
13. Gelet op hetgeen de verbalisant heeft verklaard over het (op bepaalde tijdstippen) toestaan van het gebruik van het voetgangersgebied voor laden en/of lossen, dient het hof in deze zaak (anders dan bij andere zaken betreffende het niet gebruiken van de rijbaan, zoals de gemachtigde terecht stelt) te beoordelen of sprake was van laden en/of lossen of van parkeren.
14. Artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 verstaat onder parkeren:
“Het laten stilstaan van een voertuig anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van passagiers of voor het onmiddellijk laden of lossen van goederen.”
15. Onder onmiddellijk laden of lossen van goederen dient te worden verstaan het onmiddellijk nadat het voertuig tot stilstand is gebracht bij voortduring inladen of uitladen van goederen van enige omvang of enig gewicht, gedurende de tijd die daarvoor nodig is (HR 12 mei 1999, ECLI:NL:HR:1999:AA2760). Het dient dan te gaan om goederen die niet of bezwaarlijk anders dan per voertuig ter plaatse kunnen worden opgehaald of gebracht (HR 10 juni 1975, ECLI:NLHR:1975:AJ4297). 16. In dit geval is sprake van parkeren. De verbalisant heeft verklaard dat er zowel om 10.21 uur als om 10.33 uur geen enkel teken van laden en lossen was rondom het voertuig. Namens de betrokkene is in hoger beroep aangevoerd dat er goederen werden uitgeladen voor een camera/serverinstallatie en dat het gezien de waarde van de goederen onmogelijk was om de kofferbakklep open te laten staan. Nog daargelaten dat de betrokkene zijn stelling niet heeft onderbouwd, heeft de betrokkene hiermee niet aannemelijk gemaakt dat bij voortduring goederen (van enige omvang of enig gewicht) zijn in- of uitgeladen. Er is daarom geen sprake van onmiddellijk laden en lossen, zodat - anders dan de gemachtigde meent - niet is afgeweken van het beleid.
17. Gelet op het voorgaande is naar het oordeel van het hof komen vast te staan dat de gedraging is verricht. Vervolgens dient het hof - gelet op het verweer van de gemachtigde - te beoordelen of er andere redenen zijn een sanctie achterwege te laten of het bedrag van de sanctie te matigen.
18. Artikel 5 van de WAHV houdt in - voor zover hier van belang - dat indien is vastgesteld dat de gedraging heeft plaatsgevonden met of door middel van een motorrijtuig waarvoor een kenteken is opgegeven, en niet aanstonds is vastgesteld wie daarvan de bestuurder is, de administratieve sanctie wordt opgelegd aan degene op wiens naam het kenteken ten tijde van de gedraging in het kentekenregister was ingeschreven. Deze bepaling moet aldus worden verstaan dat ingeval zich een reële mogelijkheid tot staandehouding van de bestuurder van het motorrijtuig, waarmee de geconstateerde gedraging is verricht, voordoet, die bepaling buiten toepassing dient te blijven en de sanctie aan die bestuurder dient te worden opgelegd. De rechter zal, indien de gedraging met toepassing van artikel 5 van de WAHV is opgelegd, zoals in dezen het geval, in het algemeen - dus ook zonder dat dat met zoveel woorden uit het dossier blijkt - ervan mogen uitgaan dat zich geen reële mogelijkheid tot staandehouding van de bestuurder heeft voorgedaan.
19. Het hof leidt uit de verklaring van de verbalisant af dat de betrokkene, bestuurder van het voertuig, zich meldde bij de verbalisant toen deze bezig was de sanctie uit te schrijven. De betrokkene heeft de verbalisant gezegd dat hij nu wegging en dat de verbalisant de beschikking maar op moest sturen. Onder die omstandigheden kan niet worden gezegd dat de verbalisant een reële mogelijkheid heeft gehad de aankondiging van beschikking aan de betrokkene als bestuurder te overhandigen en is de beschikking terecht aan de kentekenhouder opgelegd.
20. Gelet op het voorgaande heeft de kantonrechter het beroep terecht ongegrond verklaard. Het hof zal de beslissing van de kantonrechter daarom bevestigen. Er is geen aanleiding voor vergoeding van proceskosten.