Uitspraak
[appellant],
de bank,
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.De vaststaande feiten
3.Het geschil, de beslissing in eerste aanleg en de vordering in hoger beroep
4.De beoordeling van de grieven en de vordering
grieven 1 en 3komt [appellant] op tegen de veroordeling tot betaling van hoofdsommen en rente en de daaraan verbonden kostenveroordeling. Ter onderbouwing voert [appellant] aan dat de kredietovereenkomst niet rechtsgeldig is opgezegd, met als gevolg dat hoofdsommen en rente niet dadelijk en ineens opeisbaar zijn. Die opzegging vond namelijk namens de bank plaats op 4 oktober 2012 door Solveon. Van een geldige machtiging van de bank aan Solveon tot opzegging van de kredietovereenkomst was echter geen sprake. Daarnaast stelt [appellant] dat de opzegging door de bank onzorgvuldig was en om die reden geen effect kan hebben. Die onzorgvuldigheid was daarin gelegen dat Solveon bij brief van 1 september 2012 had aangekondigd een zogenaamde A-melding (een melding van achterstand) te doen bij het BKR, dat in de maand september 2012 de bestaande achterstand was ingelopen, dat de zogenaamde A-codering niettemin is gehandhaafd en dat pas na reclameren van [appellant] door de bank een herstelmelding is gedaan, leidend tot een H-codering.
grieven 2en (andermaal) 3 komt [appellant] op tegen de afwijzing van zijn reconventionele vordering en de daaraan verbonden kostenveroordeling. Zijn stelling is dat hij als gevolg van de aan de bank toe te rekenen, onjuiste BKR-registratie niet in staat is geweest elders de financiële middelen aan te trekken die nodig waren om hem in staat te stellen uit het financiële dal te klimmen waarin hij zich bevond.