Het hof is van oordeel dat de door [geïntimeerde] overgelegde (kopieën van) bankafschriften nog niet aantonen dat sprake is van geslaagde bijschrijvingen op de bankrekening van HNL (afschrijvingen 13 en 19 april 2016) dan wel OFW (afschrijving 11 mei 2016). Daarvoor is redengevend het volgende.
Uit die bankafschriften blijkt allereerst dat [geïntimeerde] meermalen eerder afgeschreven bedragen heeft doen storneren en dat in het bijzonder de huurincasso voor de maand mei 2016 d.d. 4 mei 2016 is gestorneerd, en dat vanwege onvoldoende saldo zoals [geïntimeerde] bij conclusie van antwoord in eerste aanleg heeft gesteld. Weliswaar heeft [geïntimeerde] volgens een door haar overgelegd kopie van een bankafschrift de huur over de maand mei op 11 mei 2016 opnieuw betaald, maar in het licht van wat hierna wordt overwogen blijkt daaruit nog niet dat OFW die betaling ook heeft ontvangen.
OFW heeft daarnaast afschriften overgelegd van de door haar en de door HNL gebruikte bankrekeningen waarnaar [geïntimeerde] stelt te hebben overgeschreven en in die afschriften komen geen ontvangsten voor die corresponderen met de door [geïntimeerde] gestelde betalingen. Over die bankafschriften heeft [geïntimeerde] niet meer aangevoerd dan dat zij niet inziet waarom deze afschriften wel juist zouden zijn. [geïntimeerde] miskent daarmee dat op haar de bewijslast rust.
OFW heeft voorts omtrent de door [geïntimeerde] gestelde afschrijving van 13 april 2016 gemotiveerd gesteld dat [geïntimeerde] het daarbij door haar - [geïntimeerde] - gebruikte dossiernummer op dat moment niet kon kennen omdat dat dossiernummer pas op 14 april 2016 door HNL is aangemaakt, voor het eerst pas in de brief van 14 april 2016 is vermeld en daardoor pas op zijn vroegst op 15 april 2016 aan [geïntimeerde] kenbaar is gemaakt. OFW heeft er verder op gewezen dat de incassobrief van 29 maart 2016 het nummer bevatte van de bankrekening van OFW en niet van HNL, dat het nummer van de bankrekening van HNL niet op de website van HNL is gepubliceerd en ook overigens niet via internet te vinden is. OFW heeft voorts onder overlegging van informatie van de Rabobank aangevoerd dat de datum van 13 april 2016 als verwerkingsdatum ook betekent dat een bedrag daadwerkelijk van een bankrekening wordt afgeschreven, zodat de stelling van [geïntimeerde] dat zij op 13 april 2016 heeft betaald onhoudbaar is omdat het in die betaling vermelde dossiernummer pas op
15 april 2016 aan haar kenbaar is gemaakt. [geïntimeerde] is op dit betoog niet inhoudelijk gegaan en heeft volstaan met herhaling van haar niet onderbouwde stelling dat de vermelding van het door HNL gebruikte dossiernummer op 15 april 2016 nog aan de betalingsopdracht kon worden toegevoegd omdat de op 13 april 2016 gegeven betalingsopdracht nog in verwerking stond en heeft voorts betwist dat sprake is van vervalsingen. Dat de betalingsopdracht op
13 april 2016 inderdaad nog in de verwerking stond, heeft zij tegenover de weerlegging daarvan door OFW echter niet onderbouwd. Ook heeft zij niet verklaard hoe zij op
13 april 2016 wetenschap had van de bankrekening van HNL en waarom zij toen op een bankrekening van HNL heeft betaald, daar waar in de brief van 29 maart 2016 een ander rekeningnummer is genoemd waarop zij diende te betalen, te weten de rekening van OFW.