ECLI:NL:GHARL:2018:8533

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
25 september 2018
Publicatiedatum
25 september 2018
Zaaknummer
WAHV 200.203.064
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • mr. Anjewierden
  • mr. Huizenga
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoorplicht bij administratieve sancties en de noodzaak van een fysieke hoorzitting

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Rotterdam, die op 31 oktober 2016 het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond verklaarde. De betrokkene, vertegenwoordigd door een gemachtigde, had hoger beroep ingesteld en verzocht om een proceskostenvergoeding. De advocaat-generaal had de gelegenheid gekregen om een verweerschrift in te dienen, maar maakte daar geen gebruik van.

De gemachtigde van de betrokkene voerde aan dat de officier van justitie hem had moeten uitnodigen voor een hoorzitting, aangezien hij niet akkoord ging met telefonisch horen. Het hof oordeelde dat, tenzij er overeenstemming is bereikt, telefonisch horen geen volwaardig alternatief is voor een hoorzitting. Aangezien er geen overeenstemming was over telefonisch horen, had de officier van justitie de betrokkene moeten uitnodigen voor een persoonlijke hoorzitting, wat niet is gebeurd. Dit leidde tot de conclusie dat de hoorplicht was geschonden en dat de kantonrechter dit had miskend.

De betrokkene was als kentekenhouder een administratieve sanctie van € 400,- opgelegd voor het niet afsluiten en in stand houden van de vereiste verzekering voor een motorrijtuig. De gemachtigde betwistte de bevoegdheid van de verbalisant en stelde dat er geen bewijs was van de oplegging van de sanctie. Het hof verwierp dit verweer, evenals het argument dat er geen grondslag zou bestaan voor de sanctie. Het hof oordeelde dat de omstandigheden van de betrokkene geen aanleiding gaven om de sanctie te matigen of achterwege te laten.

Uiteindelijk vernietigde het hof de beslissing van de kantonrechter, verklaarde het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond en het beroep tegen de inleidende beschikking ongegrond. De advocaat-generaal werd veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, tot een bedrag van € 501,-.

Uitspraak

WAHV 200.203.064
25 september 2018
CJIB 190482074
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Rotterdam
van 31 oktober 2016
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [A] ,
voor wie als gemachtigde optreedt [B] ,
kantoorhoudende te [C] .

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond verklaard.

Het procesverloop

De gemachtigde van de betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter. Er is gevraagd om een proceskostenvergoeding.
De advocaat-generaal heeft de gelegenheid gekregen een verweerschrift in te dienen.
Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt.

Beoordeling

1. De gemachtigde voert aan dat de officier van justitie hem voor een hoorzitting had moeten uitnodigen. De gemachtigde was niet akkoord gegaan met telefonisch horen.
2. Artikel 7:16 van de Algemene wet bestuursrecht verplicht de officier van justitie er toe om de indiener van het beroepschrift de gelegenheid te geven om te worden gehoord.
3. Het hof stelt vast dat de gemachtigde aan de officier van justitie heeft gevraagd om te worden gehoord. In reactie daarop heeft de officier van justitie aangeboden de gemachtigde telefonisch te horen. De gemachtigde heeft dat aanbod afgewezen en om een fysieke hoorzitting gevraagd. Niet blijkt dat er een hoorzitting heeft plaatsgevonden.
4. Tenzij er overeenstemming over is bereikt, is telefonisch horen geen volwaardig alternatief voor een hoorzitting (vgl. het arrest van het hof van 3 maart 2017, gepubliceerd op rechtspraak.nl met vindplaats ECLI:NL:GHARL:2017:1777). Nu er geen overeenstemming was over telefonisch horen, had de officier van justitie de betrokkene (die zelf administratief beroep heeft ingesteld) moeten uitnodigen om in persoon te worden gehoord. Niet blijkt dat dit is gebeurd. Dat betekent dat de hoorplicht is geschonden. De kantonrechter heeft dat miskend. Het hof zal de beslissing van de kantonrechter daarom vernietigen, net als – met gegrondverklaring van het beroep – de beslissing van de officier van justitie.
5. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 400,- opgelegd ter zake van “voor een motorrijtuig niet de vereiste verzekering afsluiten en in stand houden”, welke gedraging blijkens een registercontrole van de RDW zou zijn verricht op 15 mei 2015 met het voertuig met het kenteken [00-YY-YY] .
6. Volgens de gemachtigde blijkt niet welke verbalisant de sanctie heeft opgelegd en op welke wijze. Er is namelijk geen naam of nummer van een akte van beëdiging vermeld. Verder kan deze verbalisant niet bevoegd zijn geweest, aangezien de Circulaire waarin de bevoegdheid nader is geregeld ten tijde van de oplegging van de sanctie reeds was vervallen. Er is wel een opvolgende regeling, maar die is niet van overgangsrecht voorzien.
7. Uit het zaakoverzicht in de onderhavige zaak volgt dat de oplegging van de sanctie kan worden toegerekend aan de ambtenaar van de RDW met nummer 100001. De opvatting van de gemachtigde dat zich in het dossier een aktenummer van de betreffende verbalisant moet bevinden waaruit diens bevoegdheid kan blijken, vindt geen steun in het recht. De afwezigheid van deze gegevens in het dossier betekent niet dat ervan moet worden uitgegaan dat de sanctie niet is opgelegd door een daartoe bevoegde ambtenaar. Aan de hand van het verbalisantnummer kan, indien daaromtrent twijfel zou bestaan, de bevoegdheid van de ambtenaar worden onderzocht. Dit verweer van de gemachtigde wordt dan ook verworpen.
8. Ook het verweer dat er in zijn algemeenheid geen grondslag zou bestaan voor het opleggen van een sanctie, gelet op de vervanging van de Circulaire Buitengewoon opsporingsambtenaar door de Beleidsregels Buitengewoon opsporingsambtenaar, faalt.
Het hof heeft dit argument in eerdere zaken van de gemachtigde reeds uitgebreid besproken en verworpen. Daarom wordt hier volstaan met een verwijzing naar Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 14 mei 2018, vindplaats op rechtspraak.nl ECLI:NL:GHARL:2018:4377.
9. De gemachtigde wijst er verder op dat niet blijkt of de verbalisant ‘casusspecifieke omstandigheden’ en ‘persoonlijke afwegingen’ een rol heeft laten spelen.
10. Dit verweer faalt eveneens. Het enkele verrichten van de gedraging rechtvaardigt de oplegging van een sanctie. Geen rechtsregel schrijft voor dat de verbalisant in gevallen als deze rekening moet houden met de omstandigheden van het geval.
11. Tot slot wordt gepleit voor het achterwege laten van de sanctie dan wel het matigen van het sanctiebedrag. De betrokkene heeft aangevoerd dat de verzekering tijdelijk was opgeschort vanwege een mislukte automatische incasso. Nadat de betrokkene dit ontdekte, heeft hij onmiddellijk betaald en is de verzekering hervat.
12. Het hof ziet in de omstandigheden die naar voren zijn gebracht geen aanleiding voor het matigen of achterwege laten van de sanctie. Een kentekenhouder dient er altijd zorg voor te dragen dat op zijn naam gestelde voertuigen zijn verzekerd. Het betalen van de verzekeringspremies is inherent aan de verzekeringsplicht. Het beëindigen of opschorten van de dekking als gevolg van het uitblijven van premiebetalingen is dan ook een omstandigheid die voor rekening van de betrokkene komt.
13. Geen van de verweren tegen de inleidende beschikking treft doel. Het hof zal het beroep daartegen dan ook ongegrond verklaren.
14. De proceskosten komen voor vergoeding in aanmerking. Aan het indienen van het beroepschrift bij de kantonrechter en het hoger beroepschrift dienen in totaal 2 punten te worden toegekend. De waarde per punt bedraagt € 501,- en gelet op de aard van de zaak wordt de wegingsfactor 0,5 (gewicht van de zaak = licht) toegepast. Aldus zal het hof de advocaat-generaal veroordelen in de kosten tot een bedrag van € 501,-.

Beslissing

Het gerechtshof:
vernietigt de beslissing van de kantonrechter;
verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond en vernietigt die;
verklaart het beroep tegen de inleidende beschikking ongegrond;
veroordeelt de advocaat-generaal tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, ter hoogte van € 501,-.
Dit arrest is gewezen door mr. Anjewierden, in tegenwoordigheid van mr. Huizenga als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.