In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 26 september 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland. De betrokkene, wonende in Duitsland, had hoger beroep ingesteld tegen de niet-ontvankelijkverklaring van zijn beroep door de kantonrechter. De kantonrechter had geoordeeld dat de betrokkene niet had voldaan aan de verplichting tot zekerheidstelling voor de betaling van de opgelegde administratieve sanctie en de administratiekosten. De gemachtigde van de betrokkene voerde aan dat de motivering van de beslissing van de officier van justitie niet in het Duits was verstrekt, waardoor de betrokkene niet in staat was om de verplichting tot zekerheidstelling te begrijpen. Het hof oordeelde echter dat de betrokkene op de juiste wijze en in de juiste taal was gewezen op zijn financiële verplichtingen en de gevolgen van het niet stellen van zekerheid. Het hof bevestigde de beslissing van de kantonrechter en oordeelde dat de verplichting tot zekerheidstelling niet afhankelijk is van de vraag of de betrokkene een gedraging in de zin van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) heeft verricht. De verplichting tot zekerheidstelling is essentieel voor de ontvankelijkheid van het beroep bij de kantonrechter. Het hof concludeerde dat de betrokkene in verzuim was en dat de kantonrechter de zaak terecht niet-ontvankelijk had verklaard.