ECLI:NL:GHARL:2018:8635
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- J. van Schuijlenburg
- M. Wijmenga
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard wegens niet tijdig indienen van gronden van beroep
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 27 september 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland van 29 juni 2016. De kantonrechter had het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard. De gemachtigde van de betrokkene heeft hoger beroep ingesteld, waarbij ook een verzoek om proceskostenvergoeding is gedaan. De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend en de gemachtigde heeft het beroep schriftelijk nader toegelicht. Het hof heeft de zaak beoordeeld aan de hand van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). Volgens artikel 14 van de Wahv kan hoger beroep worden ingesteld indien de opgelegde administratieve sanctie meer bedraagt dan € 70,-. In dit geval was de sanctie € 23,-, waardoor het hof oordeelde dat het appelverbod van toepassing was. De gemachtigde voerde aan dat het appelverbod niet geldt en dat prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie gesteld moesten worden. Het hof heeft echter besloten geen prejudiciële vragen te stellen, omdat het enkel bevoegd is om prejudiciële beslissingen te nemen over EU-verdragen en niet over het EVRM. Het hof concludeerde dat de kantonrechter de zaak niet opnieuw ter zitting had behandeld, maar dat dit niet leidde tot schending van de rechten van de betrokkene. Uiteindelijk heeft het hof het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard en het verzoek tot vergoeding van kosten afgewezen.