ECLI:NL:GHARL:2018:8653

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
27 september 2018
Publicatiedatum
1 oktober 2018
Zaaknummer
21-005737-17
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor mishandeling van een kind met voorwaardelijke taakstraf

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 27 september 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Gelderland. De verdachte, een vader, was eerder veroordeeld voor mishandeling van zijn kind, waarbij hij op of omstreeks 16 december 2016 in Winterswijk zijn dochter heeft geslagen en geschopt. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en opnieuw recht gedaan. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank, waarin hij werd veroordeeld tot een onvoorwaardelijke taakstraf. Tijdens de zitting op 13 september 2018 heeft het hof de zaak onderzocht, waarbij de advocaat-generaal en de raadsman van de verdachte hun standpunten hebben gepresenteerd.

Het hof heeft vastgesteld dat de verklaringen van het slachtoffer, ondersteund door getuigenverklaringen en proces-verbaal van bevindingen, voldoende bewijs bieden voor de mishandeling. De verdachte heeft zijn dochter mishandeld, wat in strijd is met de zorgplicht van ouders. Het hof heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder het feit dat hij niet eerder voor een soortgelijk feit is veroordeeld en dat er veranderingen in de gezinssituatie hebben plaatsgevonden. Gelet op deze omstandigheden heeft het hof besloten om een voorwaardelijke taakstraf van 60 uren op te leggen, in plaats van een onvoorwaardelijke straf. De verdachte is strafbaar verklaard, en het hof heeft de toepasselijke wettelijke voorschriften uit het Wetboek van Strafrecht in acht genomen. De beslissing van het hof is dat de verdachte niet verder wordt gestraft, tenzij hij zich voor het einde van de proeftijd opnieuw schuldig maakt aan een strafbaar feit.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-005737-17
Uitspraak d.d.: 27 september 2018
TEGENSPRAAK

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Gelderland van 9 oktober 2017 met parketnummer 05-259961-16 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [1972] ,
wonende te [woonplaats] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 13 september 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen namens verdachte door zijn raadsman, mr. M.P.T. Peters, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 16 december 2016 te Winterswijk, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, zijn kind, [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum] ), heeft mishandeld door die [slachtoffer] (met kracht) een of meermalen
- op/tegen het hoofd te slaan en/of te stompen (waardoor die [slachtoffer] met haar hoofd tegen een verwarming is gekomen/gevallen) en/of
- op/tegen het lichaam te slaan en/of te stompen en/of
- tegen het hoofd en/of tegen het lichaam te trappen/schoppen.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overwegingen met betrekking tot het bewijs

De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het hem tenlastegelegde. Hij heeft daartoe – kort gezegd – aangevoerd dat er onvoldoende wettig bewijs is. De verklaring van [slachtoffer] wordt niet ondersteund door ander bewijsmateriaal. Bovendien is haar verklaring onbetrouwbaar.
Het hof is van oordeel dat het namens de verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen. Hiertoe overweegt het hof als volgt.
Uit het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] van 17 december 2016 volgt dat [slachtoffer] bij haar aankomst in het ziekenhuis op vrijdagavond 16 december 2016 heeft verklaard dat zij die avond meerdere keren door haar vader is geslagen en geschopt. Uit het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door verbalisant [verbalisant 2] van 17 december volgt dat [slachtoffer] de ochtend na het incident, zaterdagochtend 17 december 2016, opnieuw heeft verklaard dat zij de avond ervoor meerdere keren door haar vader is geslagen en geschopt. Voorts volgt uit dit proces-verbaal dat de verbalisant meerdere blauwe plekken en zwellingen op de onderarmen van [slachtoffer] heeft geconstateerd.
De verklaringen van [slachtoffer] en het bij haar geconstateerde letsel worden ondersteund door de verklaring van de centralist die de betreffende avond dienst had in de huisartsenpraktijk waar twee keer een melding van het incident is gedaan. Uit het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door verbalisant [verbalisant 3] van 16 december 2016 volgt dat de centralist heeft verklaard dat een zus van het slachtoffer die avond hysterisch belde en zei dat haar zus van de trap was gevallen en haar pols had gebroken. De centralist hoorde op de achtergrond een hoop geschreeuw. De centralist heeft verder verklaard dat er die avond een tweede keer is gebeld door een zus met een collega centralist. Die keer is er gezegd dat er tegen het hoofd van de zus was getrapt, dat zij bang was, zich bedreigd voelde en dat zij zich samen met haar jongste zusje had opgesloten op zolder. Deze centralist hoorde op de achtergrond een stem van een jonger meisje.
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, is het hof van oordeel dat de verdachte [slachtoffer] heeft geslagen en geschopt. Het hof acht het volstrekt onaannemelijk dat het slachtoffer (ook) door een van de overige familieleden die op dat moment in huis aanwezig waren, is mishandeld.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op
of omstreeks16 december 2016 te Winterswijk,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,zijn kind, [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum] ), heeft mishandeld door die [slachtoffer]
(met kracht
)een of meermalen
- op/tegen het hoofd te slaan en/of te stompen
(waardoor die [slachtoffer] met haar hoofd tegen een verwarming is gekomen/gevallen)en/of
- op/tegen het lichaam te slaan en/of te stompen en/of
- tegen het hoofd en/of tegen het lichaam te trappen/schoppen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
mishandeling, begaan tegen zijn kind.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zijn dochter mishandeld en daarmee inbreuk gemaakt op haar lichamelijke integriteit. Dit terwijl kinderen in hun huis juist veilig behoren te zijn en steun en bescherming van hun ouders dienen te krijgen.
Voor wat betreft de persoonlijke omstandigheden van verdachte stelt het hof vast dat uit het uittreksel uit het justitieel documentatieregister van 8 augustus 2018 blijkt dat verdachte niet eerder voor een soortgelijk feit is veroordeeld. Ook houdt het hof bij de strafoplegging rekening met de reclasseringsrapportage van 30 augustus 2017 waaruit blijkt dat er binnen de gezinssituatie na het ten laste gelegde veel is veranderd. Met alle veranderingen en ingezette hulpverlening lijkt de rust in het gezin weergekeerd. Gelet hierop heeft de reclassering geconcludeerd dat er geen draagvlak is voor de oplegging van een geheel onvoorwaardelijke taakstraf. Verdere interventie door de reclassering zou bovendien een contraproductief effect op het gezin (kunnen) hebben.
Alles afwegende is het hof van oordeel dat een geheel voorwaardelijke werkstraf passend en geboden is. Anders dan de rechtbank en de advocaat-generaal ziet het hof geen reden om aan deze voorwaardelijke straf de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht te verbinden, met name gelet op wat de reclassering daarover heeft gerapporteerd, zoals dat hiervoor is weergegeven.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
30 (dertig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de taakstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door
mr. A. van Waarden, voorzitter,
mr. R.H. Koning en mr. A. van Maanen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J.G. Bresser, griffier,
en op 27 september 2018 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 27 september 2018.
Tegenwoordig:
mr. R.H. Koning, voorzitter,
mr. W.H.J. Freijsen, advocaat-generaal,
J.R.M. Roetgerink, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.