ECLI:NL:GHARL:2018:8811

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
8 oktober 2018
Publicatiedatum
8 oktober 2018
Zaaknummer
WAHV 200.207.234
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. van Schuijlenburg
  • A. Huizenga
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenvergoeding in hoger beroep tegen beslissing kantonrechter

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 8 oktober 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Amsterdam van 17 november 2016. De kantonrechter had het beroep van de betrokkene gedeeltelijk gegrond verklaard en de sanctie gematigd tot € 115,-, maar het verzoek om een proceskostenvergoeding was afgewezen. De gemachtigde van de betrokkene heeft hoger beroep ingesteld, waarbij hij verzocht om een proceskostenvergoeding. De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend, maar heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te reageren op de nadere toelichting van de gemachtigde.

Het hof heeft beoordeeld of de kantonrechter terecht het verzoek om proceskostenvergoeding heeft afgewezen. Het hof oordeelt dat de kantonrechter in dit geval ten onrechte geen proceskostenvergoeding heeft toegekend, omdat er sprake is van een aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid. De verbalisant had de sanctie op goede gronden opgelegd, maar was gebonden aan de sanctiebedragen en had geen mogelijkheid om deze te matigen. Het hof vernietigt de beslissing van de kantonrechter voor zover deze de afwijzing van het verzoek om proceskostenvergoeding betreft en veroordeelt de advocaat-generaal tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, ter hoogte van € 688,88.

De proceskosten in de kantonprocedure bedragen € 501,- en in de hoger beroepsprocedure € 187,88. Het hof kent in totaal 2 punten toe voor de kantonprocedure en 1,5 punten voor de hoger beroepsprocedure, met een waarde per punt van € 501,-. De slotsom is dat de beslissing van de kantonrechter niet in stand kan blijven voor zover het de afwijzing van het verzoek om een proceskostenvergoeding betreft.

Uitspraak

WAHV 200.207.234
8 oktober 2018
CJIB 193203983
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Amsterdam
van 17 november 2016
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [A] ,
voor wie als gemachtigde optreedt [B] ,
kantoorhoudende te [C] .

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie gedeeltelijk gegrond verklaard en de sanctie gematigd tot een bedrag van € 115,-.
Het verzoek om een proceskostenvergoeding is afgewezen door de kantonrechter.

Het procesverloop

De gemachtigde van de betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter. Er is gevraagd om een proceskostenvergoeding.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
De gemachtigde van de betrokkene heeft het beroep schriftelijk nader toegelicht.
De advocaat-generaal heeft de gelegenheid gekregen daarop te reageren.
Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt.

Beoordeling

1. De gemachtigde betoogt dat de kantonrechter het verzoek om een proceskostenvergoeding ten onrechte heeft afgewezen. Voor het overige kan hij zich vinden in de beslissing van de kantonrechter.
2. De advocaat-generaal is met de gemachtigde van mening dat de kantonrechter het openbaar ministerie had moeten veroordelen in de proceskosten. In het verweerschrift wordt voorgesteld procespunten toe te kennen voor het indienen van het administratief beroepschrift, het beroepschrift bij de kantonrechter en het hoger beroepschrift.
3. De gemachtigde betwist het standpunt van de advocaat-generaal dat voor de administratief beroepsfase een procespunt moet worden toegekend. De sanctie is op zichzelf terecht opgelegd, zo stelt de gemachtigde, en er is geen sprake van een onrechtmatigheid die aan het bestuursorgaan (de verbalisant) is te wijten. Verder wijst de gemachtigde erop dat de advocaat-generaal in zijn voorstel geen rekening heeft gehouden met de aanwezigheid van de gemachtigde op de zitting van de kantonrechter.
4. De kantonrechter heeft het verzoek om een proceskostenvergoeding afgewezen, nu niet is gebleken dat de sanctie op onjuiste gronden is opgelegd.
5. Het is vaste rechtspraak van het hof dat de kantonrechter enige beoordelingsruimte heeft bij de beoordeling van een verzoek om vergoeding van proceskosten, maar dat het in beginsel niet redelijk is om proceskosten voor rekening van een betrokkene te laten blijven wanneer het aanvechten van een beslissing leidt tot het geheel of gedeeltelijk ongedaan maken van die beslissing. Uitgangspunt is dat een verzoek om een proceskostenvergoeding wordt ingewilligd wanneer de betrokkene (deels) in het gelijk wordt gesteld door de kantonrechter. Wel moet er sprake zijn van een aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid (zie de artikelen 7:15, tweede lid en 7:28, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht, die in Wahv-zaken van overeenkomstige toepassing zijn verklaard in artikel 13a, eerste lid, van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften).
6. In dit geval heeft de kantonrechter in de omstandigheden van het geval aanleiding gezien voor een matiging van het sanctiebedrag. Kennelijk is de kantonrechter van oordeel dat de officier van justitie op grond van de omstandigheden waaronder de gedraging heeft plaatsgevonden een lager bedrag van de administratieve sanctie had moeten vaststellen (vgl. artikel 9, tweede lid, aanhef en onder b, van de Wahv). Dit oordeel impliceert dat er sprake is van een aan het bestuursorgaan (de officier van justitie) te wijten onrechtmatigheid. Gelet daarop had de kantonrechter de officier van justitie moeten veroordelen in de proceskosten, gemaakt in de beroepsprocedure bij de kantonrechter.
7. Niet in geding is dat de verbalisant de sanctie op goede gronden heeft opgelegd. Deze heeft niet de mogelijkheid het bedrag van de sanctie te matigen maar is gebonden aan de sanctiebedragen, op de voet van artikel 2, eerste en derde lid, van de Wahv opgenomen in de bijlage bij de wet. Zijn beschikking is rechtmatig. Er is dus, anders dan de advocaat-generaal voorstelt, geen grond voor een veroordeling in de proceskosten die in administratief beroep zijn gemaakt.
8. De slotsom is dat de beslissing van de kantonrechter niet in stand kan blijven voor zover het de afwijzing van het verzoek om een proceskostenvergoeding betreft. Het hof zal de beslissing van de kantonrechter daarom op dat punt vernietigen en de advocaat-generaal alsnog veroordelen in de proceskosten.
9. Aan het indienen van het beroepschrift bij de kantonrechter en het verschijnen op de zitting van de kantonrechter dienen in totaal 2 punten te worden toegekend. De waarde per punt bedraagt € 501,- en gelet op de aard van de zaak wordt de wegingsfactor 0,5 (gewicht van de zaak = licht) toegepast. De proceskosten in de kantonprocedure bedragen dus € 501,-.
10. Ook ten aanzien van de procedure in hoger beroep komen de proceskosten voor vergoeding in aanmerking. Aan het indienen van het hoger beroepschrift en de nadere toelichting daarop dienen in totaal 1,5 punten te worden toegekend. De waarde per punt bedraagt € 501,- en gelet op de aard van de zaak wordt de wegingsfactor 0,25 (gewicht van de zaak = zeer licht; het appel betreft alleen de proceskosten) toegepast. De proceskosten in de hoger beroepsprocedure bedragen dus € 187,88.

Beslissing

Het gerechtshof:
vernietigt de beslissing van de kantonrechter voor zover daarbij het verzoek om een proceskostenvergoeding is afgewezen;
veroordeelt de advocaat-generaal tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, ter hoogte van € 688,88.
Dit arrest is gewezen door mr. Van Schuijlenburg, in tegenwoordigheid van mr. Huizenga als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.