Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in het principaal hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om een hoger beroep betreffende de wijziging van partner- en kinderalimentatie na een echtscheiding. De man en de vrouw zijn in 2015 gescheiden en hebben twee minderjarige kinderen. Bij het echtscheidingsconvenant, ondertekend op 20 februari 2015, is overeengekomen dat de man een bruto alimentatie van € 1.016,- per maand aan de vrouw zou betalen, en dat hij zou bijdragen in de kosten van de kinderen. De man heeft in 2016 verzocht om wijziging van de alimentatie, omdat zijn woonlasten waren gestegen en hij was gaan samenwonen. De rechtbank heeft de man ontvankelijk verklaard in zijn verzoek, maar de vrouw betwistte dat er sprake was van een relevante wijziging van omstandigheden.
Tijdens de mondelinge behandeling bij het hof hebben partijen overeenstemming bereikt over de kinderalimentatie, maar de vrouw heeft het verzoek van de man tot wijziging van de partneralimentatie bestreden. Het hof heeft geoordeeld dat de man niet heeft aangetoond dat er sprake is van een relevante wijziging van omstandigheden. De omstandigheden die de man aanvoert, waren al bekend ten tijde van het sluiten van het convenant. Het hof heeft de bestreden beschikking van de rechtbank vernietigd voor zover het de kinder- en partneralimentatie betreft en heeft de alimentatie voor de kinderen vastgesteld op € 478,- per maand, met verhogingen in de daaropvolgende jaren. Het verzoek van de man tot wijziging van de partneralimentatie is afgewezen.