ECLI:NL:GHARL:2018:8837

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
9 oktober 2018
Publicatiedatum
9 oktober 2018
Zaaknummer
200.179.868/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Loonvordering en contante betalingen in arbeidsovereenkomst

In deze zaak gaat het om een loonvordering van een werknemer, [geïntimeerde], tegen zijn werkgever, Sing's B.V., die zich richt op de betaling van achterstallig loon. De werknemer stelt dat hij te weinig loon heeft ontvangen en vordert nabetaling. Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft op 9 oktober 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep. Het hof heeft vastgesteld dat de werknemer in de periode van 1 januari 2011 tot en met 30 september 2014 een netto loon van 45.280,87 euro toekwam, terwijl er in totaal 48.889,54 euro aan hem is betaald. Dit resulteert in een te veel betaalde som van 3.608,67 euro.

Daarnaast heeft het hof vastgesteld dat over de periode van 1 juli 2008 tot en met 31 december 2010 de werknemer meer is uitbetaald (42.400 euro) dan waarop hij recht had (35.622,03 euro), met een verschil van 6.777,97 euro. Gezien deze bevindingen heeft het hof de loonvordering van de werknemer afgewezen, omdat er geen achterstallig loon is vastgesteld.

Het hof heeft ook de proceskosten in zowel de eerste aanleg als het hoger beroep gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. De beslissing van de kantonrechter om de werkgever te veroordelen tot afgifte van bruto-nettospecificaties is niet meer van belang, aangezien de werknemer deze specificaties inmiddels heeft ontvangen. Het hof heeft het eindvonnis van de kantonrechter vernietigd en de oorspronkelijke vorderingen van de werknemer afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.179.868/01
(zaaknummers rechtbank Midden-Nederland 2199361 MC13-7557,647722 MC13-1559)
arrest van 9 oktober 2018
in de zaak van
Sing's B.V. h.o.d.n. Chinees Thais Specialiteitenrestaurant '' De Chinese Muur'',
gevestigd te Almere,
appellante in het principaal hoger beroep,
geïntimeerde in het incidenteel hoger beroep,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna:
Sing's,
advocaat: mr. A.J.F. Gonesh, kantoorhoudend te 's-Gravenhage,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [A] ,
geïntimeerde in het principaal hoger beroep,
appellant in het incidenteel hoger beroep,
in eerste aanleg: eiser,
hierna:
[geïntimeerde],
advocaat: mr. R. Grijpstra, kantoorhoudend te Almere.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

1.1
Het hof neemt de inhoud van het tussenarrest van 17 april 2018 hier over. Ter uitvoering daarvan heeft Sing's een akte met producties genomen. [geïntimeerde] heeft een antwoord-akte genomen.
1.2
Vervolgens hebben partijen arrest gevraagd op basis van het voorafgaand aan het wijzen van het tussenarrest van 17 april 2018 door Sing's overgelegde procesdossier, zoals aangevuld met het van de comparitie van partijen van 28 maart 2018 opgemaakte proces-verbaal, de toen overgelegde productie en de onder 1.1 genoemde processtukken.

2.De verdere beoordeling in hoger beroep

Principaal hoger beroep
2.1
In het tussenarrest van 17 april 2018 is Sing's verzocht bruto-nettospecificaties van het loon van [geïntimeerde] in het geding te brengen. Onderscheid is gemaakt naar een tweetal periodes, te weten die van 1 juli 2008 tot 9 december 2011 en die van 9 december 2011 tot
4 augustus 2014. Door Sing's is gedeeltelijk aan dat verzoek voldaan. Omdat door Sing's over de periode van 1 juli 2008 tot en met 31 december 2010 geen bruto-nettospecificaties in het geding zijn gebracht wordt hierna niet vastgehouden aan de eerdere periode-indeling, maar wordt de situatie onderzocht voor en na 1 januari 2011. Hierna genoemde bedragen zijn alle bedragen in euro's.
Periode 1 januari 2011 tot en met 30 september 2014
2.2
De door Sing's bij akte na tussenarrest van 17 april 2018 in het geding gebrachte producties zijn inhoudelijk niet weersproken door [geïntimeerde] . Om die reden wordt van de juistheid ervan uitgegaan. Uit die stukken blijkt dat het netto loon van [geïntimeerde] over de periode van
1 januari 2011 tot en met 30 september 2014 bedroeg, inclusief vakantiegeld en eindejaarsuitkering:
2011 14.099,41
2012 10.804,01
2013 13.333,89 (inclusief nabetaling ziekengeld over 2012 ad 3.554,33)
2014 8.951,64
------------ +
Totaal 47.188,95
2.3
Zoals in het tussenarrest (overwegingen 5.22, 5.23 en 5.24) reeds is vastgesteld werd aan [geïntimeerde] in de jaren 2011 tot en met 2014 uitbetaald:
Per bank 2011 9.200
2012 10.804,01
2013 13.333,89
2014 8.951,64
contant 2011 6.600 (11 maanden à 600 per maand)
------------ +
Totaal 48.889,54
2.4
In overweging 5.29 van het tussenarrest is al overwogen dat door Sing's over de periode van 4 augustus 2014 tot 30 september 2014 onverplicht loon werd betaald. Het loon over die periode berekent het hof aldus:
4 t/m 31 augustus 851,80 (903,21:31) x 28
september 1.056,28
----------- +
Totaal 1.908,08
Omdat het eindresultaat daardoor niet wordt beïnvloed is ervan afgezien de in het septemberloon opgenomen component vakantiegeld ad 324,- van dat loon af te trekken om deze vervolgens op te tellen bij het tot 4 augustus verschuldigde loon.
2.5
De conclusie uit de voorgaande drie overwegingen is dat aan [geïntimeerde] over de periode van 1 januari 2011 tot en met 3 augustus 2014 toekwam een netto loon van 47.188,95 - 1.908,08 = 45.280,87. Aan hem is betaald 48.889,54, derhalve 3.608,67 te veel.
Periode 1 juli 2008 tot en met 31 december 2010
2.6
Aan het verzoek ook over deze periode bruto-nettospecificaties in het geding te brengen heeft Sing's niet voldaan. Als reden is opgegeven dat de boekhouder van Sing's van loonbelastingprogramma is gewijzigd. Gevolg hiervan is dat het hof op dit moment niet precies kan berekenen welk nettoloon aan [geïntimeerde] toekwam over de nu besproken periode. Een dergelijke berekening kan wellicht nog verkregen worden door inschakeling van een deskundige, maar het is niet zinvol daartoe over te gaan, zoals hierna wordt uiteengezet.
2.7
[geïntimeerde] heeft, voor zover in dit verband van belang, aan zijn vordering ten grondslag gelegd dat hem, uitgaande van een 32-urige werkweek, per 1 juli 2008 toekwam een loon van 1.357,55 bruto per maand exclusief vakantietoeslag. Uit de door Sing's overgelegde bruto-nettospecificaties over het jaar 2011 blijkt dat [geïntimeerde] toekwam een bruto salaris van 1.345,10 per maand exclusief vakantietoeslag (zijnde 1.109,92 netto). Het verschil is slechts 12,45 per maand bruto. Enkel en alleen om tot een afronding van deze zaak te komen neemt het hof ten gunste van [geïntimeerde] aan dat het bruto verschil van 12,45 hetzelfde bedrag netto oplevert.
2.8
Ten gunste van [geïntimeerde] wordt voorts ervan uitgegaan dat het salaris (hoewel het cao-loon lager was) en de inhoudingen daarop (zoals loonheffing en pensioen) in de periode van
1 juli 2008 tot en met 31 december 2010 niet wezenlijk anders waren dan in het jaar 2011. Dat betekent dat er, in het kader van dit rekenmodel, redelijkerwijs van uitgegaan kan worden dat aan [geïntimeerde] over de periode van 1 juli 2008 tot en met 31 december 2010 op jaarbasis toekwam een netto salaris ter hoogte van het netto salaris over 2011 (inclusief vakantietoeslag en eindejaarsuitkering), vermeerderd met 149,40 (12 x 12,45), derhalve: 14.099,41 + 149,40 = 14.248,81. Over de gehele periode levert dat dan op een netto salaris van 2,5 x 14.248,81 = 35.622,03.
2.9
Zoals in het tussenarrest (overwegingen 5.22, 5.23 en 5.24) reeds is vastgesteld werd aan [geïntimeerde] in de jaren 2008 tot en met 2010 uitbetaald:
Per bank 2008 4.800
2009 10.300
2010 9.300
contant 2008 3.600 (6 maanden à 600 per maand)
2009 7.200 (12 maanden à 600 per maand)
2010 7.200 (12 maanden à 600 per maand)
------------ +
Totaal 42.400
2.1
De conclusie is dat aan [geïntimeerde] meer is uitbetaald (42.400) dan waarop hij in het ten gunste van [geïntimeerde] aangenomen rekenmodel recht had (35.622,03). Het verschil is 6.777,97.
Loonvordering
2.11
Uit het voorgaande blijkt dat over de gehele in het geding zijnde periode van
1 juli 2008 tot en met 30 september 2014 door Sing's meer loon is uitbetaald dan waarop recht bestond. De vordering van [geïntimeerde] tot nabetaling van loon, vakantietoeslag, wettelijke verhoging en wettelijke rente dient dan ook alsnog te worden afgewezen. De tegen de veroordeling tot betaling van die posten gerichte grieven 5, 6, 7, 13, 14, 16 en 17 slagen.
Overige aspecten
2.12
Bij beoordeling van de stellingen van Sing's omtrent de klachtplicht heeft Sing's bij deze stand van zaken geen belang meer. Hetzelfde geldt voor het door Sing's gedane beroep op verrekening.
2.13
De kantonrechter heeft Sing's veroordeeld tot afgifte van bruto-nettospecificaties. Over de periode vanaf 1 januari 2011 heeft [geïntimeerde] daarbij geen belang meer, omdat die specificaties in ieder geval in deze procedure in het geding zijn gebracht en dus voor [geïntimeerde] beschikbaar zijn. Hoewel [geïntimeerde] ingevolge artikel 7:626 BW ook recht heeft op afgifte van specificaties over de periode voor 1 januari 2011 is van enig resterend praktisch belang van die afgifte niet meer gebleken. Deze procedure stond in het teken van de vraag of [geïntimeerde] minder salaris heeft ontvangen dan waarop hij recht had. Afgifte van de specificaties diende slechts dat belang. Nu over het salaris een verantwoord oordeel mogelijk is gebleken en van een zelfstandig belang bij afgifte van de specificaties niet is gebleken zal de vordering ook in zoverre alsnog worden afgewezen. Ook grief 19, voor zover gericht tegen de nu besproken afgifte van specificaties, slaagt dus.
Incidenteel hoger beroep
2.14
De omvang van het incidenteel hoger beroep is in het tussenarrest (overwegingen 5.1 tot en met 5.7) reeds bepaald. Dat hoger beroep van [geïntimeerde] is slechts gericht tegen het feit dat de kantonrechter niet is uitgegaan van contante betalingen aan [geïntimeerde] van € 600,- per maand in de periode tot 1 december 2011. Nu het hof daarvan in het principaal hoger beroep, conform de stellingen van [geïntimeerde] , wel is uitgegaan heeft [geïntimeerde] geen belang meer bij behandeling van het incidenteel hoger beroep.
Proceskosten eerste aanleg, principaal en incidenteel hoger beroep
2.15
Partijen zijn over en weer op hoofdonderdelen in het ongelijk gesteld.
[geïntimeerde] heeft, vergeefs, de stelling verdedigd dat sprake was van een arbeidsduur van 40 uur per week. Sing's heeft vergeefs verdedigd dat een variabele werktijd was overeengekomen.
De proceskosten zullen daarom zowel in eerste aanleg als in hoger beroep worden gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

3.De slotsom

Nu de in het principaal hoger beroep aangevoerde grieven 5, 6, 7, 13, 14, 16, 17 en 19 slagen zal het eindvonnis waarvan beroep worden vernietigd en zullen de oorspronkelijke vorderingen van [geïntimeerde] worden afgewezen. Voor zover de grieven in het principaal beroep gericht waren tegen het tussenvonnis van 5 november 2014 falen deze omdat in dat tussenvonnis terecht tot uitgangspunt is genomen de in die grieven bestreden arbeidsduur van 32 uur per week. Het incidenteel hoger beroep slaagt niet omdat [geïntimeerde] daarbij geen belang heeft. De proceskosten in het principaal en incidenteel hoger beroep worden gecompenseerd.

4.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
verwerpt het beroep tegen het tussenvonnis van 5 november 2014;
vernietigt het eindvonnis van 29 juli 2015 en in zoverre opnieuw rechtdoende,
wijst de vorderingen van [geïntimeerde] af;
bepaalt dat iedere partij haar eigen kosten van beide instanties draagt.
Dit arrest is gewezen door mr. W.P.M. ter Berg, mr. M.E.L. Fikkers en mr. W.A. Zondag en is door de rolraadsheer, in tegenwoordigheid van de griffier, in het openbaar uitgesproken op 9 oktober 2018.