Uitspraak
[appellant],
Steenfabriek Oostrum,
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.De vaststaande feiten
3.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
4.De beoordeling van de grieven en de vordering
"dat hij mij het leven zuur zou maken tot aan zijn dood en dat, als hij dood zou zijn, er een andere man op zou staan die mij het leven zuur zou blijven maken".Partijen zijn hangende dit hoger beroep opnieuw verzeild geraakt in een kort geding, nu op initiatief van [appellant] . Zij hebben na de comparitie in hoger beroep nog wel geprobeerd een minnelijke regeling te treffen, maar dat is niet gelukt. De verhouding is dus nog steeds moeizaam. Reeds dat maakt dat Steenfabriek Oostrum voldoende belang heeft niet afhankelijk te zijn van de door [appellant] uitgesproken bereidheid uitspraken van de rechter na te komen. Een dwangsom helpt bovendien duidelijk te maken dat de uitspraak van de rechter niet een basis is om nadere voorwaarden aan toegang en/of onderhoud te stellen, maar een titel die medewerking, binnen het kader van de getroffen voorzieningen, dwingend eist. Dat is van belang omdat [appellant] in deze procedure ervan blijk heeft gegeven aan werkelijk iedere toegangs- of onderhoudsactiviteit van de eigenaar van het perceel voorwaarden te willen stellen.