In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 9 oktober 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De betrokkene had hoger beroep ingesteld tegen een administratieve sanctie van € 230,- die hem was opgelegd voor het negeren van een rood verkeerslicht op 12 januari 2016. De kantonrechter had het beroep van de betrokkene ongegrond verklaard. Het hof heeft echter gerede twijfel geuit over de vraag of de gedraging daadwerkelijk is verricht met het voertuig van de betrokkene. De betrokkene heeft consistent en vasthoudend specifieke omstandigheden aangevoerd, ondersteund door getuigenverklaringen en stukken, die zijn verklaring onderbouwen. De verklaring van de verbalisant werd niet als voldoende overtuigend beschouwd om de twijfels weg te nemen. Het hof heeft geconcludeerd dat de betrokkene niet het bewijs van zijn onschuld hoeft te leveren, maar dat hij wel concrete feiten en omstandigheden moet aandragen die twijfel aan de verklaring van de verbalisant rechtvaardigen. Uiteindelijk heeft het hof de beslissing van de kantonrechter vernietigd en het beroep gegrond verklaard, waardoor de sanctie werd vernietigd en het bedrag aan de betrokkene werd gerestitueerd.