Beoordeling
1. De betrokkene voert aan dat de beslissing van de officier van justitie gebrekkig is gemotiveerd en dat er zodoende sprake is van strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel en met het motiveringsbeginsel. De officier van justitie verschuift de taak om beslissingen te motiveren door naar de rechtbank. Dit kan gezien worden als détournement de procédure. Verder klaagt de betrokkene dat het beroepschrift tegen de beslissing van de officier van justitie niet binnen zes weken is doorgezonden naar de rechtbank. Hierdoor is de beroepsprocedure gefrustreerd.
2. In artikel 7:26, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is bepaald dat de beslissing op het beroep dient te berusten op een deugdelijke motivering, die bij de bekendmaking van de beslissing wordt vermeld. Dat brengt echter niet mee dat in het geval niet uitgebreid en expliciet op de argumenten van betrokkene en/of de door hem overgelegde stukken wordt ingegaan, er sprake is van schending van het motiveringsbeginsel. Het hof is van oordeel dat de beslissing van de officier van justitie in het onderhavige geval deugdelijk is gemotiveerd nu daarin de kern van het bezwaar van de betrokkene aan de orde komt en inzichtelijk is gemaakt waarom dit geen doel treft.
3. Van détournement de procédure is geen sprake, nu in deze zaak de procedure is gevolgd die de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) voorschrijft.
4. De klacht van de betrokkene dat de officier van justitie het beroepschrift en de stukken niet binnen de in artikel 11, eerste lid, van de Wahv gestelde termijn naar de rechtbank heeft verzonden, treft geen doel. In dit artikel is weliswaar bepaald dat de op de zaak betrekking hebbende stukken door de officier van justitie aan de rechtbank ter kennis worden gebracht binnen zes weken nadat de indiener van het beroepschrift zekerheid heeft gesteld voor de betaling van de sanctie, dan wel nadat de termijn daarvoor is verstreken, maar dit betreft geen fatale termijn. De wetgever heeft aan een overschrijding van die termijn geen gevolg verbonden. Nu niet is gebleken dat de betrokkene door de termijnoverschrijding in enig rechtens te respecteren belang is geschaad, bestaat er naar het oordeel van het hof geen reden om aan deze termijnoverschrijding gevolgen te verbinden. Dat de late toezending heeft plaatsgevonden om het openbaar ministerie een ruime voorbereidingstijd te gunnen, zo begrijpt het hof het verweer van de betrokkene, is niet aannemelijk geworden.
5. Verder heeft de betrokkene opgemerkt dat in de beslissing van de kantonrechter wordt gesproken over een bord A1 '70', terwijl dit helemaal niet van toepassing is in deze zaak. Het hof beschouwt dit als een kennelijke verschrijving die verbeterd moet worden gelezen. De betrokkene is hierdoor niet in zijn belangen geschaad. Daarbij is van belang dat verderop in de beslissing van de kantonrechter wel verwezen wordt naar bebording '100'.
6. De betrokkene voert ook verweer tegen de inleidende beschikking waarbij aan hem als kentekenhouder een administratieve sanctie van € 273,- is opgelegd ter zake van “overschrijding maximum snelheid op autosnelwegen met 30 km/h (verkeersbord A1)”, welke gedraging zou zijn verricht op 30 augustus 2015 om 13.27 uur op de A9 te Amstelveen met het voertuig met het kenteken [YY-YY-00] .
7. De betrokkene voert aan dat nu alleen aan de rechterkant van de weg bij hectometerpaal (hierna: hmp) 26.3 het bord A1 '100' geplaatst stond, dit bord gelet op hoofdstuk II, paragraaf 2, tiende lid, van de Uitvoeringsvoorschriften BABW inzake verkeerstekens slechts gelding had op de naast dat bord gelegen rijstrook, de invoegstrook. Voor de andere rijstroken gold de gebruikelijke maximumsnelheid op snelwegen van 130 km/h. De bebording bij hectometerpaal 23.2 is hij niet gepasseerd. Hij is namelijk pas ter hoogte van de oprit bij hmp 26.3 op de snelweg ingevoegd.
8. Hoofdstuk II, paragraaf 2, tiende lid, van de Uitvoeringsvoorschriften BABW inzake verkeerstekens luidt voor zover hier van belang: “Borden worden geplaatst aan de rechterzijde van de weg of boven een rijstrook indien het bord uitsluitend voor die rijstrook geldt, dan wel links van de weg indien het bord uitsluitend voor de linkerzijde geldt. (…)”
9. De verklaring van de verbalisant zoals opgenomen in het zaakoverzicht houdt onder meer het volgende in:
“Pleeglocatie: de autosnelweg A9 rechts, borden bij hmp 23.3 en bij hmp 26.9 op de toerit
(…)
De werkelijke snelheid stelde ik vast m.b.v. een voor de meting getest, geijkt en op de voorgeschreven wijze gebruikt snelheidsmeetmiddel.
Gemeten (afgelezen) snelheid : 135 km per uur.
Werkelijke (gecorrigeerde) snelheid : 130 km per uur.
Toegestane snelheid : 100 km per uur.
Overschrijding met : 30 km per uur.
Ter hoogte van hectometerpaal/pandnummer: 27.3”
10. Dat het aan de rechterzijde van de weg geplaatste bord A1 enkel van toepassing is op de naastgelegen rijstrook, berust op een onjuiste lezing van voornoemd artikel uit de Uitvoeringsvoorschriften BABW inzake verkeerstekens door de betrokkene. Als een bord boven een rijstrook is geplaatst, dan heeft dit bord slechts gelding voor die rijstrook. Indien een bord aan de rechterzijde van de weg staat geplaatst, dan is dit bord geldig voor de gehele weg. Dat betekent in dit geval dat het bord A1 '100' gold voor alle rijstroken op de rechterzijde van de weg en dus niet alleen voor de toerit zoals de betrokkene stelt. Nu de betrokkene verder niet ontkent met een gecorrigeerde snelheid van 130 km/h te hebben gereden, staat vast dat de gedraging is verricht.
11. De bezwaren van de betrokkene treffen geen doel. De kantonrechter heeft het beroep terecht ongegrond verklaard. Deze beslissing wordt dan ook bevestigd.