In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 18 oktober 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek van [appellant] om een beslagvrije voet vast te stellen op zijn pensioenuitkering. [appellant], die in Mexico woont, was in hoger beroep gekomen van een beschikking van de kantonrechter die zijn verzoek had afgewezen. De kantonrechter oordeelde dat [appellant] onvoldoende openheid van zaken had gegeven over zijn financiële situatie. Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak opnieuw beoordeeld, waarbij het hof vaststelde dat [appellant] niet de vereiste openheid van zaken had gegeven. Hij had geen bewijs van in leven zijn aan de pensioenuitkerende instantie [E] overgelegd, wat leidde tot opschorting van zijn pensioenuitkering. Het LBIO, dat de inning van de alimentatie voor zijn ex-echtgenote [C] had overgenomen, had beslag gelegd op de pensioenuitkering van [appellant]. Het hof concludeerde dat er geen aanleiding was om een beslagvrije voet vast te stellen, omdat [appellant] niet had aangetoond dat hij naast zijn pensioenuitkering onvoldoende middelen van bestaan had. De beslissing van de kantonrechter werd bekrachtigd, en [appellant] werd veroordeeld in de proceskosten van het LBIO. Het hof verklaarde het LBIO niet-ontvankelijk in de in hoger beroep gedane verzoeken.