ECLI:NL:GHARL:2018:9180
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- M. de Witt
- M. Van der Zee-Venema
- Rechtspraak.nl
Vernietiging inleidende beschikking door de officier van justitie en gevolgen voor het beroep bij de kantonrechter
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 18 oktober 2018, gaat het om een hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Gelderland van 29 augustus 2016. De betrokkene, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, had beroep ingesteld tegen een inleidende beschikking die door de officier van justitie was vernietigd. De gemachtigde stelde dat de vernietiging afhankelijk was gesteld van de intrekking van het beroep bij de kantonrechter, maar het hof oordeelde anders. Het hof concludeerde dat de vernietiging van de inleidende beschikking door de officier van justitie daadwerkelijk had plaatsgevonden, waardoor de betrokkene geen belang meer had bij een uitspraak van de kantonrechter. Het hof verklaarde het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie niet-ontvankelijk, omdat de betrokkene reeds had verkregen wat hij met zijn beroep bij de kantonrechter beoogde: de vernietiging van de inleidende beschikking. Daarnaast werden de proceskosten voor vergoeding in aanmerking genomen, waarbij het hof de advocaat-generaal veroordeelde tot betaling van € 751,50 aan de betrokkene. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier, en het hof bevestigde dat de eerdere beslissing van de kantonrechter niet meer ter beoordeling stond.