ECLI:NL:GHARL:2018:9180

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
18 oktober 2018
Publicatiedatum
18 oktober 2018
Zaaknummer
WAHV 200.201.543
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. de Witt
  • M. Van der Zee-Venema
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging inleidende beschikking door de officier van justitie en gevolgen voor het beroep bij de kantonrechter

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 18 oktober 2018, gaat het om een hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Gelderland van 29 augustus 2016. De betrokkene, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, had beroep ingesteld tegen een inleidende beschikking die door de officier van justitie was vernietigd. De gemachtigde stelde dat de vernietiging afhankelijk was gesteld van de intrekking van het beroep bij de kantonrechter, maar het hof oordeelde anders. Het hof concludeerde dat de vernietiging van de inleidende beschikking door de officier van justitie daadwerkelijk had plaatsgevonden, waardoor de betrokkene geen belang meer had bij een uitspraak van de kantonrechter. Het hof verklaarde het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie niet-ontvankelijk, omdat de betrokkene reeds had verkregen wat hij met zijn beroep bij de kantonrechter beoogde: de vernietiging van de inleidende beschikking. Daarnaast werden de proceskosten voor vergoeding in aanmerking genomen, waarbij het hof de advocaat-generaal veroordeelde tot betaling van € 751,50 aan de betrokkene. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier, en het hof bevestigde dat de eerdere beslissing van de kantonrechter niet meer ter beoordeling stond.

Uitspraak

WAHV 200.201.543
18 oktober 2018
CJIB 187112779
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Gelderland
van 29 augustus 2016
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [A] ,
voor wie als gemachtigde optreedt mr. [B] ,
kantoorhoudende te [C] .

Het tussenarrest

De inhoud van het tussenarrest van 24 juli 2018 wordt hier overgenomen.
Verdere procesverloop
De zaak is behandeld op de zitting van 4 oktober 2018. De betrokkene en zijn gemachtigde zijn niet verschenen. De advocaat-generaal is vertegenwoordigd door mr. [D] .

Beoordeling

1. Gelet op de inhoud van het tussenarrest, waarin is overwogen dat niet kan worden vastgesteld dat de gemachtigde behoorlijk in de gelegenheid is gesteld zijn zienswijze op een openbare zitting toe te lichten, zal het hof de beslissing van de kantonrechter vernietigen. Gelet hierop behoeven de overige bezwaren tegen de beslissing van de kantonrechter geen bespreking meer. Ter beoordeling van het hof staat het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie.
2. De gemachtigde voert aan dat de officier van justitie bij brief van 12 mei 2016 aangegeven heeft de inleidende beschikking te zullen vernietigen, maar dat deze vernietiging afhankelijk is gesteld van intrekking van het beroep door de gemachtigde. Er is daarom geen sprake van vernietiging van de inleidende beschikking. De gemachtigde heeft het beroep niet ingetrokken. De kantonrechter had daarom de inleidende beschikking moeten vernietigen.
3. Het hof stelt het volgende vast. Het beroep tegen de inleidende beschikking is door de officier van justitie ongegrond verklaard. Bij brief van 3 juli 2015 heeft de gemachtigde beroep ingesteld tegen deze beslissing.
Bij brief van 12 mei 2016 heeft de officier van justitie de gemachtigde een brief aan de gemachtigde verzonden met als onderwerp 'vernietiging beschikking'. Hierin is - voor zover hier van belang - het volgende vermeld: 'Ik heb het dossier nogmaals bestudeerd en heb besloten de beschikking alsnog te vernietigen. Dit betekent dat u de boete niet hoeft te betalen. Indien u zich in deze beslissing kunt vinden en een behandeling bij de kantonrechter wenst te voorkomen, verzoek ik u de bijgevoegde antwoordkaart binnen veertien dagen na verzending van deze brief te retourneren. (…) Als u de antwoordkaart niet binnen veertien dagen retourneert, ben ik verplicht de zaak alsnog bij de kantonrechter aan te bieden. In dat geval is de kantonrechter degene die uiteindelijk beslist over uw beroepschrift'. Bij deze brief is een antwoordformulier 'intrekken beroep' gevoegd.
Bij brief van 2 juni 2016 heeft de officier van justitie de gemachtigde bericht aangaande de verzochte kostenvergoeding. In deze brief is onder meer het volgende vermeld: 'De beschikking waarmee uw verzoek verband houdt, is vernietigd'.
4. In zijn brief van 12 mei 2016 heeft de officier van justitie meegedeeld dat hij heeft besloten de inleidende beschikking te vernietigen. Dit betekent dat de inleidende beschikking ook daadwerkelijk is vernietigd. Het hof volgt de betrokkene niet in zijn stelling dat de officier van justitie de vernietiging van de inleidende beschikking afhankelijk heeft gesteld van intrekking van zijn beroep. De officier van justitie heeft in zijn brief van 12 mei 2016 aangegeven dat indien de betrokkene zich kan vinden in de beslissing en een behandeling bij de kantonrechter wenst te voorkomen, hij het beroep kan intrekken middels bijgevoegd formulier. Dat de inleidende beschikking niet zou worden vernietigd als het beroep niet zou worden ingetrokken, volgt hieruit niet. Dit volgt evenmin uit de mededeling dat de kantonrechter bij het niet intrekken van het beroep zal beslissen over het beroepschrift. Het voorgaande wordt bevestigd door de brief van 2 juni 2016 waarin - ondanks dat de gemachtigde zijn beroep niet heeft ingetrokken - expliciet staat dat de beschikking is vernietigd.
5. Gelet op het voorgaande is bewerkstelligd hetgeen de betrokkene met zijn beroep bij de kantonrechter beoogde te verkrijgen, namelijk vernietiging van de inleidende beschikking. De betrokkene heeft daarmee geen belang meer bij een uitspraak van de kantonrechter. Het hof zal het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie daarom niet-ontvankelijk verklaren.
6. De proceskosten komen voor vergoeding in aanmerking. Aan het indienen van het administratief beroepschrift, het beroepschrift bij de kantonrechter en het hoger beroepschrift dienen in totaal drie punten te worden toegekend. De waarde per punt bedraagt € 501,- en gelet op de aard van de zaak wordt de wegingsfactor 0,5 (gewicht van de zaak = licht) toegepast. Aldus zal het hof de advocaat-generaal veroordelen in de kosten tot een bedrag van € 751,50.

Beslissing

Het gerechtshof:
vernietigt de beslissing van de kantonrechter;
verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie niet-ontvankelijk;
veroordeelt de advocaat-generaal tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, ter hoogte van € 751,50.
Dit arrest is gewezen door mr. De Witt, in tegenwoordigheid van mr. Van der Zee-Venema als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.