Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
2018
[Z](hierna: belanghebbende)
heffingsambtenaar van de gemeente Almere(hierna: de heffingsambtenaar)
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van belanghebbende, [Z], tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 23 juni 2017, waarin de heffingsambtenaar van de gemeente Almere de waarde van de onroerende zaak aan de [a-straat] 16 te [Z] per waardepeildatum 1 januari 2015 heeft vastgesteld op € 251.000. De heffingsambtenaar heeft deze waarde vastgesteld op basis van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) en heeft tevens een aanslag in de onroerendezaakbelasting opgelegd. Na bezwaar van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar de waarde en de aanslag gehandhaafd, waarna belanghebbende beroep heeft ingesteld bij de rechtbank, die het beroep ongegrond verklaarde.
In hoger beroep heeft het Hof de zaak behandeld op 11 oktober 2018. Belanghebbende betwist de vastgestelde waarde en stelt dat deze op € 237.000 moet worden vastgesteld. De heffingsambtenaar handhaaft de waarde van € 251.000. Het Hof heeft beide partijen gehoord en de ingediende taxatierapporten beoordeeld. Het Hof concludeert dat de heffingsambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat de vastgestelde waarde niet te hoog is, mede op basis van vergelijkingsobjecten en gerealiseerde verkoopprijzen in de omgeving.
Het Hof oordeelt dat de waarde van de woning van belanghebbende, gezien de grotere perceeloppervlakte in vergelijking met de vergelijkingsobjecten, gerechtvaardigd is. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en het hoger beroep van belanghebbende wordt ongegrond verklaard. Er wordt geen griffierecht of proceskostenvergoeding toegewezen.