ECLI:NL:GHARL:2018:969

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
30 januari 2018
Publicatiedatum
31 januari 2018
Zaaknummer
200.185.095/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor vocht- en schimmeloverlast door koudebrug in buurpand

In deze zaak gaat het om een geschil tussen twee bedrijven over vocht- en schimmeloverlast die is ontstaan in het pand van Lady Bird B.V. door een koudebrug die is veroorzaakt door de bedrijfsvoering van [appellant1] Vis B.V. en Veerman Registergoederen B.V. Lady Bird B.V. en Brivas B.V. hebben in eerste aanleg gevorderd dat [appellanten] c.s. worden veroordeeld tot herstel van de schade aan de scheidingsmuur en het treffen van maatregelen om de muur waterdicht te maken. De rechtbank heeft deze vorderingen toegewezen, maar [appellanten] c.s. zijn in hoger beroep gegaan.

Het hof heeft de feiten vastgesteld en geconcludeerd dat de vochtproblemen in de scheidingsmuur zijn veroorzaakt door een combinatie van factoren, waaronder de koeling van de bedrijfsruimte van [appellant1] en de vochtproductie bij Lady Bird. Het hof heeft geoordeeld dat de schade aan de scheidingsmuur mede het gevolg is van omstandigheden die aan Lady Bird c.s. zijn toe te rekenen, waardoor de aansprakelijkheid van [appellanten] c.s. is beperkt. Het hof heeft de vorderingen van Lady Bird c.s. grotendeels afgewezen en de vorderingen van [appellanten] c.s. toegewezen, waaronder de terugbetaling van verbeurde dwangsommen en de kosten van de deskundige.

De uitspraak benadrukt de noodzaak voor partijen om maatregelen te nemen ter voorkoming van schade en de rol van deskundigen in het vaststellen van de oorzaken van vochtproblemen. Het hof heeft de proceskostenveroordeling in stand gehouden en de vorderingen van Lady Bird c.s. voor het overige afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.185.095/01
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland C/16/383185 / HL ZA 14-356)
arrest van 30 januari 2018

1.[appellant1] Vis B.V.,

gevestigd te [A] ,
hierna:
[appellant1],
2. Veerman Registergoederen B.V.,
gevestigd te Huizen,
hierna:
Veerman Registergoederen,
appellanten,
in eerste aanleg: gedaagden in conventie,
eiseressen in reconventie,
hierna gezamenlijk te noemen:
[appellanten] c.s.,
advocaat: mr. F.T. Zoutberg, kantoorhoudend te Amsterdam,
tegen

1.Lady Bird B.V.,

gevestigd te Huizen,
hierna:
Ladybird,
2. Brivas B.V.als rechtsopvolger onder algemene titel van Lady Bird Holding B.V.,
gevestigd te Huizen,
geïntimeerden,
in eerste aanleg: eiseressen in conventie,
geïntimeerden in reconventie,
hierna gezamenlijk te noemen
Lady Bird c.s.,
advocaat: mr. P.J.M. Crombach, kantoorhoudend te Bussum.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

1.1
Het hof neemt de inhoud van het tussenarrest van 26 april 2016 hier over.
1.2
In dit tussenarrest heeft het hof een comparitie na aanbrengen gelast. Deze comparitie is gehouden op 11 juni 2015. Het daarvan opgemaakte proces-verbaal maakt deel uit van de stukken.
1.3
Het verdere verloop blijkt uit:
- de memorie van grieven (met producties);
- een gelijktijdige akte schorsing en hervatting procedure ex artikel 225 en 227 Rv
(met producties);
- de memorie van antwoord (met producties);
- een akte van 11 april 2017;
- een antwoordakte van 9 mei 2017;
- een akte van 23 mei 2017.
1.4
Op 23 mei 2017 hebben partijen de stukken voor het wijzen van arrest overgelegd en heeft het hof arrest bepaald.

2.Eisvermeerdering

2.1
De memorie van grieven bevat een eisvermeerdering (grieven onder 113). Lady Bird c.s. hebben daartegen geen bezwaren geuit, en het hof ziet ook geen reden die eisvermeerdering te weigeren. Recht zal daarom worden gedaan op de gewijzigde eis van [appellanten] c.s.

3.De vaststaande feiten

3.1
Het hof gaat in hoger beroep uit van de feiten zoals beschreven in de rechtsoverwegingen 2.1 tot en met 2.12 van het vonnis van 30 september 2015. Daarmee - en met wat verder is komen vast te staan - staat het volgende vast.
3.1.1
De rechtsvoorganger van Brivas, Lady Bird Holding, was sinds 1996 eigenaar van het pand aan de [a-straat] 11 in [A] . Lady Bird B.V. is sinds 1996 huurder van dat pand en exploiteert daarin sindsdien een bruidsmodezaak.
3.1.2
Veerman Registergoederen is sinds 2005 erfpachter van het pand aan de [a-straat] 13 in [A] . [appellant1] is sinds die datum huurder van dat pand. [appellant1] exploiteert daarin een visverwerkingsbedrijf.
3.1.3
In het pand aan de [a-straat] 13 is ten behoeve van de visverwerking een zogenaamde "ijskastconstructie" aangebracht. Deze constructie kan de temperatuur op de begane grond van het pand aan de [a-straat] 13 terugbrengen tot 6 °C.
3.1.4
Op 17 maart 2009 heeft Lady Bird [appellant1] aansprakelijk gesteld voor de schade die zij lijdt als gevolg van het verzadigd raken van de gemeenschappelijke binnenwand (verder te noemen: de scheidingsmuur). In de periode daarna heeft [appellant1] enkele herstelwerkzaamheden verricht, zoals het afdichten van gaten rondom waterkranen in de ijskastconstructie.
3.1.5
Op 10 februari 2011 is de verzekeraar van [appellant1] door een gemachtigde van Lady Bird aangeschreven en is [appellant1] onder meer verzocht een einde te maken aan de vocht- en/of wateroverlast. Daarnaast werd verzocht om de kosten die Lady Bird heeft moeten maken om schade te herstellen, te vergoeden.
3.1.6
Op 23 december 2011 schrijft de advocaat van Lady Bird c.s. aan [appellanten] c.s. over de nog steeds bestaande vocht- en wateroverlast, bestaande uit het doordrenkt zijn met water van de scheidingsmuur.
3.1.7
Nadien zijn enkele maatregelen getroffen zoals het dichten van gaten in de ijskastconstructie en het repareren van een lek aan de onderkant. Bovendien is gedurende enkele weken de scheidingsmuur intensief mechanisch gedroogd.
3.1.8
Op 16 juni 2014 schrijft de gemachtigde van Lady Bird BV aan [appellant1] het volgende:
"Sinds 1 maart 2009 veroorzaakt u vocht- en/of wateroverlast. Als gevolg van deze overlast ontstaat er schade aan het pand van cliënte.
De overlast voor cliënte is dus tot op heden niet verholpen. Namens cliënte verzoek ik u mij dan ook binnen veertien dagen na dagtekening van deze brief schriftelijk mee te delen dat u aansprakelijkheid erkent, waarna er op uw kosten een expert dient te worden ingeschakeld om de definitieve oorzaak te achterhalen."
3.1.9
In een brief van 2 april 2014 van [B] van Van Hooft Totale Bouwbegeleiding aan Lady Bird staat onder meer:
"Materiaal kalkzandsteen mag maximaal 2% vocht mag bevatten in afgewerkte staat om behandeld te kunnen worden met muurverf. Vochtpercentage in de scheidingsmuur met [a-straat] 9 is 1,1% gemeten. Door zichtbare onthechting van de verflaag lijkt het dat het vochtpercentage in de scheidingsmuur naar [a-straat] 13 te hoog is.
Conclusie, de muur is te nat wat tot zogenaamde verzeping leidt waardoor er schade aan de scheidingsmuur ontstaat welke tot scheurvorming zullen leiden."
3.1.10
Vergelijkbare rapportages zijn door [B] opgesteld op 4 april, 8 april, 11 april, 20 mei en 4 september 2014.
3.1.11
Nadien, op 10 februari 2016, heeft [B] een groot aantal nadere metingen gedaan op verschillende hoogten van de scheidingsmuur. De toen gemeten vochtpercentages variëren tussen 8,8% en 50,8%.
3.1.12
In opdracht van Lady Bird c.s. heeft de heer Ing. [C]
(verder; [C] ) van One Expertise een rapport opgesteld. In zijn rapportage van
29 november 2014 staat onder meer:
"Tijdens onze inspectie heb ik vastgesteld dat de kalkzandsteen scheidingsmuur vochtig is tot circa 30 centimeter boven het vloerniveau, resulterende in vochtdoorslag en schimmels.
Uit het feit dat het vochtpercentage in de scheidingsmuur tussen [a-straat] 9 en 11 over de gehele lengte 0% is en het feit dat de begane grond voor het overgrote deel een niet gesepareerde ruimte betreft, kan worden geconcludeerd dat interne (klimatologische) omstandigheden als oorzaak van de vochtproblematiek kunnen worden uitgesloten.
Gelet op de plaats van de vochtoverlasten en de hoogte tot waar de hoge vochtpercentages zijn gemeten, tot circa 30 cm boven vloerniveau, is een verband met de activiteiten in het pand van [appellant1] zeer waarschijnlijk.
Het vochtpercentage in deze muur moet worden teruggebracht tot onder de 2% en de muur moet conform het Bouwbesluit waterdicht zijn. Gelet op de situatie bij de scheidingsmuur tussen [a-straat] 9 en 11 is dat mogelijk."
3.1.13
In opdracht van [appellant1] heeft de heer Ing. [D] (verder: [D] ) van RisicoCare een rapport opgemaakt. In zijn rapport van 18 februari 2015 staat onder meer:
"Het onderzoek op 22-01-2015 door mij ter plaatse, heeft een bevestiging gegeven van de eerder opgemaakte rapportages. Er is duidelijk sprake van meetbare en zichtbare vochtoverlast op en in de tussengevel aan de zijde van partij B(de scheidingsmuur; hof)
. De andere tussengevel bij partij B (naar de andere buurman), vertoont zeer lokaal eveneens een (behoorlijk) verhoogd vochtpercentage.
Ja er is sprake van vochtoverlast in en op de wand, die dient als tussengevel tussen partij A en partij B. De vochtoverlast situatie aan de zijde van partij B, is duidelijk zichtbaar plus goed meetbaar aanwezig bij partij B.
De oorzaak is met behulp van het uitgevoerde niet destructieve onderzoek, niet voor de volle 100% te duiden, maar ligt hoogstwaarschijnlijk in een condensatieprobleem in de algehele tussenwandconstructie.
Geheel tegen de hierboven uitgesproken verwachting in, bleken zowel de scheidingsmuur alsook de vloer aan de zijde van partij A in het geheel niet nat en/of vochtig te zijn. Dit is niet de natste ruimte bij partij A.
De oorzaak van de overlast bij partij B, is helaas niet onomstotelijk vastgesteld kunnen worden. Zowel destructief onderzoek bij partij A als non destructief onderzoek bij beide partijen, heeft helaas geen definitief uitsluitsel kunnen geven.
Het destructieve onderzoek bij partij A heeft aangetoond dat er geen sprake is van het veronderstelde condensprobleem in de wandconstructie."
3.1.14
In een aanvullende rapportage van [C] van 18 mei 2015 staat onder meer:
"Ik heb tevens het vochtpercentage in de tegenoverliggende kalkzandsteen muur gemeten, de scheidingsmuur met [a-straat] 9. Het vochtpercentage in deze muur is over de gehele lengte 0%, zoals zichtbaar is op foto 8. In de genoemde rapportage van RiscoCare wordt aangegeven dat slechts een vocht percentage van 1,8% werd gemeten. Dat is onjuist. In het gemaakte gat werden vochtpercentages variërend van 1,8 tot 4,5% gemeten.
Onderstaande foto 9 toont een meting van 4,2%> in de kalkzandsteen blokken. De foto op pagina 10 van het rapport van RiscoCare is gemaakt met de sensor op de voeg, waarin de vochtpercentages lager waren.
Met de deskundige namens [appellant1] heb ik tevens op die datum nogmaals de vochtigheid in de muur gemeten aan de zijde van LadyBird. In het deel dat op foto 10 is aangegeven met een rode pijl hebben wij een vochtigheidpercentage gemeten van circa 2%. In het deel grenzend aan de natte ruimte van [appellant1] hebben wij die dag vochtpercentages gemeten van meer dan 6%.
Op 18 februari 2015 heb ik de belangenbehartigers van [appellant1] (zowel de advocate als de deskundige) per email bevestigd waarom ik het destructief onderzoek niet representatief acht.
Inspectie d.d. 2 april 2015
Voorafgaand aan deze inspectie had de aannemer van LadyBird een gat in de kalkzandsteen wand gemaakt, circa halverwege het pand.
Het kalkzandsteen was over de gehele dikte zichtbaar vochtig en ik heb vochtpercentages gemeten tussen de 6 en 8%. Het meest opvallend was echter dat de oppervlaktetemperatuur van de isolatiepanelen aan deze zijde slechts 5,6 graden Celcius was. Deze zijde betreft vanaf de visverwerkingruimte van [appellant1] gezien de achterzijde van de isolatiepanelen. De overgang van deze lage temperatuur naar de circa 20 graden Celcius aan de zijde van LadyBird veroorzaakt condens.
Problemen met grondwater en hierdoor optrekkend vocht zijn dus uitgesloten.
Op grond van de diverse inspectie, meetresultaten en het uitsluiten van andere invloeden van buitenaf, moet condensvorming in de ruimte tussen de kalkzandsteen muur en de isolatiepanelen van [appellant1] als de meest aannemelijke hoofdoorzaak van het vochtprobleem worden aangemerkt. Deze condensvorming wordt veroorzaakt door de te grote temperatuursprong en het dauwpunt dat hierdoor ontstaat."
3.1.15
De discussie tussen de deskundigen heeft zich voortgezet en heeft onder meer geresulteerd in nadere rapportages van One Expertise/ [C] van 22 januari,
19 mei 2016 en 2 december 2016 en een proces-verbaal van bevindingen van een deurwaarder d.d. 4 februari 2016 enerzijds en anderzijds rapportages van Totaal Support ( [D] , d.d. 31 november 2015), [E] (13 januari 2016 en 8 februari 2016) en Nieman Raadgevende Ingenieurs ( [F] ; 14 maart 2016; brieven van 23 mei 2016 en 14 juni 2016). Het hof zal op de inhoud van deze rapportages hierna terugkomen.

4.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg; de vordering in hoger beroep

4.1
Lady Bird c.s. hebben in eerste aanleg in conventie gevorderd, kort gezegd, dat [appellanten] c.s. worden veroordeeld tot herstel van de schade aan de scheidingsmuur, het treffen van zodanige maatregelen dat die muur waterdicht is en het vochtpercentage van die muur maximaal 2% zal (blijven) bedragen en tot bewijs van voldoening aan die veroordelingen door middel van een deskundigenrapport, een en ander op verbeurte van een dwangsom van € 500,- per dag. Ook is veroordeling gevorderd tot betaling van de kosten van deskundigen ad € 1.439,90 inclusief btw.
4.2
[appellanten] c.s. hebben in eerste aanleg in reconventie gevorderd dat Lady Bird c.s. worden veroordeeld tot betaling van kosten ter voorkoming, beperking en vaststelling van schade en aansprakelijkheid ad € 4.697,29 excl. btw.
4.3
De rechtbank heeft bij vonnis van 30 september 2015 de hiervoor weergegeven vorderingen van Lady Bird c.s. toegewezen, met versterking van (alleen) de veroordeling ter zake het deskundigenrapport met een dwangsom van € 500,- per dag, tot een maximum van € 50.000,-. De vorderingen van [appellanten] c.s. zijn afgewezen.
4.4
[appellanten] c.s. vorderen in het hoger beroep kort gezegd dat de vorderingen van Lady Bird c.s. alsnog worden afgewezen, onder toewijzing van de vorderingen van [appellanten] c.s. en veroordeling van Lady Bird c.s. tot terugbetaling van de kosten voor de deskundige en de proceskosten in eerste instantie. Ook wordt gevorderd 'te bepalen' dat Lady Bird c.s. ter ongedaanmaking van al hetgeen door [appellanten] c.s. is verricht ter uitvoering van het bestreden vonnis, waaronder € 50.000,- aan betaalde dwangsom, € 55.791,- aan [appellanten] c.s. dient te voldoen. Het hof vat dit laatste op als een vordering die ertoe strekt dat Lady Bird c.s. wordt veroordeeld tot betaling van dit bedrag.

5.De beoordeling van de grieven en de vordering

Het hof beoordeelt het geschil in volle omvang.
5.1
De grieven beogen het geschil in volle omvang ter beoordeling aan het hof voor te leggen en lenen zich om die reden voor gezamenlijke bespreking.
Lady Bird c.s. verwijten [appellanten] c.s. niet langer dat de bedrijfsvoering van die partijen watertransport genereert. Daarop stranden de vorderingen van Lady Bird c.s. voor zover die wel op dat verwijt zijn gebaseerd
5.2
Bij de beoordeling zal het verder uitsluitend gaan om de vraag of de vochtconcentratie in de scheidingsmuur wordt veroorzaakt door
warmtetransport en condensatie als gevolg van de bedrijfsvoering van [appellanten] c.s. - en niet door
vochttransport (lekkage) vanuit de ruimte van [appellanten] c.s. naar die van Lady Bird c.s. Dat laatste is tussen partijen en hun deskundigen weliswaar uitgebreid aan de orde geweest, maar is in dit hoger beroep niet langer een standpunt dat aan de vorderingen van Lady Bird c.s. ten grondslag ligt; zij beroepen zich op een gebrek in de thermische isolatie van de ijskastconstructie (een sandwich voorzetwand met 80 mm PIR isolatie) en voeren aan dat door de lage oppervlaktetemperatuur van de isolerende beplating aan de spouwzijde van de scheidingsmuur (de luchtspouw aan de achterzijde van de isolatie) een grote temperatuursprong ontstaat naar de zijde van Lady Bird BV. Dat veroorzaakt volgens hen een dauwpunt in het kalkzandsteen, met condensatie van de lucht in de spouwruimte als gevolg. Dit effect wordt versterkt door een foutief detail in de vloeraansluiting (een koudebrug van de ene vloer naar de andere).
5.3
Het hof begrijpt de grieven (met name onder 68) aldus, dat het bestreden vonnis niet in stand kan blijven, voor zover de beslissing van de rechtbank is gebaseerd op de inmiddels verlaten stelling dat sprake is van vochttransport tussen beide panden. Gezien het voorgaande treffen de grieven in zoverre doel. Het gaat daarbij om de vordering die strekt tot herstel van de schade aan de scheidingsmuur, 'zodanig dat de scheidingsmuur waterdicht is' en het tonen van bewijs daarvan (het dictum onder 5.2 en 5.3).
5.4
De verdere beoordeling heeft daarmee materieel nog slechts betrekking op het herstel van de schade aan de scheidingsmuur van Lady Bird c.s. en het er voor zorgdragen dat het vochtpercentage van die muur niet meer zal (blijven) bedragen dan maximaal 2% (dictum onder 5.1 en 5.2) en vergoeding van de kosten van de door Lady Bird c.s. ingeschakelde deskundige (dictum onder 5.4). Daaromtrent overweegt het hof als volgt.
Vast staat dat sprake is van vochtoverlast en schimmelvorming, dat deze schade van Lady Bird c.s. een gevolg is van de bedrijfsvoering van [appellanten] c.s. en dat die schade aan die partijen kan worden toegerekend.
5.5
Niet alleen Lady Bird c.s. maar ook [appellanten] c.s. hebben diverse instanties onderzoek laten doen naar de ontstane situatie. Uiteindelijk hebben zij deskundige [F] (Nieman Raadgevende Ingenieurs) verzocht een bouwfysisch onderzoek te doen naar de oorzaak van de overlast die zich heeft gemanifesteerd. Deze deskundige heeft na het eindvonnis van 30 november 2015, te weten op 8 maart 2016 en in het bijzijn van de deskundige van Lady Bird c.s. ( [C] van One Expertise) een inspectie uitgevoerd. In het op 14 maart 2016 gedateerde rapport dat hij naar aanleiding daarvan heeft opgemaakt, komt [F] tot de volgende bevindingen, zakelijk weergegeven.
5.6
Er is geen ondubbelzinnige zekerheid over de uitvoering van de thermische scheiding tussen de vloer bij [appellant1] en de scheidingswand tussen [appellant1] en Lady Bird. De invloed van een thermische scheiding op deze plaats is echter verwaarloosbaar, omdat de vloeren niet zijn geïsoleerd en zijn opgelegd op een zandpakket. Het al dan niet aanwezig zijn van een thermische scheiding is dus niet of nauwelijks van invloed op de vochtproblematiek. Doordat de ruimte bij [appellant1] wordt gekoeld, blijft de wand ter plaatse van de fundering relatief koud. Wanneer de ruimte bij Veerman niet zou worden gekoeld, zou het condensprobleem niet of in veel mindere mate zijn opgetreden ter plaatse van de wand tussen [appellant1] en Lady Bird.
5.7
[F] onderkent al met al dat de bedrijfsvoering van [appellanten] c.s.
(de koeling van de bedrijfsruimte) verantwoordelijk is voor een koude strook bij het vloeroppervlak in het pand van Lady Bird c.s. De vochtproblemen worden naar zijn zeggen veroorzaakt door een combinatie van een drietal factoren: deze koeling, de bouwkundige detailleringen van het pand en de vochtproductie bij Lady Bird.
5.8
Nu [appellanten] c.s. in hoger beroep hun verweer geheel stoelen op de bevindingen van [F] , erkennen zij daarmee dat sprake is van een oorzakelijk verband tussen hun bedrijfsvoering en de overlast van Lady Bird c.s. (een zogenoemd conditio-sine-qua-non-verband). Onvoldoende gemotiveerd is bestreden dat de schade die daardoor wordt veroorzaakt aan [appellanten] c.s. kan worden toegerekend.
Aan de verplichting van [appellanten] c.s. tot herstel van de schade staat in de weg dat die schade mede het gevolg is van omstandigheden die aan Lady Bird c.s. zijn toe te rekenen (vergelijk artikel 6:101 lid 1 BW).
5.9
[appellanten] c.s. voeren aan dat van Lady Bird mag worden verwacht dat zij binnen haar eigen bedrijfsruimte maatregelen treft ter voorkoming van haar schade. Volgens haar kan Lady Bird die schade namelijk eenvoudig voorkomen en wegnemen door een ventilatievoorziening aan te brengen bij de stoomstrijkijzers en/of door een isolerend paneel met een hoogte van 25 á 30 centimeter aan te brengen aan de onderzijde van de scheidingsmuur. Het hof vat dit verweer aldus op, dat de schade geheel voor rekening van Lady Bird c.s. moet blijven, nu de billijkheid dat in dit geval wegens de uiteenlopende ernst van de gemaakte fouten of andere omstandigheden vereist. [appellanten] c.s. beroepen zich daarvoor op de rapportage van deskundige [F] . Deze deskundige schrijft de vochtproblemen immers toe aan een ongelukkige combinatie van factoren: het feit dat bij Lady Bird c.s. zoveel vocht wordt geproduceerd dat condens tegen de vloerranden en schimmelvorming ontstaat, en het feit dat de wand ter plaatse van de fundering relatief koud blijft doordat de ruimte bij [appellant1] wordt gekoeld. Zakelijk weergegeven luidt zijn conclusie dat de thermische kwaliteit van de units niet goed voorzien in het naast elkaar aanwezig zijn van deze gebruiksfuncties.
5.1
Over de omstandigheden die aan de schade hebben bijdragen, en die in de risicosfeer van Lady Bird c.s. liggen, heeft [F] zakelijk weergegeven het volgende opgemerkt.
5.11
Bij Lady Bird wordt over de gehele lengte van de scheidingsmuur een verhoogd vochtgehalte gemeten tot circa 15 a 30 cm boven de vloer. Deze steenachtige wand is hygroscopisch en relatief poreus. Het vocht dat condenseert, wordt daardoor opgenomen door het metselwerk, als gevolg waarvan het vochtgehalte van de wand plaatselijk stijgt en
ook een voedingsbodem voor schimmelgroei ontstaat. Ook in de achtergevel is over de onderste 20 cm een verhoogd vochtgehalte gemeten. Dit condensvocht is afkomstig van de productieactiviteiten die plaatsvinden bij Lady Bird, waar wordt gewerkt met stoomstrijkijzers. De productieruimte waarin die werkzaamheden plaatsvinden, is niet voorzien van een mechanische ventilatie voor de afvoer van het vocht dat daardoor wordt geproduceerd. De ventilatie van de productieruimte vindt feitelijk plaats door de luchtlekken in de gevel en doordat de roldeuren regelmatig worden geopend.
5.12
Bij Lady Bird is een relatieve vochtigheid gemeten van 53%. De dampspanning in de productieruimte fluctueert echter sterk. Dat wordt enerzijds veroorzaakt door de vochtproductie in de ruimtes. De mate van verzadiging van de lucht varieert, omdat niet voortdurend met stoom wordt gewerkt. Bovendien wordt, zoals gezegd, de roldeur regelmatig geopend, waardoor de dampspanning in korte tijd snel kan dalen. Tijdens de productiewerkzaamheden stijgt overdag het vochtgehalte regelmatig tot boven de dauwpuntstemperatuur. Bij dergelijke piekbelasting is sprake van oppervlaktecondensatie op de koude vloerranden van de scheidingswanden en de achtergevel.
5.13
Deskundige [C] (Lady Bird c.s.) concludeert in zijn rapport van
22 januari 2016 zakelijk weergegeven, net als [F] , dat door de lage temperatuur van de isolerende beplating aan de spouwzijde een grote temperatuursprong ontstaat naar de zijde van Lady Bird. Juist daarin ontstaat een dauwpunt in het kalkzandsteen en condensatie. Ook [C] heeft het daarbij over een foutief detail in de vloeraansluiting.
5.14
Anders dan [F] , meent [C] dat deze funderingsdetails essentieel zijn. Het hof gaat aan deze discussie voorbij. Beide deskundigen beschrijven immers een oorzakelijk verband tussen de bedrijfsvoering bij [appellant1] en de lage temperatuur onderaan de scheidingsmuur in het pand van Lady Bird, en daarmee is het vereiste causale verband (en de toerekenbaarheid) al in voldoende mate gegeven.
5.15
Ook de discussie over de mate van dampspanning in de diverse ruimtes als gevolg van het gebruik van stoomstrijkijzers is niet van doorslaggevend belang. Onbetwist is immers gebleven (althans onvoldoende is betwist) dat het vocht in de scheidingsmuur afkomstig is uit de werkomgeving van Lady Bird. Ook als de luchtvochtigheid binnen de in het algemeen te stellen marges blijft - zoals [C] met een beroep op het Bouwbesluit beweert -, ontslaat dat Lady Bird c.s. naar het oordeel van het hof niet van de verplichting binnen redelijke grenzen maatregelen te nemen ter voorkoming van de schade die zij lijdt.
5.16
Volgens [F] is de meest voor de hand liggende oplossing voor de ontstane problemen erin gelegen dat Lady Bird een mechanische ventilatievoorziening in de nabijheid van de stoomstrijkijzers aanbrengt, waardoor vochtige lucht snel wordt afgevoerd en niet kan condenseren op de koude wanden. Ook adviseert hij het aanbrengen van isolerende platen op de onderzijde van de wanden aan de vloer. In de reactie van [C] daarop wordt opgemerkt dat pas na gedetailleerd onderzoek en toetsing aan de eisen in het Bouwbesluit een conclusie kan worden getrokken over de ventilatie van het pand. Niet gesteld of gebleken is echter, dat Lady Bird c.s. dergelijk onderzoek heeft uitgevoerd.
5.17
Het standpunt van [C] dat ventilatie altijd van belang is, maar "niet meer relevant" wanneer de luchtvochtigheid niet te hoog is - een standpunt dat Lady Bird c.s. heeft overgenomen - kan het hof niet volgen. Ook indien [appellanten] c.s. in beginsel aansprakelijk zijn voor de gevolgen van de koudebrug, ligt het op de weg van Lady Bird c.s. om de schade die zij daardoor lijdt te beperken, voor zover dat in redelijkheid van hen kan worden gevergd. Hun standpunt in deze procedure komt erop neer dat zij in het geheel niet bereid zijn tot het nemen van dergelijke maatregelen of het doen van onderzoek naar de mogelijkheden daarvan. Lady Bird c.s. blijft vasthouden aan haar standpunt dat uitsluitend in het pand van [appellanten] c.s. maatregelen genomen moeten worden. Deze weigerachtige opstelling van Lady Bird c.s. acht het hof onder de gegeven omstandigheden een zodanig ernstige fout aan hun zijde, dat de billijkheid in dit geval eist dat deze partijen de door hen geleden schade geheel hebben te dragen. Aan dat oordeel draagt bij dat de van [appellanten] c.s. verlangde maatregelen ingrijpend en kostbaar zijn en dat dat juist niet geldt voor de voorgestelde schadebeperkende maatregelen. Dat nog niet is komen vast te staan dat die maatregelen daadwerkelijk zullen leiden tot een geheel “droge” afscheidingsmuur, dient daarbij voor rekening van Lady Bird c.s. te worden gelaten, nu de onzekerheid daarover een gevolg is van hun weigerachtige houding, en niet (gemotiveerd) is aangevoerd dat de door [F] voorgestane suggesties het vochtprobleem hoe dan ook niet kunnen oplossen of dat er andere argumenten zijn om die suggesties niet op te volgen.
5.18
Bij dit oordeel betrekt het hof verder dat van de zijde van [appellanten] c.s. ( [F] in zijn brief van 14 juni 2016) onbestreden is aangevoerd dat de problemen niet structureel van aard zijn: de duurzaamheid en levensduur van de materialen is niet in het geding, omdat de wanden zijn opgebouwd uit anorganische steenachtige materialen, die bestand zijn tegen langdurige vochtbelasting. Als die vochtbelasting eindigt, is naar zeggen van [F] ook de schimmelvorming te stoppen. Ook de vordering tot herstel van de schade aan de scheidingsmuur zal daarom worden afgewezen.
De vorderingen van [appellanten] c.s. zullen deels worden toegewezen.
5.19
Afwijzing van de vorderingen van Lady Bird c.s. brengt mee dat de vordering van [appellanten] c.s. wordt toegewezen voor zover die strekt tot terugbetaling van verbeurde dwangsommen ten belope van € 50.000,-, te vermeerderen met wettelijke rente. De proceskostenveroordeling in eerste aanleg blijft in stand. De vordering tot terugbetaling daarvan aan [appellanten] c.s. wordt afgewezen.
5.2
Daarnaast vorderen [appellanten] c.s. terugbetaling van de kosten van de door Lady Bird c.s. ingeschakelde deskundige (€ 1.190,- exclusief btw). De veroordeling tot betaling van dat bedrag blijft ook in stand, nu tussen partijen niet ter discussie staat dat - het hof begrijpt: op grond van het laten voortbestaan van een onrechtmatige toestand - [appellanten] c.s. in beginsel aansprakelijk zijn voor schade die bestaat uit vocht- en schimmeloverlast bij Lady Bird. Het enkele feit dat de vorderingen van Lady Bird c.s. stranden op de constatering dat die partijen niet hebben voldaan aan
hunverplichting maatregelen te nemen die deze schade (geheel) zouden kunnen voorkomen en wegnemen, maakt niet dat Lady Bird c.s. deze vordering niet toekomt.
5.21
Voorts vorderen [appellanten] c.s. vergoeding van de door henzelf gemaakte kosten voor het plaatsen van een RVS rand (€ 2.420,- exclusief btw) naar aanleiding van de eerste klachten Van Lady Bird. Ook vorderen zij vergoeding van de kosten voor het inspecteren van de vochtschade en van het openmaken, dichtmaken en afwerken van de wand naar aanleiding van een destructief onderzoek (€ 2.277,29 exclusief btw), alsmede kosten voor het installeren van een geforceerd mechanisch afzuigsysteem in de spouwmuur (€ 5.791,- exclusief btw).
5.22
Op de hiervoor onder 5.20 gegeven gronden ziet het hof niet in op grond waarvan Lady Bird c.s. gehouden zou zijn tot vergoeding van deze kosten.
5.23
Het bestreden vonnis zal overwegend worden vernietigd voor zover dat in conventie is gewezen. De vorderingen van Lady Bird c.s. zullen goeddeels worden afgewezen, met instandhouding van de proceskostenveroordeling in conventie in eerste aanleg, echter overeenkomstig tariefgroep I.
5.24
De afwijzing van de oorspronkelijk reconventionele vorderingen van [appellanten] c.s. blijft in stand, evenals de proceskostenveroordeling in reconventie.
5.25
In hoger beroep zal de vordering van [appellanten] c.s. zoals die is gewijzigd worden toegewezen als hierna te melden. Voor het overige wordt die vordering afgewezen.
5.26
De proceskosten in hoger beroep komen voor rekening van Lady Bird c.s. als de in die procedure overwegend in het ongelijk gestelde partij (tariefgroep I, 2 punten).

6.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
vernietigt het vonnis van rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad van 30 september 2015, behoudens voor zover het betreft de beslissing in reconventie;
bekrachtigt dit vonnis in zoverre en doet voor het overige opnieuw recht;
In conventie:
veroordeelt [appellanten] c.s. om binnen veertien dagen na betekening van het vonnis van 30 september 2015 aan Lady Bird B.V. c.s. te betalen € 1.190,-, te vermeerderen met de wettelijk rente vanaf 30 september 2015;
veroordeelt [appellanten] c.s. hoofdelijk in de proceskosten, aan de zijde van Lady Bird c.s., tot op heden begroot op € 1.453,52, te voldoen binnen 14 dagen na de datum van dit arrest, bij gebreke waarvan de wettelijke rente is verschuldigd vanaf de vijftiende dag na de datum van dit arrest;
veroordeelt [appellanten] c.s. onder de voorwaarde dat zij niet binnen 14 dagen na aanschrijving door Lady Bird c.s. volledig aan dit arrest voldoen, in de na dit arrest ontstane kosten, begroot op; - € 131,- aan salaris advocaat, vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van de vijftiende dag na aanschrijving, - te vermeerderen, indien betekening van het arrest heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,- aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van het arrest, vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van de vijftiende dag na betekening;
wijst de vorderingen van Lady Bird c.s. voor het overige af.
Veroordeelt Lady Bird c.s. hoofdelijk ter ongedaan making van hetgeen door [appellanten] c.s. is verricht ter uitvoering van het vernietigde vonnis € 50.000 aan [appellanten] c.s. te voldoen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 november 2016;
wijst het meer of anders gevorderde af;
veroordeelt Lady Bird c.s. in de kosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [appellanten] c.s. vastgesteld op € 805,42 voor verschotten en op € 1.896,- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mr. M.W. Zandbergen, mr. O.E. Mulder en mr. I.F. Clement, en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op
30 januari 2018.