ECLI:NL:GHARL:2018:9773

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
8 november 2018
Publicatiedatum
8 november 2018
Zaaknummer
WAHV 200.210.678
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • mr. Van Schuijlenburg
  • mr. Arends
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van de beslissing van de kantonrechter inzake administratieve sanctie en proceskostenvergoeding

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 8 november 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Den Haag, die op 12 januari 2017 een beroep tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond had verklaard. De zaak betreft een administratieve sanctie van € 90,- opgelegd aan de betrokkene voor het handelen in strijd met een geslotenverklaring. De advocaat [A] heeft hoger beroep ingesteld, waarbij hij verzocht om een proceskostenvergoeding. Het hof heeft vastgesteld dat het beroepschrift tegen de inleidende beschikking niet bij de stukken aanwezig is en dat het niet mogelijk is om dit te achterhalen bij de CVOM of de rechtbank. Hierdoor kon het hof niet beoordelen of er bezwaren zijn aangevoerd tegen de inleidende beschikking.

Het hof heeft geoordeeld dat de kantonrechter ten onrechte de beslissing van de officier van justitie niet-ontvankelijk heeft verklaard op grond van het ontbreken van een machtiging. Het hof heeft vastgesteld dat [A] niet in de gelegenheid is gesteld om het verzuim te herstellen, omdat er geen deugdelijke verzendadministratie aanwezig was. Het hof heeft de beslissing van de kantonrechter vernietigd en het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond verklaard. Tevens is de administratieve sanctie vernietigd en is bepaald dat het tot zekerheid gestelde bedrag moet worden gerestitueerd. De proceskosten zijn vastgesteld op € 751,50, die door de advocaat-generaal aan de betrokkene moeten worden vergoed.

Uitspraak

WAHV 200.210.678
8 november 2018
CJIB 190093032
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Den Haag
van 12 januari 2017
betreffende
mr. [A]
(hierna te noemen: [A] ),
kantoorhoudende te [B] ,
beweerdelijk optredende namens [betrokkene] B.V.
(hierna te noemen: betrokkene),
gevestigd te [C] .

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond verklaard.
Het procesverloop
[A] heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter. Hierbij is gevraagd om een proceskostenvergoeding.
De advocaat-generaal heeft de gelegenheid gekregen een verweerschrift in te dienen.
Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt.

Beoordeling

1. De kantonrechter heeft het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond verklaard, omdat de officier van justitie het administratief beroep terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard wegens het ontbreken van een machtiging.
2. [A] heeft tegen de beslissing van de officier van justitie aangevoerd dat hij niet in de gelegenheid is gesteld het verzuim van het ontbreken van een deugdelijke machtiging te herstellen. [A] voert in hoger beroep aan dat de kantonrechter heeft miskend dat de vraag of de ontvangst van de verzuimbrief geloofwaardig kan worden ontkend pas aan de orde komt indien de verzending van een brief aannemelijk is geworden. [A] stelt dat hiervan, gelet op vaste rechtspraak van het hof, geen sprake is.
3. Indien geen machtiging is verstrekt, kan een beroep op grond van artikel 6:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet-ontvankelijk worden verklaard, mits de indiener de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn.
4. Uit de beslissing van de officier van justitie van 3 maart 2016 blijkt dat [A] administratief beroep heeft ingesteld tegen de inleidende beschikking. Bij de stukken bevindt zich een brief van de officier van justitie d.d. 16 oktober 2015 waarin [A] in de gelegenheid is gesteld om het verzuim een deugdelijke machtiging te verstrekken, te herstellen. Nu een deugdelijke verzendadministratie ontbreekt en de brief evenmin aangetekend is verzonden, kan echter niet worden vastgesteld of deze brief daadwerkelijk is verzonden. Het moet er daarom voor worden gehouden dat [A] niet in de gelegenheid is gesteld om alsnog een machtiging over te leggen.
5. Gelet op het voorgaande heeft de officier van justitie ten onrechte toepassing gegeven aan het bepaalde in artikel 6:6 van de Awb door het beroep niet-ontvankelijk te verklaren. De kantonrechter heeft de beslissing van de officier van justitie daarom ten onrechte in stand gelaten.
6. Het hof zal de beslissing van de kantonrechter daarom vernietigen en, doende hetgeen de kantonrechter had behoren te doen, het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond verklaren en die beslissing vernietigen. De overige bezwaren tegen deze beslissingen behoeven derhalve geen bespreking meer.
7. Gelet op de machtiging die [A] in de procedure bij de kantonrechter in het geding heeft gebracht, merkt het hof [A] aan als zijnde gerechtigd om namens de betrokkene administratief beroep in te stellen tegen de inleidende beschikking.
8. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 90,- opgelegd ter zake van “als bestuurder handelen in strijd met een geslotenverklaring in beide richtingen (bord C1)”, welke gedraging zou zijn verricht op 28 mei 2015 om 11:13 uur op de Buitenwatersloot te Delft met het voertuig met het kenteken [00-YY-YY] .
9. Het hof stelt vast dat het beroepschrift tegen de inleidende beschikking zich niet bij de stukken bevindt. De brief valt evenmin te achterhalen bij de CVOM of de rechtbank. In verband hiermee kan het hof niet beoordelen of bezwaren zijn aangevoerd tegen de inleidende beschikking die meebrengen dat deze niet in stand kan blijven. Bij deze stand van zaken dient de inleidende beschikking te worden vernietigd. Het tot zekerheid gestelde bedrag moet worden gerestitueerd.
10. De proceskosten komen voor vergoeding in aanmerking. Aan het indienen van het administratief beroepschrift, het beroepschrift bij de kantonrechter en het hoger beroepschrift dienen in totaal drie procespunten te worden toegekend. De waarde per punt bedraagt € 501,- en gelet op de aard van de zaak wordt de wegingsfactor 0,5 (gewicht van de zaak = licht) toegepast. Aldus zal het hof de advocaat-generaal veroordelen in de kosten tot een bedrag van € 751,50.

Beslissing

Het gerechtshof:
vernietigt de beslissing van de kantonrechter;
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt de beslissing van de officier van justitie, alsmede de beschikking waarbij onder CJIB-nummer 190093032 de administratieve sanctie is opgelegd;
bepaalt dat hetgeen door de betrokkene op de voet van artikel 11 van de Wahv tot zekerheid is gesteld door de advocaat-generaal aan hem wordt gerestitueerd;
veroordeelt de advocaat-generaal tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, ter hoogte van € 751,50 over te maken op rekening [00000] t.n.v. [D] B.V. te [B] .
Dit arrest is gewezen door mr. Van Schuijlenburg, in tegenwoordigheid van mr. Arends als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.