Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeker in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 6 november 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de wijziging van de partneralimentatie. De man, verzoeker in hoger beroep, had verzocht om een herziening van de door hem te betalen alimentatie aan de vrouw, verweerster in hoger beroep, vanwege een wijziging van omstandigheden na zijn ontslag bij [C] op 15 maart 2016. Het hof heeft in zijn beoordeling gekeken naar de relevante wijziging van omstandigheden zoals bedoeld in artikel 1:401 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek. De man had eerder een alimentatieplicht van € 750,-- per maand, maar door zijn ontslag en het daarmee gepaard gaande inkomensverlies, was hij van mening dat deze verplichting niet langer haalbaar was.
Het hof heeft vastgesteld dat het ontslag van de man als gevolg van plichtsverzuim niet onevenredig was en dat hij niet in staat was om een vergelijkbaar inkomen te genereren. De man had een negatieve uitkomst uit zijn onderneming en ontving een Bbz-uitkering. Het hof heeft de draagkracht van de man berekend en geconcludeerd dat hij, rekening houdend met zijn huidige financiële situatie, in staat was om een lagere bijdrage te voldoen. De man werd in staat geacht om een bijdrage van € 233,-- bruto per maand te betalen, met ingang van 4 juli 2016, de datum waarop het inleidend verzoek was ingediend.
De beslissing van het hof vernietigde de eerdere beschikking van de rechtbank en bepaalde dat de man met ingang van de genoemde datum een lagere alimentatie moest betalen. De vrouw had geen recht op terugbetaling van eerder ontvangen alimentatie, aangezien de man sinds zijn ontslag geen betalingen meer had gedaan. De uitspraak benadrukt de noodzaak om de financiële situatie van de onderhoudsplichtige zorgvuldig te beoordelen in het licht van gewijzigde omstandigheden.