Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, is op 6 november 2018 een beschikking gegeven inzake de ondertoezichtstelling van een minderjarige. De moeder, verzoekster in hoger beroep, woont te [A] en wordt bijgestaan door haar advocaat mr. C.C.N. Cats. De Raad voor de Kinderbescherming, regio Noord Nederland, is verweerder in deze zaak. De vader en de gecertificeerde instelling Stichting Jeugdbescherming Noord | Drenthe zijn als overige belanghebbenden aangemerkt.
De zaak is voortgekomen uit een eerdere beschikking van de kinderrechter, die op 14 februari 2018 de ondertoezichtstelling van de minderjarige heeft uitgesproken. Het hof heeft in zijn tussenbeschikking van 10 juli 2018 al geoordeeld dat de ondertoezichtstelling op goede gronden was uitgesproken, maar heeft besloten de zaak nader te volgen vanwege zorgen over de opvoedsituatie. Tijdens de mondelinge behandeling op 25 oktober 2018 bleek dat er onvoldoende zicht was op de ontwikkeling van de minderjarige en dat de hulpverlening stagneerde door een gebrek aan contact tussen de GI en de moeder.
Het hof heeft vastgesteld dat de moeder de ontwikkelingsbedreigingen van de minderjarige onvoldoende onderkent en dat hulp in een vrijwillig kader niet haalbaar is. De GI moet daadkrachtiger optreden en er moet een actieve meewerkende houding van de moeder komen. Het hof heeft de bestreden beschikking bekrachtigd voor de periode van 14 november 2018 tot 14 februari 2019, en het meer of anders verzochte afgewezen. De zorgen over het schoolverzuim van de minderjarige blijven bestaan, en het hof benadrukt het belang van hulpverlening in het belang van de minderjarige.