In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Inspecteur van de Belastingdienst tegen een uitspraak van de rechtbank Gelderland. De belanghebbende, een BV, had op 27 februari 2014 aangifte gedaan voor de belasting van personenauto's en motorrijwielen (BPM) voor een personenauto van het merk Land Rover, type Discovery 3.0 SDV6 HSE. De auto was op 26 februari 2014 in Duitsland voor het eerst toegelaten tot de openbare weg en had op het moment van aangifte een kilometerstand van slechts negen. De Inspecteur verklaarde het bezwaar van de belanghebbende ongegrond, maar de rechtbank oordeelde op 24 oktober 2016 dat de uitspraak op bezwaar vernietigd moest worden en de verschuldigde BPM verlaagd moest worden tot € 22.930. De rechtbank kende ook een immateriële schadevergoeding toe van € 1.000 en veroordeelde de Inspecteur tot vergoeding van proceskosten.
De Inspecteur ging in hoger beroep, waarbij de kernvraag was of de auto als nieuw of gebruikt moest worden aangemerkt. Het hof oordeelde dat de belanghebbende niet in haar bewijslast was geslaagd om aan te tonen dat de auto na de vervaardiging meer dan nauwelijks in gebruik was geweest. Het hof concludeerde dat de auto als nieuw moest worden aangemerkt, ondanks de eerdere registratie in Duitsland. Het hof vernietigde de uitspraak van de rechtbank, behoudens de beslissingen omtrent de immateriële schadevergoeding, proceskostenvergoeding en griffierecht, en bevestigde de uitspraak op bezwaar. De Inspecteur werd veroordeeld tot vergoeding van wettelijke rente over de immateriële schadevergoeding vanaf de datum van de uitspraak van de rechtbank tot aan de dag van algehele voldoening.