In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 29 november 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). De betrokkene had hoger beroep ingesteld tegen een beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, die het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond had verklaard. De betrokkene was als kentekenhouder geconfronteerd met een sanctie van € 279,- voor het overschrijden van de maximumsnelheid op autosnelwegen met 30 km/h, begaan op 5 maart 2018 op de Rijksweg A29 in Moerdijk.
Tijdens de behandeling van de zaak op 15 november 2019 heeft de betrokkene ontkend de gedraging te hebben verricht. Het hof heeft vastgesteld dat er een relevant verschil bestaat tussen de gegevens in het zaakoverzicht en de aanvullende verklaring van de ambtenaren die de snelheidsmeting hebben uitgevoerd. De ambtenaren hadden verschillende tussenafstanden genoemd in hun verklaringen, wat de betrouwbaarheid van de meting in twijfel trok. Het hof concludeerde dat op basis van de beschikbare gegevens niet op een voldoende betrouwbare wijze kon worden vastgesteld dat de gedraging was verricht.
Daarom heeft het hof de sanctiebeschikking vernietigd en het beroep van de betrokkene gegrond verklaard. Tevens is de advocaat-generaal veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, ter hoogte van € 55,42. Dit arrest is gewezen door mr. M. van Schuijlenburg, in tegenwoordigheid van mr. M. van der Zee-Venema als griffier.