Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekers in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 28 november 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake een verzoek tot echtscheiding van een man en vrouw, die in hoger beroep zijn gegaan tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Noord-Nederland. Het hof heeft vastgesteld dat partijen niet in staat zijn geweest om voldoende bewijs te leveren van hun huwelijk, dat volgens hen in 1998 in Iran zou hebben plaatsgevonden. Ondanks herhaalde verzoeken om bewijs, waaronder huwelijks- en geboorteaktes, hebben partijen geen overtuigende documenten overgelegd. Het hof heeft de eerder ingediende huwelijksakte van een moskee in Nederland als onvoldoende beoordeeld, omdat deze niet kon aantonen waar en wanneer het huwelijk daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. Bovendien zijn er inconsistenties in de verklaringen van partijen over de huwelijksdatum en de geboortedatum van hun kinderen, wat het hof heeft doen besluiten dat de stellingen van partijen niet voldoende zijn onderbouwd.
Het hof heeft ook opgemerkt dat het huwelijk tussen partijen, zoals zij dat hebben beschreven, een sigheh-huwelijk betreft, dat in Nederland niet erkend wordt. Dit type huwelijk, dat voor een bepaalde tijd wordt gesloten, biedt geen rechten op erfenis of partneralimentatie en wordt in Nederland als strijdig met de openbare orde beschouwd. Hierdoor kan het hof het huwelijk niet ontbinden, zelfs als partijen in de basisregistratie als gehuwd staan geregistreerd. De verzoeken tot echtscheiding en de nevenverzoeken zijn dan ook afgewezen. De beschikking van de rechtbank is bekrachtigd, en het hof heeft het verzoek in hoger beroep afgewezen.