ECLI:NL:GHARL:2019:10312

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
3 december 2019
Publicatiedatum
3 december 2019
Zaaknummer
17/00417 en 17/00418
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake afdrachtvermindering onderwijs voor chauffeurs van een transportbedrijf

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 3 december 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de afdrachtvermindering onderwijs voor chauffeurs van een transportbedrijf, [X] B.V. De belanghebbende had in de jaren 2011 en 2012 afdrachtvermindering toegepast voor de opleiding Chauffeur Goederenvervoer, maar de Inspecteur van de Belastingdienst betwistte de rechtmatigheid hiervan. De rechtbank Noord-Nederland had eerder de boetebeschikkingen vernietigd, maar de overige beroepen ongegrond verklaard. Het Hof oordeelde dat de belanghebbende voldoende bewijs had geleverd dat haar chauffeurs de beroepspraktijkvorming van de beroepsbegeleidende leerweg werkelijk hadden gevolgd. De Inspecteur had niet aangetoond dat de chauffeurs, ondanks hun diploma, de opleiding niet hadden gevolgd. Het Hof heeft de naheffingsaanslagen verminderd tot € 44.189 voor 2011 en € 8.248 voor 2012, en de boetebeschikkingen vernietigd. De uitspraak benadrukt het belang van de bewijsvoering bij het aanvragen van afdrachtvermindering onderwijs en de voorwaarden die daarvoor gelden.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
nummers 17/00417 en 17/00418
uitspraakdatum:
3 december 2019
Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] B.V.,gevestigd te
[Z](hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 7 maart 2017, nummers LEE 15/951 en 15/952, ECLI:NL:RBNNE:2017:774, in het geding tussen belanghebbende en
de
inspecteurvan de
Belastingdienst/Kantoor Groningen(hierna: de Inspecteur)

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
Aan belanghebbende is over het tijdvak 1 januari 2011 tot en met 31 december 2011 een naheffingsaanslag in de loonheffingen opgelegd. Bij beschikkingen is heffingsrente berekend en is een boete opgelegd.
1.2.
Aan belanghebbende is over het tijdvak 1 januari 2012 tot en met 31 december 2012 een naheffingsaanslag in de loonheffingen opgelegd. Bij beschikkingen is belastingrente berekend en is een boete opgelegd.
1.3.
De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de bezwaren ongegrond verklaard.
1.4.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft de beroepen gegrond verklaard voor zover gericht tegen de boetebeschikkingen, de boetebeschikkingen vernietigd en de beroepen voor het overige ongegrond verklaard.
1.5.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft verweer gevoerd.
1.6.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 juli 2018. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt.
1.7.
Het Hof heeft het onderzoek op verzoek van belanghebbende heropend in afwachting van een arrest van de Hoge Raad. De Hoge Raad heeft in evenbedoelde zaak op 14 december 2018 arrest gewezen onder nummer 18/02746, ECLI:NL:HR:2018:2259.
1.8.
Partijen hebben op evenvermeld arrest gereageerd en inlichtingen verstrekt.

2.Vaststaande feiten

2.1.
Belanghebbende exploiteert een transport- en grondwerkbedrijf dat zich onder andere bezig houdt met containertransport, kippertransport voor de wegenbouw en de landbouw, diepladertransport en grondwerken.
2.2.
Door [A] B.V. ( [A] ), een organisator en coördinator van opleidingstrajecten voor bedrijven in het transport en de logistiek, is in samenwerking met onderwijsinstelling ROC [B] en Verkeersschool [C] , aan belanghebbende een MBO-beroepsopleiding Chauffeur Goederenvervoer beroepsbegeleidende leerweg (BBL) niveau 2 aangeboden, die voldoet aan de in het Centraal Register Beroepsonderwijs opgenomen eisen (Crebo 91830).
2.3.
In de onderwijs- en Examenregeling (OER) is onder andere opgenomen dat de geprogrammeerde studiebelasting 3.200 uur (2 jaar) bedraagt. In de studiewijzer Traject [B] / [A] betreffende de opleiding Chauffeur goederenvervoer (studiewijzer) is onder andere opgenomen: "
Omdat de deelnemers al in bezit zijn van het C rijbewijs, is de duur van de opleiding verkort tot 18 maanden in plaats van de reguliere 24 maanden in de BBL.". De totale studiebelasting komt volgens de studiewijzer in dat geval uit op 2.400 uur.
2.4.
In het kwalificatiedossier Chauffeur Goederenvervoer BBL, niveau 2, Crebo 91830, is de kerntaak van die opleiding (vervoert lading met de vrachtauto), onderverdeeld in de volgende werkprocessen:
* voert ritvoorbereiding uit;
* manoeuvreert de vrachtauto;
* neemt professioneel deel aan het verkeer;
* voert dagelijkse controle uit;
* voert kleine reparaties uit;
* koppelt samenstellen van voertuigen aan en af;
* plant en berekent rij - en rusttijden;
* beoordeelt de staat van en de hoeveelheid lading;
* laadt en lost de lading;
* verdeelt de lading en zet de lading vast;
* draagt zorg voor de documenten;
* handelt bij incidenten/ongevallen.
2.5.
De vervoersbranche kent een verplichting tot nascholing: 'Code 95'. Het is verplicht de nascholingscursus 'Code 95' iedere vijf jaar te volgen; deze bevat 35 uur nascholing om beroepsmatig als chauffeur te mogen blijven rijden. Voor het volgen van deze opleiding kan geen afdrachtvermindering onderwijs worden toegepast.
2.6.
Bij brief van 4 april 2011 heeft [A] een offerte aan belanghebbende uitgebracht, met als onderwerp: "
offerte kostenneutraal nascholingstraject (code 95) via [A]". In die brief is onder meer het volgende vermeld:
" Geachte heer [D] ,
Onlangs heb ik u gesproken over het kostenneutrale nascholingstraject voor het behalen van Code 95. Hierbij stuur ik u de informatie en offerte voor dit traject.
(…)
[A] heeft samen met ROC [B] Mbo-opleidingstrajecten voor de vervoersbranche ontwikkeld die kunnen worden gecombineerd met de verplichte nascholing voor chauffeurs (Code 95). Deze trajecten kunnen kostenneutraal worden uitgevoerd voor de Wet Vermindering Afdracht (WVA).
(…)
Het Mbo-opleidingstraject met nascholing (Code 95) bestaat uit 5 modules (35 uren nascholing) voor Code 95. Het opleidingstraject is verdeeld over 18 maanden. (..) Chauffeurs volgen gedurende het opleidingstraject (ongeveer):
6 zaterdagen Theoriemodules Code 95. Talen en rekenen.
4 dagen Praktijkmodule Code 95, Training on the Job, interview
32 uren eigen tijd Maken van werkopdrachten en zelfstudie(…)."
2.7.
Belanghebbende heeft alle 30 bij haar in dienst zijnde chauffeurs en haar directeur [E] in de gelegenheid gesteld de door [A] aangeboden opleiding te volgen. Van de chauffeurs die de opleiding zijn gaan volgen, zijn acht chauffeurs tussen 1981 en 1990 bij [E] in dienst gekomen, tien tussen 1991 en 2000, tien tussen 2001 en 2010 en twee in 2011. Laatstbedoelde chauffeurs zijn daarvoor ook al enkele jaren als chauffeur bij belanghebbende in dienst geweest. Alle chauffeurs waren al in het bezit van rijbewijs C.
2.8.
In de studiewijzer is vermeld dat het totaal aantal uren van de opleiding 2.400 bedraagt, onderverdeeld in 68 begeleide uren NP, 126 uren zelfstandig werken en 2.206 uren beroepspraktijkvorming (BPV). Voorts is daarin het volgende vermeld:
"In de BBL werk je als leerling-werknemer in de instelling, van waaruit je regelmatig naar school gaat. De studiebelasting is ca. 1600 uur per jaar, waarvan tenminste 960 uur werk én 300 uur onder begeleiding op school of de werkplek.
(..)
Tussentijds beoordelen docenten en begeleiders in de beroepspraktijk hoe ver je bent met de competentieontwikkeling.
(…)
Bij de start van de opleiding heb je een opleidingsprogramma afgesproken. In de ontwikkelingsportfolio houd je samen met je studieloopbaanbegeleider je competentieontwikkeling bij. Je voortgang wordt vastgesteld en vastgelegd. Daarbij maak je afspraken voor het bijsturen van je persoonlijke ontwikkelplan of leerroute."
2.9.
Vastlegging van de diverse te volgen onderdelen van de opleiding diende plaats te vinden in het portfolio dat onderdeel uitmaakt van het door [B] aan de chauffeurs verstrekte Handboek Chauffeur Goederenvervoer (het handboek). Het handboek omvat tevens onder meer het onderdeel BPV, met opdrachten voor de werknemers.
2.10.
Bij brief van 29 november 2011 is aan de chauffeurs van belanghebbende uitleg gegeven over het gecombineerde Code 95 nascholings- en Mbo-traject.
2.11.
In januari 2012 is aan de chauffeurs een presentatie en uitleg gegeven met betrekking tot het Mbo-traject. Daarbij was een medewerker van [A] en een medewerker van [B] aanwezig. Tevens zijn toen de handboeken aan de chauffeurs uitgereikt.
2.12.
In het handboek is vermeld dat het opleidingsprogramma bestaat uit:
- het behalen van het C-rijbewijs, omvattende 63 uur theorie, 28 uur praktijklessen en 18 uur vakbekwaamheid, inclusief examen, en dat vrijstelling plaatsvindt als men al over het C-rijbewijs beschikt;
- 1 dagdeel studieduur Nederlands, 1 dagdeel studieduur Duits, 1 dagdeel studieduur Engels en 1 dagdeel studieduur rekenen;
- de opdrachten uit het BPV-handboek, met individuele ondersteuning;
- training on the job, waarbij via praktijkobservaties de theorie aan de praktijk moet worden gekoppeld en aftekening op aftekenkaarten moet plaatsvinden;
- een afsluitend interview, waarbij controle wordt gedaan op de volledigheid van de bewijsstukken ter verkrijging van het diploma.
Tevens is vermeld dat de nascholingsmodules onder eindverantwoordelijkheid van [A] worden verzorgd door een rijschool.
2.13.
Door de betreffende chauffeurs is voor het volgen van de Mbo-opleiding een praktijkovereenkomst (POK) getekend. Daarin is onder meer vermeld dat het basisdocument met algemene voorwaarden onverbrekelijk deel uitmaakt van die overeenkomst, hoeveel uren de BPV in totaal omvat en wanneer de BPV is aangevangen en eindigt. Bij de chauffeurs is in de POK als aanvangsdatum 16 mei 2011 ingevuld en vermeld dat het totaal aantal uren dat de opleiding omvat 1.932 bedraagt.
2.14.
In de algemene voorwaarden is onder meer vermeld dat het doel van de POK het vastleggen van afspraken over de BPV is, zodat uitbreiding van kennis en ervaring gerealiseerd kan worden die noodzakelijk is voor het voltooien van een beroepsopleiding in het kader van de Wet educatie en beroepsonderwijs (WEB), dat de BPV wordt uitgevoerd conform de WEB en dat de duur en omvang van de beroepsopleiding conform de OER plaatsvindt. In artikel 4 van de algemene voorwaarden is het volgende vermeld:
"Uitgangspunt van de beroepspraktijkvorming zijn de voor de opleiding geldende onderwijs- en vormingsdoelen zoals opgenomen in de onderwijs- en examenregeling (OER) van de opleiding. Aan de beroepspraktijkvorming ligt een inhoudelijk plan voor de beroepspraktijkvorming ten grondslag dat in de OER is opgenomen, of waarnaar in de OER wordt verwezen. De OER is voor elke deelnemer op een toegankelijke plaats in te zien. De OER van de opleiding is op deze overeenkomst van toepassing en vormt daarmee een geheel. (…)".
2.15.
Er zijn door of namens de betreffende chauffeurs - behoudens voor het onderdeel nascholingscursus code 95 - geen studie-uren en/of praktijkuren bijgehouden. Voor de nascholingscursus Code 95 (omvattende bij de chauffeurs van belanghebbende vijf van de navolgende modules: vorkheftruck, lading zekeren, digitale tachograaf, basiscursus autolaadkraan, techniek/diagnose stellen bij pech, rijoptimalisatie/schadepreventie en BHV beroepschauffeur) is een overzicht van uren bijgehouden, sluitend op 35 bestede uren voor iedere chauffeur.
2.16.
De opleiding en de BPV worden afgesloten door een proeve van bekwaamheid en het criteriumgerichte interview. Deze worden afgenomen door een instructeur van Verkeersschool [C] en/of ROC [B] .
2.17.
Zesentwintig chauffeurs van belanghebbende hebben het diploma Mbo-chauffeur goederenvervoer ontvangen.
2.18.
Belanghebbende heeft voor het jaar 2011 en 2012 een beroep gedaan op de afdrachtvermindering onderwijs op grond van de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen (WVA). In de vierwekenperioden 12 en 13 van het jaar 2011 heeft belanghebbende verminderingen tot een totaalbedrag van € 49.460 toegepast. Dit bedrag ziet op de periode 16 mei 2011 tot en met 31 december 2011 (vierwekenperiode 6 tot en met 13). Over de vierwekenperioden 1 tot en met 13 van het jaar 2012 heeft belanghebbende - per vierwekenperiode - verminderingen toegepast, per saldo tot een bedrag van € 64.691.
2.19.
De Inspecteur heeft op 30 oktober 2013 een onderzoek aangekondigd naar de juistheid van de grondslag van de in de jaren 2011 en 2012 door belanghebbende gehanteerde afdrachtvermindering onderwijs. Dit onderzoek is op verzoek van belanghebbende eerst op 3 februari 2014 aangevangen. Op 3 juli 2014 is rapport uitgebracht.
2.20.
In het rapport wordt onder meer geconcludeerd dat geen BBL-opleiding is gevolgd. Het hoofddoel was het behalen van Code 95, met als nevendoel het benutten van de mogelijkheid om dit traject kostenneutraal te laten verlopen. Daarnaast wordt geconcludeerd dat geen recht bestaat op de afdrachtvermindering voor het gehele controletijdvak, daar niet bewezen is dat bij aanvang van het controletijdvak een door alle partijen ondertekende, rechtsgeldige, POK aanwezig was. Voorts zou sprake zijn van een niet-gekwalificeerde praktijkopleider. De slotconclusie luidt dat de afdrachtvermindering onderwijs ten onrechte is toegepast.

3.Geschil

3.1.
In geschil is of de naheffingsaanslagen tot de juiste hoogte zijn opgelegd. In het bijzonder is in geschil of en in hoeverre belanghebbende in de tijdvakken waarover is nageheven recht had op de afdrachtvermindering onderwijs.
3.2.
Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat ten aanzien van alle zesentwintig chauffeurs die het diploma Mbo-chauffeur goederenvervoer hebben ontvangen de afdrachtvermindering onderwijs terecht is toegepast. In een brief van 27 juni 2019 heeft belanghebbende nader geconcludeerd tot vermindering van de naheffingsaanslagen tot € 44.189 (tijdvak 1 januari 2011 tot en met 31 december 2011) en € 8.248 (tijdvak 1 januari 2012 tot en met 31 december 2012). Voor het geval de Inspecteur slaagt in het tegenbewijs inzake belanghebbendes stelling dat de chauffeurs de BPV van de BBL werkelijk hebben gevolgd, stelt zij subsidiair dat de Inspecteur bij de weigering van de toepassing van de afdrachtvermindering onderwijs het gelijkheidsbeginsel heeft geschonden.
3.3.
De Inspecteur heeft gemotiveerd verweer gevoerd.

4.Beoordeling van het geschil

4.1.
Ingevolge artikel 14, eerste lid, onderdeel a, van de WVA (tekst 2011 en 2012) is de afdrachtvermindering onderwijs van toepassing met betrekking tot:
„de werknemer die de beroepspraktijkvorming volgt van de beroepsbegeleidende leerweg van een in artikel 7.2.2, eerste lid, onderdelen a tot en met e, van de Wet educatie en beroepsonderwijs bedoelde beroepsopleiding, op de grondslag van een in artikel 7.2.8 van die wet bedoelde overeenkomst, gesloten door de in artikel 7.2.9 van die wet genoemde partijen en mede ondertekend door het bestuur van het desbetreffende kenniscentrum beroepsonderwijs bedrijfsleven.”
4.2.
Voor de toepassing van artikel 14 van de WVA volstaat de vermelding als zodanig in het Centraal register beroepsonderwijs om te kunnen aannemen dat beroepspraktijkvorming deel uitmaakt van de beroepsbegeleidende leerweg van een in artikel 7.2.2, eerste lid, onderdelen a tot en met e, van de WEB bedoelde beroepsopleiding. Het ligt dan ook niet op de weg van de inspecteur of van de rechter in belastingzaken om in het kader van de toepassing van de WVA te beoordelen of een in dat register opgenomen opleiding voldoet aan de eisen van de WEB.
4.3.
In het kader van de toepassing van de WVA kan wel worden beoordeeld of een werknemer de beroepspraktijkvorming van de beroepsbegeleidende leerweg van een beroepsopleiding werkelijk heeft gevolgd. De bewijslast daarvoor rust op de inhoudingsplichtige. Indien een certificaat of diploma als bedoeld in de artikelen 7.2.3 en 7.4.6 van de WEB is uitgereikt, volstaat dat voor het bewijs dat een werknemer (het desbetreffende deel van) de opleiding heeft gevolgd, tenzij de inspecteur het tegendeel bewijst.
4.4.
Belanghebbende heeft een brief van [B] van 30 januari 2018 in het geding gebracht, waarin wordt verklaard dat de in het bij die brief gevoegde overzicht vermelde zesentwintig werknemers van belanghebbende de opleiding Chauffeur Goederenvervoer (leerweg BBL - crebo 91830) met goed gevolg hebben gevolgd en deze allen hebben afgesloten met een diploma. Hiermee heeft belanghebbende in beginsel het van haar verlangde bewijs geleverd dat die werknemers de beroepspraktijkvorming van de beroepsbegeleidende leerweg van een beroepsopleiding werkelijk hebben gevolgd.
4.5.
De Inspecteur heeft daartegen ingebracht dat voor situaties als deze, waarin reeds ervaren werknemers een opleiding voor startende beroepsbeoefenaren gaan volgen en waar derhalve geen praktijkcomponent meer nodig is nu men alle competenties al beheerst, geen recht op afdrachtvermindering onderwijs bestaat, ook niet met een diploma. Het reguliere werk is alleen de praktijk van het beroep en geen onderdeel meer van het praktijkonderricht, aldus de Inspecteur.
4.6.
Hiermee heeft de Inspecteur een theoretische beschouwing gegeven, gebaseerd op de veronderstelde reeds aanwezige kennis en ervaring van de bij belanghebbende in dienst zijnde chauffeurs, doch geen feiten en omstandigheden aangevoerd die, indien juist, zouden kunnen leiden tot het oordeel dat de werknemers aan wie een diploma is uitgereikt niettemin de beroepspraktijkvorming van de beroepsbegeleidende leerweg van een beroepsopleiding niet werkelijk hebben gevolgd. De enkele omstandigheid dat de chauffeurs reeds beroepsmatige kennis en ervaring hebben, is onvoldoende om te kunnen zeggen dat zij, anders dan [B] in de brief van 30 januari 2018 heeft verklaard, de hun aangeboden opleiding niet hebben gevolgd. De Inspecteur is derhalve niet geslaagd in het leveren van het verlangde tegenbewijs.
4.7.
In zijn arrest van 14 december 2018, nummer 18/02746, ECLI:NL:HR:2018:2259, heeft de Hoge Raad geoordeeld dat aan de voorwaarden van artikel 14, eerste lid, aanhef en onderdeel a en artikel 3, eerste lid, in verbinding met het derde lid, van de WVA moet zijn voldaan op het moment waarop de in een tijdvak ingehouden belasting op aangifte wordt afgedragen. Voor vermindering van de afdracht is dus een op schrift gestelde overeenkomst vereist, mede ondertekend door of namens het bestuur van het desbetreffende kenniscentrum beroepsopleiding bedrijfsleven, als bedoeld in artikel 14, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de WVA.
4.8.
Naar aanleiding van evenvermeld oordeel heeft belanghebbende haar standpunt laten varen dat het voor de toepassing van de afdrachtvermindering voldoende is dat haar werknemers in mei 2011 de leerovereenkomst hebben ondertekend. Zij heeft in verband daarmee nader geconcludeerd tot vermindering van de naheffingsaanslag over 2011 tot € 44.189 en van de naheffingsaanslag over 2012 tot € 8.248. De Inspecteur heeft zich bij de cijfermatige uitwerking van belanghebbende aangesloten voor het geval het Hof oordeelt dat voldoende bewijs is geleverd voor het volgen van de beroepsopleiding door belanghebbendes werknemers.
4.9.
Gelet op het voorgaande treedt de voorwaarde waaronder belanghebbende zich op het gelijkheidsbeginsel heeft beroepen niet in en behoeft dat beroep - dat gebaseerd is op de stelling dat ten aanzien van twee met name genoemde concurrenten, die zich feitelijk en rechtens in dezelfde positie bevinden als belanghebbende, de wet, anders dan in haar geval, juist is toegepast - geen behandeling.
4.10.
Het vorenoverwogene brengt mee dat de naheffingsaanslagen dienen te worden verminderd tot de zojuist vermelde bedragen.
SlotsomOp grond van het vorenstaande is het hoger beroep gegrond.

5.Griffierecht en proceskosten

5.1.
Nu het Hof het hoger beroep gegrond verklaart, dient de Inspecteur aan belanghebbende het betaalde griffierecht te vergoeden.
5.2.
Het Hof stelt de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het hoger beroep heeft moeten maken overeenkomstig het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 1.280 voor de kosten in hoger beroep (2,5 punten (hogerberoepschrift, bijwonen zitting, schriftelijke inlichtingen)  wegingsfactor 1  € 512 (bedrag 2019)).

6.Beslissing

Het Hof:
– vernietigt de uitspraak van de Rechtbank, behoudens de beslissingen omtrent de proceskosten en het griffierecht,
– vernietigt de uitspraken van de Inspecteur,
– vermindert de naheffingsaanslag over het tijdvak 1 januari 2011 tot en met 31 december 2011 tot € 44.189,
– vermindert de naheffingsaanslag over het tijdvak 1 januari 2012 tot en met 31 december 2012 tot € 8.248,
– vernietigt de boetebeschikkingen,
– veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 1.280,
– gelast dat de Inspecteur aan belanghebbende het in verband met het hoger beroep bij het Hof betaalde griffierecht ten bedrage van € 501 vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.W. baron van Knobelsdorff, voorzitter, mr. G.B.A. Brummer en mr. E. Polak, in tegenwoordigheid van mr. K. de Jong-Braaksma als griffier.
De beslissing is op
3 december 2019in het openbaar uitgesproken.
De griffier, De voorzitter,
(K. de Jong-Braaksma) (J.W. van Knobelsdorff)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 4 december 2019
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer),
Postbus 20303,
2500 EH DEN HAAG.
Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.