Uitspraak
hierna: [appellante] ,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
De mondelinge behandeling heeft vervolgens plaatsgevonden op 28 november 2019. Hierbij is [appellante] samen met haar echtgenoot [echtgenoot] verschenen, bijgestaan door mr. Şeker. Verder is de bewindvoerder verschenen. De beschermingsbewindvoerder is niet verschenen.
3.De motivering van de beslissing in hoger beroep
Ondanks de uitdrukkelijke waarschuwing van het hof heeft [appellante] weer niet - of niet volledig - aan de (aanvullende) sollicitatieplicht voldaan. Zeker met de hulp die zij ten tijde van het arrest bij het solliciteren had gekregen, mocht van [appellante] worden verwacht dat zij zich tot het uiterste zou inspannen om haar (aanvullende) sollicitatieplicht wel naar behoren na te komen. Gelet op de bevindingen van de bewindvoerder heeft [appellante] niet naar behoren gesolliciteerd of in ieder geval heeft zij dat niet in voldoende mate aangetoond.
In het licht van het arrest van het hof en de door haar gegeven verlengingen van de schuldsaneringsregeling, is dit zodanig verwijtbaar aan [appellante] , dat die regeling tussentijds zal worden beëindigd, aldus de rechtbank.
Hoewel [appellante] en de bewindvoerder ook in hoger beroep van mening verschillen over de daadwerkelijke hoeveelheid verrichte sollicitaties en over de vraag of deze voldoende verifieerbaar zijn, heeft [appellante] in elk geval niet aannemelijk gemaakt dat zij na het op 25 april 2019 gewezen arrest heeft voldaan aan de eis van (minimaal) vier schriftelijke sollicitaties per maand. Daarmee staat vast dat [appellante] , de door de rechtbank en het hof gegeven waarschuwingen ten spijt, wederom haar (aanvullende) sollicitatieplicht heeft verzaakt.
Dat [appellante] volgens haar verklaring ter zitting in hoger beroep vanaf 18 september 2019 door een urenuitbreiding bij één van haar werkgevers wel aan een fulltime werkweek komt (zodat de sollicitatieplicht niet meer voor haar geldt), is positief, maar doet niet af aan de ernst van haar (sollicitatie)verzuim. Reeds op grond hiervan kan de schuldsaneringsregeling van [appellante] niet voortduren.
Daar komt bij dat [appellante] ook niet de bewindvoerder correct en tijdig heeft geïnformeerd over alles wat voor haar schuldsaneringsregeling van belang is of zou kunnen zijn. Naast het niet of in ieder geval onvoldoende aanleveren van de bewijzen van de wel door haar verrichte sollicitaties, is [appellante] met name aan te rekenen dat zij de bewindvoerder niet op de hoogte heeft gesteld van de extra uren die zij in september 2019 is gaan werken. Evenmin heeft zij de bewindvoerder de daarbij behorende gewijzigde loonstroken gestuurd. Het niet nakomen van de informatieplicht, eveneens een kernverplichting in het wettelijk schuldsaneringstraject, is een reden temeer om de schuldsaneringsregeling van [appellante] tussentijds te beëindigen.