Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.[appellant1] ,wonende te [A] , Frankrijk,
appellanten,
in eerste aanleg: eisers in conventie en verweerders in reconventie,
hierna gezamenlijk te noemen:
[appellanten] c.s.,
en afzonderlijk: [appellant1] , [appellant2] , [appellant3] en [appellant4] ,
advocaat: mr. M.A.M. van Dooren, kantoorhoudend te Breda,
wonende te [E] , Spanje,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde in conventie en eiser in reconventie,
hierna:
[geïntimeerde],
advocaat: mr. S. van der Roest, kantoorhoudend te Hilversum.
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
Tijdens de comparitie is het aanstaande defungeren van mr. Breemhaar en diens noodzakelijke vervanging nog voor deze uitspraak met partijen besproken. Partijen zijn daarbij gewezen op het recht om te verzoeken om een nadere mondelinge behandeling. Partijen hebben toen meegedeeld daar geen behoefte aan te hebben. Het hof stelt verder vast dat partijen niet alsnog hebben verzocht om een nieuwe mondelinge behandeling.
2.De vaststaande feiten
Het in het testament opgenomen legaat met betrekking tot het vruchtgebruik van eenvijfde van de nalatenschap heeft [I] verworpen. Van het legaat tot afgifte van goederen tegen inbreng van de waarde heeft zij geen gebruik gemaakt. Ook heeft zij zich niet uitgelaten over wat in het codicil nog was bepaald.
Bij beschikking van 22 januari 2007 heeft de Belastingdienst een eerder opgelegde aanslag voor de successierechten verlaagd. Op grond daarvan is in totaal € 12.486,- aan de erfgenamen gerestitueerd. De erfgenamen hebben door hen ontvangen restituties aan [I] terugbetaald.
Het onderzoek van de Belastingdienst heeft (nog) geen resultaten opgeleverd.
3.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
a) het afleggen van rekening en verantwoording middels een deugdelijke
4.De motivering van de beslissing in hoger beroep
[geïntimeerde] overeenkomstig artikel 3:173 BW jegens [appellanten] c.s. verplicht was tot het afleggen van rekening en verantwoording. Althans vloeide een dergelijke verplichting voort uit wat onder bepaalde omstandigheden volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betamelijk is.
Daaraan draagt nog bij dat de contacten van [geïntimeerde] met de belastingdienst gevolgen kunnen hebben voor [appellanten] c.s., zodat [geïntimeerde] zich daarover jegens hen dient te verantwoorden. Ook draagt daaraan nog bij dat partijen in een familierelatie tot elkaar staan en dat het naar maatschappelijke normen betamelijk is om familieleden juist te informeren.
(HR 9 mei 2014, ECLI:NL:HR:2014:1089).
Gelet op de door [appellanten] c.s. gevorderde vorm waarin die rekening en verantwoording gestalte zou moeten krijgen, zou daarvoor in het bijzonder grond kunnen bestaan indien kan worden aangenomen dat [geïntimeerde] feitelijk beschikte over alle informatie die nodig is voor het kunnen opmaken van een boedelbeschrijving en dat hij als gevolmachtigde van de executeur verder zodanig nauw en bepalend betrokken is geweest bij het beheer van de nalatenschap, dat hij geacht kan worden in feite het beheer van een executeur te hebben verricht. In de zich hier voordoende situatie dat de executeur zelf geen rekening en verantwoording meer kan afleggen, en gelet op het deelgenootschap waarin partijen zich bevinden, zou dan mogelijk aanleiding kunnen bestaan om een uit ongeschreven recht voortvloeiende rekening- en verantwoordingsplicht van [geïntimeerde] jegens [appellanten] c.s. aan te nemen.
Ook uit de omstandigheid dat de Belastingdienst [geïntimeerde] , als mede-ondertekenaar van de successieaangifte, beschouwt als degene die haar de gewenste informatie kan verschaffen, volgt nog niet dat [geïntimeerde] in een positie verkeerde die hem jegens [appellanten] c.s. rekening- en verantwoordingsplichtig maakt.
Hoewel de uitvoering van die boedelbeschrijving is gestagneerd, komt het het hof voor dat die reeds ingeslagen weg vervolgd dient te worden, nu niet is gebleken dat (en waarom) die weg inmiddels (definitief) afgesloten zou zijn. Onderling wantrouwen lijkt een definitieve afwikkeling van de nalatenschap vooralsnog te blokkeren, maar partijen zullen daarin toch zelf een weg moeten zien te vinden
.